Gilbert Desmet: “Het is allemaal oké, zolang je goed bent”

Gilbert Desmet en zijn drie jaar jongere echtgenote Maria Devos. (foto Kurt)©Kurt Desplenter Foto Kurt
Gilbert Desmet en zijn drie jaar jongere echtgenote Maria Devos. (foto Kurt)©Kurt Desplenter Foto Kurt
Tom Vandenbussche

Straks, op 3 februari, viert Gilbert Desmet zijn 90ste verjaardag. Een speciaal moment, maar daar stopt het niet bij: Smetje wordt immers ereburger van zijn gemeente. 2021 zal in Lichtervelde in het teken staan van de oudste nog levende Belgische geletruidrager in de Tour. “Het is allemaal oké, zolang je goed bent. Dat is bij mij gelukkig nog altijd het geval, net zoals bij mijn vrouw. We mogen niet klagen.” Wij zochten Smetje en zijn vrouw Maria Devos coronaproof op in hun appartement in de Statiestraat en blikten terug aan de hand van tien sleutelmomenten.

1. Het WK in Moorslede

In 1950 werd de 19-jarige Gilbert Desmet geselecteerd voor het WK op de weg voor liefhebbers in Moorslede. In eigen streek behaalde de talentvolle Roeselarenaar een vijfde plaats. “Een WK in eigen streek, dat was speciaal en zeker op die leeftijd. Er was een echte volkstoeloop en een dag na onze koers behaalde Briek Schotte de wereldtitel bij de profs. Dat seizoen won ik 21 koersen. Ik was één van de beste liefhebbers in België en dus mocht ik het WK betwisten. Eerst moesten we één grote ronde over de bergjes van het Heuvelland afwerken. In de plaatselijke rondes waren er enkele stroken vals plat. Toen we in Moorslede aan de bevoorrading kwamen, wilde de renner voor mij zijn musette aannemen. Alleen miste hij die en viel ik erover. Toch kon ik nog terugkeren en in de finale was ik er zelfs bij toen elf man wegreed. Ik heb nog een paar keer geprobeerd, maar de rest zat meteen op mijn wiel. In de sprint werd ik vijfde. Meer zat er niet. De coureurs op het podium waren sprinters en eindigden vele meters voor me. Ik werd zuiver geklopt.”

2. De oudste nog levende Belgische geletruidrager

Gilbert Desmet maakte als renner vooral naam en faam door zijn prestaties in de Tour. Zowel bij zijn debuut in 1956 (twee dagen) als in 1963 (tien dagen) droeg hij de gele leiderstrui. Vooral in 1963 stond hij er heel goed voor. Hij greep de macht in de individuele tijdrit in Angers, gewonnen door Jacques Anquetil, overleefde vlot de Pyreneeënetappes over de Aubisque en Tourmalet, maar door een voedselvergiftiging – yoghurt die over datum was – zag hij een zekere podiumplek door zijn vingers glippen. “Journalisten stelden me toen voortdurend de vraag: denk je dat je de Tour kan winnen ? Als geletruidrager word je in zo’n belangrijke koers nooit met rust gelaten. Maar ik kon daar vlot mee om. Als de aankomst om vier uur was, lag ik een uur later in mijn bed te slapen tot ik gemasseerd moest worden. Dat was mijn karakter: rustig. Als ronderenner is dat een gigantisch voordeel.” Smetje wordt nog vaak aangesproken over zijn Tourverleden. “Elk jaar als de Tour begint, gebeurt dat. Altijd weer gaat het over de Tour. Die tien dagen in het geel, daar praten de mensen het meest over. Veel meer dan over mijn zeges in Parijs-Tours en de Waalse Pijl.”

In de Tour van 1963 droeg Gilbert Desmet tien dagen de gele trui.© Patrick Demarest
In de Tour van 1963 droeg Gilbert Desmet tien dagen de gele trui.© Patrick Demarest

3. Het veto van journalist Karel Van Wijnendaele

Desmet reed in zijn carrière slechts zes keer de Tour. Daar was een reden voor: Karel Van Wijnendaele, journalist bij Sportwereld maar toen de meest machthebbende persoon in de Belgische wielerwereld, had het niet voor hem en liet Smetje in zijn beste jaren de Tour niet rijden. Aangezien er toen nog met landenploegen werd gereden, was dat mogelijk. Smetje wilde niet naar Alcyon. Dat was tegen de wil van Caorle, die een procent had op transfers bij het Franse team. “In mijn tweede Tour in 1958 is het helemaal fout gelopen. In de eerste rit was er een valpartij, waardoor ik met 30 of 40 seconden achterstand de finish bereikte en in het klassement al een stuk verder stond. Zo kon ik de dag erna in een ontsnapping meegaan. Meteen stond ik vierde in de stand en dat had ik niet mogen doen. Ik was als helper naar de Tour meegenomen, maar ik kon het niet laten. Dat was mijn karakter. Zestien ritten lang ben ik in de top vier van het klassement blijven staan. In de eerste tijdrit werd ik vijfde, voor Louison Bobet zelfs. Karel Van Wijnendaele schreef in zijn krant: degenen die vandaag vooraan eindigden, zullen straks afvallen. Maar na de tijdrit op de Mont Ventoux bleef ik vierde. Dat stond hem helemaal niet aan. Met als gevolg dat ik de Tour de drie jaar erna niet heb mogen rijden. In 1959 won ik zestien koersen en toch zat ik niet in de Tour. Als ik in 1958 niet voor mezelf had gereden, zou het anders gelopen zijn. Pas vanaf 1962, toen de Tour weer met merkenploegen werd verreden, kon ik er weer bij zijn.”

4. Het WK van Ronse 1963

Het veelbesproken wereldkampioenschap in eigen land waarin Desmet zesde werd en zijn aangetrouwde neef Benoni Beheyt de regenboogtrui zag veroveren ten koste van landgenoot en kopman Rik Van Looy. Meer zelfs: Smetje had ook zelf wereldkampioen kunnen worden… “Iedereen heeft zijn gedacht over dat WK in Ronse. Ik kan alleen maar zeggen dat Anquetil op de Kruisberg weggesprongen is en ik wist dat ik naar hem toe moest rijden. Toen ik erbij kwam, stelde ik vast dat Van Looy niet sterk genoeg was om mee te zijn. Alleen: Anquetil hield plots zijn benen stil. Later ben ik Jean Stablinski (landgenoot van Anquetil, red.) op een ploegvoorstelling tegengekomen. Hij zei: Anquetil heeft gezegd dat hij met jou niet naar de meet wilde rijden . Met Simpson wilde hij dat wel, maar dus niet met Gilbert Desmet. (grijnst) Hij durfde niet. Wat als hij dat wel gedaan? Dan was ik minstens tweede op dat wereldkampioenschap geworden.”

5. Podium in Ronde en Roubaix in twee weken tijd

Desmet werd bekend door zijn prestaties op Franse Tourwegen, maar ook in het klassieke werk liet hij zich niet onbetuigd. 1959 was zijn absolute topjaar. In de Ronde van Vlaanderen werd hij derde, een week later in Paris-Roubaix tweede. Maar vooral: er had meer ingezeten. “In de Ronde heeft Rik Van Looy, mijn kopman bij Faema, aan Frans Schoubben gevraagd om het gat op mij dicht te rijden. Ik was met twintig man weggereden en finaal alleen met Arthur De Cabooter vooropgebleven. Maar bij het ingaan van de plaatselijke ronde in Wetteren liet ook De Cabooter mij gaan en ben ik pas op anderhalve kilometer van de meet teruggepakt. Van Looy won voor Schoubben. Ik werd derde. Twee weken later verloor ik in Paris-Roubaix in een sprint met twee van Noël Foré. Ik denk nog altijd dat ik daar niet gewonnen heb door een gebrek aan zelfvertrouwen. Als we niet de hele dag in de regen hadden gereden en de finish niet op de piste had gelegen, zou ik die koers nooit verloren hebben. Ik presteerde nu eenmaal beter in warm weer.”

 © KRANT VAN WEST-VLAANDEREN
© KRANT VAN WEST-VLAANDEREN

6. De hongerlijder

Desmet stond bekend als een renner die goed presteerde als hij weinig had gegeten. Hij lette wel al op zijn voeding, in tegenstelling tot wat velen over renners uit die tijd denken. “Nu eet niemand nog biefstuk voor de koers, maar toen wel. Ik lette daar al op. 150 gram vlees per dag, meer was niet goed. Ik was een uitzondering. De dag voor mijn zege in de Waalse Pijl at ik alleen boterhammen met confituur, een koffietje bij het ontbijt en vooral veel karnemelkpap. Maar op andere dagen at ik me ’s avonds vlak voor het slapengaan nog dik met drie boterhammen en een uur later lag ik te slapen. Als een roosje.”

7. Uitbater Café Parijs-Tours

In 1958 won Desmet met Parijs-Tours zijn eerste belangrijke klassieker. Een jaar later openden hij en zijn vrouw Maria Devos Café Parijs-Tours. “31 jaar geleden zijn we ermee gestopt, nadat we het 31 jaar hebben opengehouden”, merkt Maria op. “In het begin koerste ik zelf nog en hielden we het bij een gewoon café, waar je een croque monsieur en een hotdog kon bestellen”, legt Smetje uit. “Ik trok me er niet te veel van aan, want zelf moest ik koersen. Na het einde van mijn carrière in 1967 hebben we het wat specialer gemaakt, zodat de mensen iets meer keuze hadden.”

8. Marathon op zijn 52ste

Ook na zijn profcarrière, die zestien jaar duurde en op zijn 36ste eindigde, bleef Smetje een bezige bij. Zo liep hij op zijn 52ste zowaar nog een marathon. “In Tielt, in een tijd van twee uur, 48 minuten en 33 seconden. Je mag dat gerust uitrekenen: dat is een gemiddelde van 15 kilometer per uur. Ik was toen al een tijdje weer aan het lopen. In mijn jeugdjaren had ik niet anders gedaan. Als kind liep ik elke dag naar school. 2,5 km heen en 2,5 km terug. Alleen als coureur deed ik het niet, maar erna dus weer wel. Ik had al een aantal loopwedstrijden gedaan en trainde soms met gasten van Tielt, maar vaak ook alleen. Zo deed ik acht dagen voor die marathon een training van 42,4 km. Ik al lopend en mijn vrouw met de fiets en een mand met druiven. Ik liep die afstand in 2u.50’. Op het einde moesten we nog een bergje over, het hoogste punt van Lichtervelde, en ik moest haar nog duwen.” (grijnst) Maria pikt vlug in. “Ik had wel nog nooit 42 kilometer met de fiets gereden, hé.” Smetje: “In de marathon zelf heb ik lang aan 16 kilometer per uur gelopen, maar op het einde kreeg ik een klop. Ik was te snel gestart. Maar ik eindigde nog altijd als eerste van mijn leeftijdscategorie.”

 © Kurt Desplenter
© Kurt Desplenter

9. De Yves Lampaert van de jaren 50 en 60

Smetje was een allrounder. Hij kon sprinten en ritten winnen. Hij was een listig renner en een man van de laatste kilometer. Hij was wel niet zo volgzaam. Hij had de keuze een goede knecht te zijn of zijn eigen kansen te wagen, wat hij vaak deed. “Hij was een syndicalist zonder syndicaat”, zei zijn biograaf Patrick Cornillie ooit. Met welke hedendaagse renner zou Smetje zichzelf dan het best kunnen vergelijken? “Dat zou Yves Lampaert zijn. Hij durft te koersen en is een goeie coureur. Hij heeft al twee, drie keer een mooie koers gewonnen door op het einde op zijn kousen weg te rijden, zoals bijvoorbeeld in Waregem. Dat kon ik ook. Ik kon lang wachten en wist wanneer ik moest gaan.”

10. Ereburger Lichtervelde

Het is zover: op 25 januari wordt tijdens de gemeenteraad bekrachtigd dat Desmet net voor zijn 90ste verjaardag Ereburger van Lichtervelde wordt. “Dat is een vree schone cadeau die ze me doen. Ik kom nu vaak mensen tegen die me proficiat wensen. Nochtans zien we al maanden niet veel mensen meer. Buiten de zus van Maria en onze schoonbroer eigenlijk zo goed als niemand. Maar zelf kom ik, ondanks corona, nog vaak buiten. Boodschappen doe ik hier in de plaatselijke Spar. Ook een wandeling staat haast dagelijks op mijn programma. Tot vorig jaar fietste ik nog, maar door een val brak ik mijn knieschijf en is het gedaan met fietsen. Biljarten is daarnaast al jaren mijn favoriete bezigheid, maar ook dat zit er voorlopig jammer genoeg niet in. Ik verlang ernaar dat het weer mogelijk is. In april misschien? Daar hoop ik op. Corona is iets raars, hé. Maar we zien wel. Eerst mijn 90ste verjaardag op 3 februari. Hoe speciaal dat is? (glimlacht) Het zijn tegenwoordig allemaal speciale verjaardagen. Toen ik 80 werd, was dat ook speciaal. Het is allemaal oké, zolang je goed blijft. Dat is bij mij nog altijd het geval, net zoals bij mijn vrouw. Neen, we mogen niet klagen.”

In 1964 won Desmet in de straten van Charleroi de Waalse Pijl. (foto Belga)© BELGAIMAGE
In 1964 won Desmet in de straten van Charleroi de Waalse Pijl. (foto Belga)© BELGAIMAGE