Het Filmfestival van Oostende opent op vrijdag 27 januari met ‘The Chapel’, de nieuwste van regisseur Dominique Deruddere die zijn indrukwekkend palmares ook vereeuwigd ziet met een ster op de dijk, een heuse retrospectieve én een boek. Een gesprek over op je bakkes gaan, samenwerken met zijn gezin en zijn verhuis naar Oostende binnenkort. “Als ik die twijfel zou verliezen, dan is het gedaan met mij.”
“Hier op deze bank zat Brad Dourif voor de opnames van Istanbul”, grijnst Dominique Deruddere op een regenachtige middag in Hotel du Parc in hartje Oostende. Hoewel Dourif bekend raakte met de film One Flew over the Cuckoo’s Nest en de stem van horrorfiguurtje Chucky insprak, is hij klein bier in vergelijking met andere Hollywoodsterren met wie Deruddere in zijn carrière al aan tafel zat. Dat blijkt in elk geval uit zijn nieuw boek Met de helm geboren, dat bulkt van de geweldige verhalen en anekdotes.
Al is het voor Dominique naar eigen zeggen nog altijd belachelijk spannend om zijn nieuwste film los te laten op de wereld. En dan nog in Oostende, op een steenworp van zijn nieuw appartement en de cafés waar hij menig pinten dronk met zijn boezemvriend, wijlen Arno Hintjes. De twee gekscheerden toen al over een filmfestival, nog voor er zelfs nog maar sprake van was. Vandaag krijgt Dominique op dat festival een heuse retrospectieve en mag zijn film The Chapel het festival plechtig openen. In die prent draait alles rond een getalenteerde pianiste met een getroebleerd verleden die samen met andere muzikale virtuozen in afzondering gaat in een villa, vlak voor hun deelname aan de Koningin Elisabethwedstrijd.
In je boek staat dat je al een tijdje bezig was met ‘The Chapel’.
“De eerste versie van het scenario dateert van 2016 en werd goed ontvangen door mijn agent. We dachten eraan om het Engelstalig te maken en vonden al snel een producer. Door omstandigheden is dat uiteindelijk niet gelukt, maar ik ben er wel blij om. Ik heb nu het gevoel dat de film echt is thuisgekomen. Met Taeke Nicolaï hebben we een geweldige actrice beet. Omdat ik zolang weg was (Deruddere verhuisde vijftien jaar geleden naar Los Angeles, red.) heb ik een open casting gedaan, waar ze indruk maakte. Al heb ik pas op de set gemerkt hoeveel er nog in zat.”
De vraag die de meesten zich stellen: hoe komt een regisseur bij zo’n niet-alledaags onderwerp uit?
“Ik herinner mij nog die zwart-witbeelden als tienjarige, in een reportage over de muzikanten die afgezonderd werden in een oud gebouwtje. Toen dacht ik: Hoe geweldig! Een week zonder je ouders! Dat is mij altijd bijgebleven. En ergens in de jaren 90 werkte ik aan een scenario toen we ’s avonds naar de Koningin Elisabethwedstrijd keken en mijn coscenarist opmerkte waarom er nog geen enkele filmmaker iets gedaan heeft met deze arena. Alleen kwam ik maar niet op een idee. Want als je een groep afzondert, is het meest logische dat iemand vermoord wordt en dat we uitzoeken wie het gedaan heeft. Maar toen mijn jongste zoon door zijn pols moest stoppen met piano spelen, speelde ambitie, talent en zijn zoektocht naar de perfectie door mijn hoofd. (denkt na) Ik denk dat een mens altijd min of meer dezelfde film maakt. Iedereen Beroemd! ging over iemand die geen talent had, maar er toch wilde komen. Hier gaat het over iemand die wél talent heeft, maar wil die er wel komen?”
Was het een lastig proces in vergelijking met je voorgaande films?
“Het is altijd een beetje lastig als je denkt dat het niet gaat lukken of vastzit met schrijven. Het lastigste – en dat zullen mijn collega’s beamen – is de financiering. Dat is de hel.”
In je boek vinden we enkele fantastische verhalen over hoe je films ontstonden. Ondenkbaar voor de huidige generatie filmmakers, dacht ik meteen.
“En dan had je nog die gasten vóór mijn periode, die nóg straffere verhalen hebben. Vandaag wordt er vooral boekhoudkundig gekeken, naar inkomsten en uitgaven, wat veel kapotmaakt. De huidige generatie moet er harder voor werken.”
Zo’n filmfestival is dan een extra goeie zaak. Hoe belangrijk is deze in Oostende?
“Elk filmfestival dat de makers belicht, is belangrijk. Maar persoonlijk vind ik deze heel tof. Heel relaxed ook. Er zijn redelijk wat festivals in de wereld, die ofwel kiezen voor films met bekende sterren om op de rode loper te verschijnen, ofwel festivals met films die anders niet vertoond geraken. Hier hebben ze een goeie middenmoot gevonden qua aanbod. Peter (Craeymeersch, red.) en zijn equipe zijn daar heel open-minded in.”
Ik liet me wijsmaken dat je zelf ook West-Vlaamse roots hebt.
“Ja! De Derudderes zijn van Wingene. Mijn vader was van ginder, maar is als beroepsmilitair verkast naar Leopoldsburg.”
Een bijzonder beklijvende passage in je boek gaat over het vroege overlijden van je vader na een tragisch ongeval. Het is misschien wat kort door de bocht, maar een psycholoog zou films als ‘The Chapel’ en ‘Iedereen Beroemd’ durven linken aan het ontbreken van een standaardrelatie met je vader en een zekere bewijsdrang…
“Waarschijnlijk wel, ja. Dat soort dingen speelt wel mee. Ik weet niet vanwaar dat precies komt, want ik had eigenlijk wel een goeie relatie met mijn vader. Alhoewel hij net als in The Chapel graag dronk en bij momenten redelijk agressief kon zijn. Er zit best veel van mijn vader in. Hij heeft ooit de auto van mijn broer in brand gestoken.”
Excuseer?
“Mijn vader had daar eens mee gedreigd en toen mijn broer te hard had gereden, had hij geantwoord dat hij dat toch niet zou doen. Tja, dat moest je net tegen onze pa zeggen.” (lacht)
Heb je ook zo’n destructief kantje?
“Nee, ik ben vooral zachtaardig. Maar als ik kwaad word, kan ik ook serieus kwaad worden. Nu, dat voorval was wel een heel uitzonderlijk gegeven. Hij kon gewoon soms nogal… excessief uit de hoek komen.”
Vanwaar die bewijsdrang eigenlijk?
“Goh, ik weet niet of het enkel bewijsdrang is. Dat komt eerder op de tweede plaats. Je hebt een impuls om creatief te zijn en dan wil je dat ook heel goed doen. Bij mij is dat ook zo. Het is niet dat ik iets creëer om mezelf te bewijzen, maar gewoon omdat het gebeurt, en ik ongelukkig word als ik het niét doe. Ik hoef niet zozeer bekend of herkend te worden. Ik ben heel gelukkig geweest in Los Angeles, waar niemand mij kende. De top is voor mij dingen creëren, en dat zo goed mogelijk. Daarom heb ik soms wat moeite met wedstrijden zoals de Koningin Elisabethwedstrijd of de Oscars, omdat je dreigt artistieke mensen tegen elkaar op te zetten. Terwijl wat we doen universeel is en je veel kan bereiken als je elkaar steunt.”
Maar als je kijkt naar je parcours, hoe kan het dan dat de twijfel er nog tussen sluipt?
“Tja, die twijfel… Dat is een apart gegeven. Ook nu ben ik zo bang als iets.”
Waarom?
“Omdat je niet weet of mensen het goed gaan vinden. Dat niet iedereen dat zal vinden, is normaal. Maar ik ben te gevoelig voor negatieve kritiek. Je hebt gelijk, ik zou het van mij moeten afschudden, maar dat gaat gewoon niet. Ik denk dat het nu ook te laat is om daar nog iets aan te doen. (grijnst) Anderzijds dwingt het mij ook om verhalen te blijven maken, die steeds beter zijn dan de vorige. Als ik die twijfel zou verliezen, dan is het gedaan met mij. Twijfelen is ook niet ongewoon. Ik heb veel mensen ontmoet die op hoog niveau hun werk deden, en die twijfelden ook. Die zelfzekerheid zag ik alleen maar bij de hele matige.”
Hoe voelt het om zo’n retrospectieve te krijgen?
“Dat het einde nabij is! (lacht) Nee, ik vind het wel een fijne erkenning.”
Als je naar je palmares kijkt en je boek leest, dan denk ik dat elke regisseur in Vlaanderen een been zou opgeven voor de mensen waarmee jij al samen zat of werkte.
“Dat was niet zozeer de reden dat ik het boek schreef. Op een gegeven moment dacht ik: misschien kan de jongere generatie wel leren uit mijn fouten. Want we hebben hier in Vlaanderen fameus veel talent. En wat die grote namen betreft: ik kijk vooral naar mijn werk. En dat zorgt voor mixed feelings. Er waren ook slechte bij. Shit, dat wordt de titel van jouw stuk, zeker?” (lacht)
Film maken blijkt vooral – in tegenstelling van de thematiek van ‘The Chapel’ – behoorlijk rock-’n-roll.
“Het is vooral heel onvoorspelbaar, ook aan de andere kant van de oceaan. Ik ben indertijd naar Los Angeles verhuisd om er één film te draaien. Ik had aan mijn kinderen gezegd dat het maar voor één jaar was, anders waren ze wellicht nooit meegegaan. Vic was 15 en Louis 12 jaar toen we verhuisden. En kijk nu, vijftien jaar later: diegene die zich toen het hardst verzet heeft, woont en werkt daar nog.”
Jullie zijn al twee jaar hier voor de film. Keren jullie nog terug naar LA?
“Dat is wel de bedoeling. Het is ook onze officiële woonplaats. Maar we weten niet of we eind volgend jaar onze verblijfsvergunning laten verlengen.”
Zou je hier weer helemaal kunnen aarden?
“Ja. We hebben ook iets gekocht in Oostende. Ik heb hier wel een band. De laatste tijd verbleven we in Antwerpen, maar daar voel ik alles op mij afkomen. We zijn het gewoon om in LA, euh… lucht te hebben bij wijze van spreken. Het is nu de bedoeling dat we afwisselend hier en daar wonen.”
Is het een aanpassing qua mentaliteit?
“We zijn België gewoon, dus niet zozeer. Alhoewel… Hier in de winkel lopen mensen je gewoon omver, terwijl ze ginder enorm beleefd zijn. Soms zelfs té.”
Als je subtiliteit wil, moet je niet naar West-Vlaanderen verhuizen…
(lacht) “Nee, maar ik kan het ook appreciëren: het is heel straight forward en eerlijk. Amerikanen kunnen perfect zeggen dat je geweldige schoenen hebt, terwijl ze ze eigenlijk spuuglelijk vinden.”
En productiegewijs? Is het hier makkelijker om een film te realiseren?
“Toch wel, dankzij de steun van de staat in de vorm van het VAF en de Tax Shelter. Aan de andere kant is er heel veel talent en weinig geld waardoor je veel competitie krijgt. Daar kan ik mij wel ambetant over voelen. Dan vraag ik me af: moet ik geen plaats ruimen voor anderen, maar ik blijf er tegelijkertijd wel van uitgaan dat ik een goed verhaal heb om te vertellen. Nu, in LA is het wel harder, maar het kan ook heel snel keren.”
Je had het daarstraks over de huidige generatie filmmakers…
“Fantastisch, hé. Nu wordt er gesproken over een revival, maar die gasten zijn al een tijdje bezig. De cijfers zijn ook heel goed, waar ik blij van word. Het is ook fijn om te zien dat die jonge gasten elkaar ook steunen. Soms zeggen ze wel eens dat ik als pionier de deur heb geopend, maar zij hebben ze echt wel open gestámpt.”
Het is wel een terechte bemerking: tot ‘Iedereen Beroemd’ zagen we weinig Vlaamse films die met een alternatief verhaal een breed publiek konden bereiken.
“En toch werd de film zeer gemengd ontvangen bij de pers. Ik denk wel dat het een soort film is die vooral geapprecieerd werd door mensen die die emotie durven toelaten, in plaats van pseudo-intellectuelen die analyseerden of ze het wel goed moesten vinden of niet.”
Het was tot dan niet vaak vertoond hoe iemand op zijn bakkes ging en toch dapper verder bleef doen.
“Bij The Muppets was mijn favoriet personage Gonzo. Ik herken me daar volledig in, tot en met de neus toe. (lacht) Hoe hij met open ogen de ondergang tegemoet gaat en er toch in slaagt om weer boven water te komen. Daar kon ik me echt mee identificeren.”
Wat zou Arno er trouwens van gevonden hebben dat je in ‘zijn’ Oostende komt wonen?
“Hij zou eens goed gelachen hebben, denk ik. Als ik hier was, was hij altijd de eerste die ik zag. Zelfs al was ik maar voor drie dagen in België, toch gingen we altijd meteen op stap. Wat zit je daar toch te doen, zei hij al lachend. Maar hij meende het toch wel. De reden dat we eerst naar Antwerpen zijn getrokken, is omdat Brussel niet meer dezelfde stad is sinds hij gestorven is. Die witte kuif zit niet meer op dezelfde plek aan de bar. Ik mis hem omdat we die gesprekken niet meer hebben of samen dansten als we zat waren. Het doet ook pijn, dat besef dat hij niet meer terugkeert. Maar niet alleen voor mij, zeker ook voor zijn broer en zoveel mensen die hem goed gekend hebben.”
Misschien een rare vraag, maar ben je blij dat je nog een docu (Charlatan) over hem hebt gedraaid?
“Ik zou het niet gedaan hebben als hij niet ziek was geweest. De vraag was mij gesteld toen hij gezond was en dat heb ik geweigerd. Maar toen hij ziek werd, dacht ik: shit. Ik vond het belangrijk dat zijn levensverhaal verteld werd.”
Welk verhaal ligt er nu op je te wachten?
“Ik heb zo’n vier scenario’s klaar liggen. Eentje daarvan sleep ik al dertig jaar mee. Ik probeer het weer in gang te steken.”
Welke raad zou je tot slot nog geven aan jonge gasten, al dan niet filmmakers?
“Geef nooit op. Zelfs als je twintig keer valt, blijf rechtstaan. Het beton wordt altijd maar harder, maar als je niet blijft rechtstaan, doe je het beter niet. Ik heb ook dieptepunten gekend in mijn carrière en hoewel ik niet altijd evenveel geluk had daarin, moet ik wel zeggen dat ik in mijn persoonlijk leven allerminst kan klagen. Het heeft me ook geholpen om steeds te blijven rechtstaan. Als je vrouw en je kinderen niet meer geloven in jou, dan blijf je wel degelijk liggen. En als ik dan toch moet terugblikken, dan ben ik dáár het meest blij om.”
‘The Chapel’ gaat op vrijdag 27 januari in première op Filmfestival Oostende en is vanaf 8 februari te zien in de bioscopen. Het boek ‘Met de helm geboren’ is uit bij Uitgeverij Vrijdag, telt 384 bladzijden en kost 27,50 euro.
Wie is Dominique Deruddere?
Dominique Deruddere (65) werd geboren in Turnhout en was als kind al verzot op films. Hij begon zijn filmcarrière als regieassistent bij de film Brussels by Night van Marc Didden. In 1987 pakte hij uit met zijn debuutfilm Crazy Love. In 2000 kreeg hij een Oscarnominatie voor zijn film Iedereen Beroemd!. In 2007 trok hij naar de States, maar maakte hij nadien nog twee docu’s: over Will Tura en Arno. Vandaag stelt Deruddere op het Filmfestival van Oostende zijn nieuwste film The Chapel voor, die vanaf 8 februari te zien is in de bioscoop. Er is ook een retrospectieve op het Filmfestival. Zijn levensverhaal kan je ook lezen in Met de helm geboren.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier