West-Vlaamse kleppers brengen ‘Het Beste van ‘t Westen’ op Festival Dranouter: “Heel de wereld is daar je maat”

Flip Kowlier, Wannes Cappelle, Brihang en Wim Willaert vormen ‘Het Beste van ‘t Westen’. Je kan ze samen met Wim Opbrouck zaterdag op het podium van Dranouter zien. © Jules Stallaerts
Bert Vanden Berghe

We kunnen het nog niet geloven tot we ze ook écht op dat podium zien staan. Wannes Cappelle, Flip Kowlier, Brihang, Wim Willaert en Wim Opbrouck zijn zaterdag als ‘Het Beste van ‘t Westen’ de absolute must-see op Festival Dranouter. En of ze er naar uitkijken. “Heel de wereld is daar uw maat.”

Wim Opbrouck was nog niet eens geboren en Wim Willaert zat op dat moment in de pampers toen Willem Vermandere zijn debuut maakte met Liedjes van de Westhoek. Van Festival Dranouter was er zelfs nog geen sprake. De afgelopen 50 jaar heeft kleinkunst een hele weg afgelegd, en waar ons dialect eerder in een stoffig verdomhoekje werd geduwd, is het ondertussen mainstream én populair geworden. Met dank aan enkele bekende televisiereeksen uiteraard, maar zeker ook aan muzikanten als Wannes Cappelle, Flip Kowlier en Boudy Brihang Verleye. Zij staan straks samen op de planken met Wim Willaert en Wim Opbrouck van De Dolfijntjes. Die laatste is er niet bij tijdens het gesprek, maar zaterdag wél op het podium van Dranouter. Liedjes van de Westhoek 2.0 dus.

Wiens idee was dat overigens?

Boudy: “Van Dranouter zelf. Zij kwamen ook af met de naam.”

Wannes: “We zagen dat zitten, maar maakten tegelijkertijd ook de bedenking dat we wel iets déftigs wilden brengen. Niet zomaar alles op een hoop. De lat moest hoog liggen.”

Vorig jaar stonden jullie twee en Flip ook al onverwacht op het podium van Dranouter.

Wannes: “Wij waren voor de eerste keer headliner, omdat door covid hier geen internationale artiesten raakten. Brihang was er die dag en Flip stond er de dag ervoor. Dat was eigenlijk niet echt gepland.”

Boudy: (knikt) “Gewoon vlug wat gerepeteerd in de backstage.”

Wannes: “We hadden één kans en het was best wel spannend. Je voelde zowel op het podium als in het publiek dat dit wel iets gaf. Daar was het zaadje geplant. Ik denk dat de organisatie dat goed opgemerkt heeft toen.”

Jullie hebben er al allemaal gestaan én de tent platgespeeld. Wat betekent het festival voor jullie?

Boudy: “Thuiskomen. Als je naar Heuvelland rijdt, is het alsof je op vakantie bent. Je komt toe en je bent meteen op je gemak.”

Wim: “Een van de meest relaxte festivals die er bestaan. Echt waar.”

Wannes: “Ik ben zelf tien jaar aan een stuk geweest als festivalganger. Gewoon met een paar maten, zonder dat we ook maar wisten wie er op de affiche stond. Gewoon voor de ambiance. Er hangt daar ook nooit een greintje agressie in de lucht. Ik weet niet wat je moet uitgestoken hebben om op Dranouter spel te hebben. Heel de wereld is uw maat in Dranouter.”

Flip: “Er zijn veel festivals waar ik al veel en graag heb gespeeld, maar het is wat zij zeggen: je komt daar toe in een geweldige sfeer. Het publiek draagt ons daar ook echt. Ze zien oes gèrn. En als het publiek zo veel geeft, kan je niet anders dan zoveel terug te geven.”

Wim: “Ik heb er echt al met tranen in de ogen gestaan, terwijl ik dacht: muziek kan toch zo schoon zijn. En jullie zijn dan nog beroeps. Wim (Opbrouck, red.) en ik zijn amateurs. Wij hebben 25 jaar geleden beslist om ons eerder te richten op het acteren dan op de muziek. Voor ons is dit een hobby. Maar wel een hele schone hobby.”

Wat kunnen we verwachten straks?

Flip: “Er zijn een aantal zaken waar je meteen aan denkt, maar we kunnen er nog niet veel over zeggen.”

Boudy: “Het moet nog een verrassing blijven.”

Ik wil in elk geval geld geven om een rapbattle tussen jullie twee te zien.

Flip: (droog) “Hoeveel juist en heb je dat nu cash mee?” (tegen Boudy) Ik ben beter dan gie. En nu is het aan u.”

Boudy: “Ik heb ne groteren dan gie.”

Flip: (grijnst) “Dat zou kunnen.”

Jij past wel overal wat in, Boudy. Je stond ook eerder al op het podium met Het Zesde Metaal.

Wim: “Dat is omdat hij rap is, hé. Het is niet voor niets een rapper.”

Boudy: “Dat komt ook omdat zij allemaal instrumenten kunnen spelen en ik niet.”

Flip: (gespeeld verontwaardigd) “Wat?!”

Boudy: “Triangel kan ik wel proberen.”

Wim: “Onderschat dat niet. Ik heb dat ooit gedaan in een band en serieus gezweet. Iedereen luisterde naar mijn ritme.”

Wannes: “Kortom, iedereen hing aan uwe triangel.” (lacht)

Jullie spelen allemaal in het West-Vlaams en toch zijn jullie geen concurrenten van elkaar. Opvallend wel, zeker omdat je pakweg naar Amerikaanse normen hier met een heel klein publiek zit.

Wannes: “Toen ik begon in het West-Vlaams, heb ik vaak gedacht: ik moet wegblijven van wat Flip of Willem doen. Ik moet mijn eigen ding vinden. Maar als je jezelf bent en eerlijk bent in wat je wil vertellen, volgt die stem vanzelf wel. Er is nog zoveel plek voor mensen die in het West-Vlaams zingen. Evenveel als er West-Vlamingen zijn.”

Boudy: “Die taal is ook steeds minder een issue dan dat het vroeger misschien was. Vroeger vroegen ze waarom iemand in het West-Vlaams rapt. Nu niet meer.”

Flip: “Het valt niet te ontkennen dat het meer mainstream is geworden. Maar of je daar iets meer mee bereikt…”

Wannes: “Wat ik opvallend vind bij mezelf: toen ik studeerde in Antwerpen, verdook ik dat West-Vlaams. En toen ik een mop vertelde, sloop daar een Antwerps accent in. Vandaag is dat een West-Vlaams accent. En net zoals wij door de jaren heen Antwerps verstonden, zijn ze in de rest van het land ook steeds meer vertrouwd geraakt met ons accent. Het West-Vlaams is verlost van dat carnavalesk imago. Als je als serieuze singer-songwriter er niét de nadruk op legt dat je in het West-Vlaams zingt, dan wordt dat heel gewoon. Waarom moet ik in het Engels zingen: I went to Texas, als ik er nooit ben geweest. Dan zing ik liever dat ik in Roeselare rondliep.”

Als afsluiter: welk West-Vlaams nummer heeft jullie hart gestolen?

Wannes: “Bij mij is dat Als ik zing van Willem Vermandere. (zingt de eerste strofe) Dat nummer zit in heel mijn lijf. Dat is van een ongelooflijke poëtische schoonheid… Ik word dat nummer echt nooit van mijn leven beu.”

Wim: “Ik heb recent het nummer Maandag van Johny Turbo ontdekt. (lacht luidop) Zo simpel, maar zo goed. Slekke is ook zo. Grappig: Opbrouck heeft dat al zoveel gezongen en wist tot voor kort niet eens dat het ging over een vent die geen stijven krijgt.”

Wannes: “Ik wist dat ook niet.”

Wim: “Mo how!”

Wannes: “Jij herkende dat dus meteen?” (lacht)

(algemeen gelach)

Boudy: “Van mij is dat Lat mie zin en grust van ‘t Hof van Commerce, met Peter Lesage. Dat was een nummer dat mijn pa altijd opzette. En ik vond dat geen goed nummer, tot ik er eens echt naar luisterde. Ik heb pas later ontdekt hoe goed dat is.”

Flip: “Merci! Voor mij zijn er twee. Lattet An U Erte Kom’n van Gèsman. En het is een cliché, maar Ploegsteert. Dat is een nummer dat ik opzet en elke keer weer écht naar luister. Echt goed.”

Wim: “Wij hebben er voor een theatervoorstelling over coureurs een mariachi-versie van gemaakt. Dat is iets wat je totaal niet linkt met de sfeer van dat nummer. Dat kwam binnen bij de mensen. Instant kippenvel.”

Een mariachi-band op het podium straks. We zien het graag gebeuren…

Wim: “Wie weet!” (grijnst)