Wim Willaert over zijn boek ‘Over wolken’: “Ik heb een wolk in mijn hoofd”
Net zoals het weer en de wolken is Wim Willaert onderhevig aan de chaostheorie. Hij is zeker even onvoorspelbaar. Onvoorstelbaar, zegt de spellingscorrectie. Ook dat is-ie. En wonderbaarlijk. Nog een woord met een w. Wim is acteur, muzikant, componist en nu ook een beetje nebulist en meteoroloog. Dat leiden we af uit wat hij schrijft in ‘Over Wolken’, zijn eerste boek. Ja, Wim is ook schrijver. Toeval, zegt hij, maar hij heeft wel de smaak te pakken, want hij is al volop aan zijn tweede boek bezig. Da’s goed nieuws.
Zijn eerste boek valt nu plots uit de lucht, als een verfrissende vlaag uit een zwoele zomerse donderwolk. Vandaar dat we er nog maar diagonaal zijn kunnen doorgaan. Maar we zijn nu al in de wolken met ons exemplaar. Toen hij zondag, na een laat telefoontje, tijd voor ons maakte in Nieuwpoort, in het ouderlijke huis waar hij na zijn echtscheiding zijn intrek nam, hadden we al genoeg gezien om te weten dat het boek uniek is. Het bevat zoveel mooie verhalen en gedachten dat het nu al een bevoorrecht plekje in onze boekenkast verdient. Of naast de wc-pot. Al wat Wim doet, is gewoonweg goed, beter of best. Als acteur in het toneel, in tv-series en Vlaamse of Franse films, als componist van muziek bij films die zelfs in de competities in Cannes draaien en als muzikant bij The Flat Earth Society Orchestra en bij De Dolfijntjes met die andere Wim (Opbrouck, red.) die hem de wereld van cultuur liet ontdekken. Tegenwoordig wordt hij ook opgevoerd in tal van tv- en radioprogramma’s waar men waarachtigheid en warmte kan gebruiken. Want ook dat is Wim, waarachtig en warm. En nu dus ook auteur van een boek over wolken.
“Mensen zijn bang van chaos. Onterecht, want chaos ordent zichzelf”
“Ja, het gaat over wolken. Ik heb zes, zeven mensen laten proeflezen en ze zeiden allemaal dat ze nu met andere ogen naar het weer en de wolken kijken. Het is eigenlijk een verhaal over een jongetje van elf jaar dat beslist om nebulist te worden. In de schilderkunst is een nebulist iemand die heel goed wolken kan schilderen, maar ook een schilder die wolkig kan schilderen, die heel goed is in kriebelkrabbel. Dat jongetje zegt: Ik ga wolken tekenen met woorden. En dus tracht hij in drie dimensies uit te leggen hoe het weer werkt. Onderweg vertel ik verhalen, anekdotes waaruit moet blijken dat de meeste mensen vergeten zijn hoe slim ze waren als kind. Als ze volwassen zijn, verdringen velen hun jeugd. Ze hebben nog een paar herinneringen, maar meer niet.”
Is het een jeugdboek of een boek voor volwassenen?
“Ik hoorde dat ze het in de boekhandels bij de sectie wetenschap en filosofie zouden leggen. Maar het is ook een roman. Eigenlijk is het een weergave van hoe mijn hersenen werken. Als een wolk. Ik schrijf over wolken, maar ik heb ook een wolk in mijn hoofd. Als je mijn boek zal dichtslaan, zal het nog borrelen en bruisen. Je kan het na het lezen naast het toilet leggen om nu en dan nog eens een passage tot jou te nemen. Toen ze me bij uitgeverij Borgerhoff & Lamberigts vroegen om een verhaal over wolken te schrijven, dacht men aan een groot boek met veel mooie wolkenfoto’s, terwijl ik een boek heb afgeleverd waarin er geen enkel beeld van een wolk in staat. (lacht) Want de wolken zitten in je hoofd.”
Waarom vroegen ze jou eigenlijk om een boek over wolken te schrijven?
“Het was al enkele jaren dat men me belde om mee te doen in De Rotonde (de podcast van Christel Van Dyck op Radio 2, red.). Maar ik moest altijd neen zeggen omdat ik niets in mijn agenda wil en kan vastleggen. Als men me plots belt dat ik een draaidag heb, dan gaat die draaidag altijd voor. Ik kreeg eerder dit jaar een telefoontje of ik beschikbaar was om voor Les derniers hommes, een Franse oorlogsfilm, naar Frans-Guyana te trekken. Ik zei van ja en ik mocht de dag nadien meteen kostuums gaan passen. Twee weken later zat ik op het vliegtuig. Ik heb toen wel tegen mijn ex en mijn kindjes moeten zeggen dat ik anderhalve maand weg zou zijn. Maar het weer werkte tegen en uiteindelijk ben ik daar tweeënhalve maand geweest. Ik wil maar zeggen: zo gaat het soms.
“Tijdens de lockdowns ben ik beginnen schrijven om niet gek te worden”
Maar goed, de lockdowns brachten op een gegeven moment de wereld tot stilstand en zo had ik toch tijd voor De Rotonde. De dag na de opname vroeg ze me of ik geen promofilmpje ter aankondiging kon maken voor op Facebook. Er waren net wolken en dus begon ik in dat filmpje over die wolken te praten. Twee dagen later kreeg ik een telefoontje van Julie De Coninck van Borgerhoff & Lamberigts met de vraag of ik een boek over wolken wou schrijven. Maar hoe gek dat ook klinkt, ergens zat dat klaar in mij. Die wolk was er, ik moest ze alleen nog zien te vatten. Dat was best wel hard werken, maar ik heb gewoon mijn wolk opgeschreven.”
Wist je dat je een schrijver was?
“Ik wist dat ik kon schrijven. Tijdens mijn theaterstudies aan de Studio Herman Teirlinck moest ik in het laatste jaar een thesis schrijven, een soort analyse van de vier stukken die we in de loop van de studiejaren hadden gebracht. Ik had daar echt geen zin in. In plaats daarvan schreef ik een verhaal over drie broers die in een hypermodern slachthuis werken. Zo’n plek waarin de dieren aan een haak binnenkomen en door een robotzaag doormidden worden gezaagd. Een van die broers kan daar niet mee om. Hij zegt: Je laat een dier toch niet op zo’n kille manier aan zijn einde komen. Een beest is niet niks, het is een leven. De tweede zegt: Je hebt gelijk hoor, maar we moeten vooruit. En de derde is de bruut: Hou je muil! En die zaagt dat dier gewoon doormidden. Waarop die ene broer een zeug ontvoert, Ophelia, om haar te slachten zoals het hoort. Hij ontkurkt een fles, schenkt een druppel in voor zichzelf en de omstaanders en keelt het dier. (Wim slaakt een kreet alsof hij zelf gekeeld wordt.) Hij zegt: Ik doe dat beest dood en ik laat er niets van verloren gaan. Ik heb er respect voor. Dat is hoe je goed slacht. Dat was een knipoog naar mijn lesgevers. Eigenlijk zei ik: Ik wil een zeug ontvoeren, ik wil niet meedraaien in jullie dwaze machinerie. Dat was mijn verhaal. Maar had ik het ingediend zoals ik het had geschreven, was ik nooit geslaagd geweest. Ik toonde mijn schrijfsels aan Wim Opbrouck, toen al mijn beste maat op school, en hij was razend enthousiast: Mag ik dat meenemen? Hij maakte daar echt een kunstwerk van, met prachtige tekeningen. En dat werd de thesis van Wim Opbrouck en Wim Willaert. Opbrouck had voor al de rest van zijn vakken de hoogste onderscheiding, dus konden ze hem voor die thesis niet tegenhouden. Had ik het zonder hem gedaan, was ik hoogstwaarschijnlijk gezakt geweest. Maar zo wist ik wel dat ik kon schrijven. Alleen was ik lange tijd te lui om het te doen. Wim Opbrouck is al langer schrijver. Buiten de optredens met De Dolfijntjes zie ik hem niet zo vaak. Uitzonderlijk ging ik eens bij hem op bezoek en vertelde ik hem dat ik een boek had geschreven. Ik ook, zei hij. Toen liet hij me zijn novelle lezen. Prachtig. Ik ben zelf tijdens de lockdowns beginnen schrijven om niet gek te worden. Zo is het allemaal begonnen. Maar ik heb de smaak te pakken. Ik ben nu al bezig met mijn tweede boek. Ze gaan het boek bij de historische romans mogen leggen. (lacht) Half geschiedenis, half roman. Rik Verheye is momenteel aan het tweede seizoen van Nonkels aan het schrijven en af en toe bellen we eens met elkaar. Dan wisselen we wat gedachten uit. Zo heeft hij me de titel gegeven voor dat tweede boek. En mijn derde boek wordt een kookboek. Dat heb ik ook al in mijn hoofd.”
Maar eerst nog dat eerste boek verkopen. Heb jij iets met wolken?
“Ja, ik heb iets met wolken, maar ik heb iets met heel veel dingen. Ik bestudeer eigenlijk alles. Ik voel me geen acteur. En ook geen schrijver. Eigenlijk ben ik voortdurend de meest uiteenlopende zaken aan het bestuderen. Dat is ook eigen aan wat ik doe. Als acteur kan je even andermans leven leiden. Er is geen ander vak waar dat kan. Er is geen psycholoog, geen psychiater die dat doet. Als ik speel, dan ben ik mijn rol. Die cruciale scène in Undercover met Ruth Becquart stond niet zo in het scenario. Maar toen ik zei (met trillende stem): Weet je wel dat ik je graag zie…, kneep ik haar keel dicht. Ik wist niet waar dat vandaan kwam. Niet normaal, hé. Dat is het resultaat van een studie. (lacht) De psychologie van een moordenaar.”
“Bij alles wat ik doe, zijn de radertjes aan het draaien. Als ik in mijn tuin loop, dan kijk ik hoe de miertjes het doen. Of ze genoeg bladluizen hebben en of er niet te veel pimpampoentjes zijn die hen aanvallen. Toen we tijdens de corona-uitbraak in lockdown moesten gaan, koos ik onmiddellijk voor een zelfopgelegde quarantaine omdat ik de dagen voordien vaak in allerlei landen was geweest. Het was mooi weer, ik liep mijn tuin in en ik zag plots een kolibrievlinder. Die fladdert ter plekke, zoals een kolibrie en neemt zo de nectar. Echt fantastisch. Ik wou er meteen alles over weten. Zo werkt mijn brein. Ik heb een speciale interesse voor het weer omdat de meteorologie sterk onderhevig blijkt aan de chaostheorie. En ik heb zelf ook wel iets met die chaostheorie. (schatert) Toen ik me verdiepte in het thema wolken had ik meteen een berg aan informatie. Als je de vraag stelt wanneer en waar er welke wolken zijn, ben je eigenlijk bezig met de vraag of je het weer kan voorspellen. En dan kan je niet anders dan antwoorden: Nooit met 100 procent zekerheid.”
Ik snap waarom je aan de chaostheorie onderhevig bent.
“Ik kan me inbeelden dat je dat denkt. Als ik begin te praten, gaat het alle kanten uit. Maar mocht je me helemaal leegzuigen, interviewen over alles wat in me zit, zou je zien dat het allemaal wel samenkomt. Er is niets gratuit van wat ik zeg. Ik begin te vertellen, sla een wegje in dat doodloopt en ik pik elders weer in, maar uiteindelijk is mijn verhaal wel consistent. Het zit in een wolk. Mensen zijn bang van chaos. Onterecht, want chaos ordent zichzelf. Hetzelfde voor mijn boek. Het kan chaotisch lijken, maar het klopt allemaal. Het is gewoon divergent denkend tot stand gekomen. Dat is het fantastische aan een wolk: eindig als je ernaar kijkt, maar je kan die wolk niet vastpakken. Een wolk verandert elke milliseconde. Vandaar dat ik De man die de wolken meet zo’n mooi kunstwerk vind. Je kan wolken niet meten. Een zalig gegeven voor de wetenschap.”
In ‘Over Wolken’ voer je een jongetje op dat moeite heeft met de manier waarop de kennis hem wordt aangereikt. Hij denkt anders, maar is heus wel slim.
“Dat thema is tegenwoordig nog veel meer aan de orde. Het internet heeft de wereld veranderd. Toen ik destijds in het college van Diksmuide een werkje maakte over de collaboratie, kon ik terugvallen op de bibliotheek van de school die waarschijnlijk serieus gesponsord was door het Davidsfonds. Later ging ik naar de rijksuniversiteit van Gent en ik dacht: ik zal mijn taak gewoon nog eens overdoen. Maar in de Boekentoren ontdekte ik een heel andere waarheid, geheel het tegenovergestelde van het verhaal dat ik eerder had opgetekend. En als je nu je computer aanzet, heb je een hele wereld aan waarheden. Hoe kan je nu als leerkracht geschiedenis gewoon nog het leerboek volgen?”
“Ik speel soms een computergame met mijn zoon waarbij ik zelf een homo sapiens ben, terwijl er ook nog neanderthalers zijn. In het begin moet je pijl en boog maken. Dus kijk je in het menu wat je daarvoor nodig hebt. O, riet. Werkelijk? En een vuursteen? Pas dan kan je op stap. Je bent aan het spelen, maar eigenlijk zit je middenin een geschiedenisles. Na afloop kan je de leerlingen de opdracht geven om te achterhalen wat er niet klopt, welke waarheden gesneuveld zijn om dat fantastisch spel te maken. Als kind zou me dat gebeten hebben. Ik zou meteen op zoek gegaan zijn op het internet. Misschien had ik zelfs naar een boek gegrepen! Met mijn dochter speel ik dan weer een game dat zich afspeelt op een boerderij. Over alles wat je plant en zaait. Ongelooflijk wat ze daar allemaal van leert. Maar opnieuw moet je aan het einde van het spel de vraag stellen: waar gaan ze te kort door de bocht? Ik heb medelijden met de leerkrachten. Het onderwijssysteem is niet meer van deze tijd. Er moet iets grondigs veranderen.”
Je vader was ook onderwijzer. Je hebt ooit bij hem in de klas gezeten. Net als het jongetje uit het boek. De vraag of het autobiografisch is, dringt zich op.
“Ik had even goed kunnen zeggen dat het een autobiografie is, maar dat is het niet. Mijn vader en mijn moeder waren gewoon exemplarisch voor de twee types onderwijs die er bestonden: het onderwijs met het slaan en het onderwijs met de goeie punten. De zeemtoterie en de mouwefrotterie van mijn ma en het keiharde regime van mijn pa. Eigenlijk gebruik ik al die facetten van hen die ik nodig heb om mijn verhaal te vertellen. Aanvankelijk gebruikte ik ook hun echte namen. Mijn pa heette André en mijn ma Andrea, maar iedereen noemde haar Jacqueline. Ik heb ze Aimee en Maria genoemd. Waarom Aimee? Omdat ik mijn papa best wel graag zag. En hij kon ook graag zien. Maar zij zijn die personages niet.”
“Mocht het verhaal autobiografisch zijn, had ik op onderzoek moeten gaan. Dan had ik moeten achterhalen waarom mijn papa zo geworden is. Vroeger was hij een andere kerel. Hij haatte zand. Waarom? Omdat je dat niet kunt bemeesteren. Die drang naar orde van hem heeft wel mijn jong leven bepaald, overheerst zelfs. Ik was twintig en ik zat op mijn kot, mijn cursus mooi geordend op mijn bureau. Mijn beste maat kwam op bezoek en stootte toen tegen enkele van die blaadjes waarop ik uit mijn krammen schoot. Om even later te beseffen hoe onnozel dat was. Toen heb ik alle orde uit mijn leven verbannen. Ik heb nadien vijf jaar op kot gezeten in Antwerpen en ik had ieder jaar een ander kot, waar ik alleen de eerste drie weken zat. Daarna was het er zo’n stort dat ik er niet meer kwam en bij vrienden ging logeren. Maar ik schrijf daar niet over, omdat ik dat niet nodig heb. Het boek is geconcentreerd. Het is een wolk.”
Laten we op die wolk nog even zweven naar de Nacht in het Museum waar we je recent konden bewonderen.
“Een fantastische ervaring. Een nacht opgesloten zitten in een museum, dat was een fantasie. En dan die Fred Bervoets ontmoeten. Starstruck. Jaren geleden nodigde Jan Decleir, die toen directeur was van de Studio, me eens uit voor de vernissage van een tentoonstelling in De Zwarte Panter. Mij. Ik ben er naartoe gegaan, maar ik ben aan de deur blijven staan. Ik zag Hugo Claus, ik zag Fred Bervoets staan… En ik durfde niet. Ik was starstruck. Ik heb daar nog steeds last van. Met Arno bijvoorbeeld heb ik nooit kunnen praten. Dat was mijn held. Ik was dertien, het was mijn eerste concert. Ik had een snor, ik was vroeg rijp en daardoor mocht ik er binnen. Ik wist niet eens welke groep er speelde. En plots hoorde ik Olalala. Kan je je voorstellen dat dat je eerste, echte concert is? TC Matic. Ik kende die groep niet. En nu speelt Serge Feys bij ons, bij De Dolfijntjes. Alles valt altijd op zijn plaats in mijn wolk.”
Wim Willaert in het kort:
Wim Willaert is geboren op 19 maart 1967. Hij is gescheiden en vader van Zeno (19) en Lisa (13). Willaert is als acteur bekend van series als Bevergem, Eigen kweek, Undercover en Nonkels en films als Offline, Cargo en Le Ciel Flamand. Voor de Franstalige film Je suis mort mais j’ai des amis won hij de Magritte, de Franstalige prijs voor beste acteur.
Willaert was lange tijd muzikant bij de bigband Flat Earth Society, speelt al 30 jaar bij De Dolfijntjes en schreef de muziek voor de film Henry van Yolande Moreau.
Het beste van KW
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier