Jean-Luc Dompé: “Ronaldo zijn frank is sneller gevallen dan de mijne”
Zes jaar geleden nam hij op het kunstgras van Stayen een verschroeiende start, maar na drie maanden hadden we het beste al gehad. Bij Standard, Eupen, Amiens en Gent bleef de Franse flankflitser vervolgens ver onder de verwachtingen, maar bij Zulte Waregem is intussen de nieuwe Jean-Luc Dompé (26) gearriveerd. “Cristiano Ronaldo kende vroeger hetzelfde probleem als ik, efficiënter zijn”, lacht hij. “Alleen is zijn frank veel sneller gevallen dan de mijne.”
Soms denk je: wat zit die jongen aan de Gaverbeek te doen, moet die niet met Club Brugge de Champions League in? Explosief als dynamiet, razendsnel met de bal aan de voet én een uitstekende traptechniek: zeker nu hij als assistkoning (9) een van de blikvangers van de Jupiler Pro League is, trekt hij de aandacht op zijn potentieel. Maar dan duikt ook telkens de vraag op: wat is de reden dat Jean-Luc Dompé (26) zes jaar na zijn komst naar België bij een ploeg uit de onderste helft van het klassement speelt en nog altijd niet aan de top? Waarom brak hij niet door bij Standard en kwam hij na Gent naar Zulte Waregem? En: waarom precies gaat het daar nu wel goed met hem? “Ik ben gegroeid en beslissender geworden”, zegt hij zelf. “Dat was voorheen mijn grote probleem, wat mijn coaches mij verweten: ik was te weinig beslissend. Sinds ik bij Zulte Waregem ben, wordt daar veel op gewerkt: scherper zijn in de laatste meters, mijn acties afmaken, proberen een assist te geven of zelf te scoren, hoekschoppen afdwingen, gevaarlijk en echt belangrijk zijn. In plaats van voetbal te spelen een echt competitiebeest zijn, vooral daar maakte ik veel vooruitgang in.”
Hóe werken ze daar bij Zulte Waregem met jou op?
“Het is vooral een mentale kwestie. Nu focus ik mij op de wedstrijd door in mijn hoofd te zeggen: beslissend zijn, beslissend zijn, beslissend zijn. Hoe meer je dat herhaalt, hoe groter de impact daarvan wordt. Vroeger was ik tevreden als ik een goeie wedstrijd speelde, nu ben ik alleen tevreden als ik beslissend ben. De hele staf helpt mij daarbij. Het gebeurt nog wel eens dat ze op training moeten zeggen: Je bent niet performant genoeg, je haalt niet genoeg rendement uit de offensieve fases! Op die manier maken ze mij ervan bewust dat ik elke dag scherp hoor te zijn.”
Wat versta je onder een goeie wedstrijd spelen?
“Actief zijn op mijn flank, gevaar creëren, de tegenstander proberen uit evenwicht te brengen. Dat was mijn prioriteit. Nu probeer ik daarbovenop ook nog beslissend te zijn. Vroeger deed ik acties en keek ik niet wat er rond mij gebeurde. Nu slaag ik er beter in om mijn koelbloedigheid te bewaren en de beste oplossingen te vinden. Wanneer ik vroeger de bal kreeg, begon ik meteen aan een actie, ook als er drie tegenstanders voor mij stonden. Daardoor verloor ik veel ballen én veel energie.”
Je wou show geven?
“Ja, eigenlijk is het dat. (lacht) Ik groeide op in Parijs en daar krioelt het van de goeie spelers. Op straat en in het futsal leerde ik provoceren en spektakel brengen. Dat is hoe ik ben beginnen voetballen: je laten opmerken tussen al die goeie spelers door acties te maken. Ronaldo was ons idool. We wilden zijn zoals hij.”
Hij deed niet alleen trucjes, hij werkte ook hard.
“Ja, maar als je jong bent, besef je dat niet. Zelfs als prof was voetbal voor mij eigenlijk nog een vrijetijdsbesteding. Ik ging trainen om plezier te beleven, om te spelen, terwijl ik nu naar de training kom om mij voor te bereiden op de wedstrijd. Trouwens, toen Ronaldo van Manchester United naar Real Madrid is gegaan, is hij ook een andere speler geworden: efficiënter. Hij had vroeger hetzelfde probleem als ik, efficiënter zijn, maar zijn frank is veel sneller gevallen dan de mijne!” (schiet in een lach)
Wanneer ben je beginnen veranderen?
“Drie jaar geleden. Vooral hier maakte ik veel vooruitgang, maar bij Gent ben ik beginnen beseffen wat het inhoudt om een echte prof te zijn, om ervoor te leven en te voetballen om te winnen. Toen ik er tekende, vertelde Michel Louwagie mij over het werk dat ze bij Gent hadden gedaan met Moses Simon en Samuel Kalu en dat ze dat ook met mij wilden doen. Ik heb toen gezegd dat ik echt wou veranderen. Dat ik niet meer de speler wou zijn die af en toe een actie maakt en voor de rest vooral gedurende lange periodes afwezig is in een wedstrijd, maar dat ik wou laten zien dat ik heel sterk ben. Met de jaren ben ik standvastiger geworden en nu slaag ik erin om gedurende negentig minuten geconcentreerd te zijn en gevaar te creëren. Er is iets veranderd in mijn hoofd, maar voor de rest ben ik nog altijd dezelfde: een speler die provoceert en acties maakt.”
Je bent destijds geweldig gestart in Sint-Truiden. Toenmalig voorzitter Bart Lammens zei zelfs dat je te goed was voor de Belgische competitie.
“We hadden toen een hele goeie, jonge ploeg, met onder meer Junior Edmilson en Rob Schoofs; en ook naast het veld waren we een echte ploeg. Helaas liep ik na drie maanden een scheur in de adductoren op en was ik drie maanden out. In januari al werd ik getransfereerd naar Standard, terwijl ik nog geblesseerd was.”
En toen zijn de problemen begonnen.
“Inderdaad.”
Er was sprake van een mentaliteitsprobleem.
“Het was niet echt een kwestie van mentaliteit. Ik ben daar ook in nogal moeilijke omstandigheden aangekomen.”
Zelf Yannick Ferrera, de coach die jou bij STVV lanceerde en toen vol lof over jou sprak, wou bij Standard niets meer van jou weten. Wat is er fout gegaan tussen jullie?
“Bij Sint-Truiden had ik in het begin een hele goeie relatie met hem. Maar… ik heb een sterk karakter, en hij ook…”
Wat bedoel je met een sterk karakter?
“Een beetje dominant, je niet laten doen. Ik ben opgegroeid in een moeilijke buitenwijk van Parijs, met veel werkloosheid en delinquentie, daar zag ik in mijn jeugd dingen die veel mensen niet zien. Ik bedoel: als je je daar laat doen, leef je niet meer. Ik ben iemand die als er iets niet gaat, als ik iets niet graag heb, die dat rechtuit, face to face wil zeggen. Op een dag zei hij mij vlakaf dat hij niet tevreden was over mij, over mijn motivatie, en toen is er een… histoire geweest. Sindsdien is er iets gebroken tussen ons. Helaas kwam ik hem kort daarna bij Standard weer tegen.”
“Ik ben bij Standard in een slechte situatie begonnen. Voorzitter Bruno Venanzi en Daniel Van Buyten wilden mij absoluut, maar sportief directeur Olivier Renard en coach Yannick Ferrera wilden mij helemaal niet. Mocht ik vandaag in dezelfde omstandigheden terechtkomen, met de maturiteit en het vermogen om mijn emoties te controleren dat ik nu heb, dan was het wel gelukt. Maar als jonge speler weet je niet wat er gebeurt en wat je moet doen. Ik ben nog altijd even rechtuit als vroeger, maar slaag er nu beter in mijn boodschap over te brengen. Dat is het grote verschil. Als een coach mij vroeger om welke reden dan ook op de bank zette, ging ik naar hem toe en zei ik: Hoe is het mogelijk? Ik train goed en toch zet je mij op de bank! Als hij dat slecht opneemt, zoals sommige coaches, kan hij je beledigen en dat is het begin van de problemen. Als ik nu niet start, ga ik naar zijn bureau en vraag ik: Wat kan ik doen om wel in de ploeg te staan?”
“Ik ben geen slechterik. Ik ben iemand met heel veel levensvreugde, heel open, altijd blij en ik lach graag, dat mag je hier aan elk lid van de staf vragen. Maar ik heb ook een andere kant: als ik mij enerveer, dan enerveer ik mij, en ik enerveer mij nooit zonder reden. C’est ça le problème.” (lacht)
Je werd ook vaak gesignaleerd in discotheken.
“Ja, ik was jong en ik ging uit. En in zo’n populaire club als Standard ben je snel gezien. Als je dan niet wint, word je dat verweten. Het feit dat ik na mijn transfer geblesseerd aankwam op de club maakte ook al de tongen los. Toen ik weer fit was, scoorde ik meteen, tegen Genk, en beëindigde ik het seizoen goed. Ik begon het volgende seizoen ook goed, maar toen raakte ik weer geblesseerd, met een enkelverzwikking. Ik had moeite om terug te keren en toen zijn de problemen echt begonnen. Toen was ik nog niet zo gefocust op professionalisme als nu, maar een mentaliteitsprobleem zou ik het niet noemen. Nergens veroorzaakte ik problemen, dat mag je nagaan, maar de focus was er niet altijd en daardoor kwam ik wel eens twee of drie minuten te laat. Als zich dat herhaalt, zegt een coach op een bepaald moment misschien: met hem kan ik niets doen! Maar goed, het is dankzij die fouten, de stommiteiten die ik als jonge speler beging, dat ik erin geslaagd ben om een echte prof te worden.”
Kom je nooit meer te laat?
“Bij Zulte Waregem is het nog maar één keer meer gebeurd. Ik woonde toen nog in Gent en kwam te laat doordat er op de weg naar hier een ongeval was gebeurd. Neen, er stelt zich geen probleem van discipline meer. Maar ik ben nog altijd niet iemand die op tv naar alle voetbalwedstrijden kijkt. Wanneer ik niet op de club ben, probeer ik te ontkoppelen en andere dingen te zien.”
Wat doe je in je vrije tijd?
“Heel gewone dingen. Bellen met mijn vrienden, PlayStation spelen, naar Netflix-series kijken, zoals iedereen. Sinds drie jaar ben ik gehuwd en dat helpt ook, denk ik.”
Tegenwoordig sta je zelfs zowat alleen op de flank. Wie had ooit gedacht dat je dat zou aankunnen?
“Inderdaad. Ik verkies natuurlijk om met een echte back in mijn rug te spelen, want dan komen mijn aanvallende kwaliteiten het best tot hun recht. Maar ik doe het om de ploeg te helpen én ik laat intussen zien dat ik ook deze rol aankan.”
Je scoort wel minder: vorig seizoen zes keer, nu nog niet één keer.
“Vorig seizoen speelde ik hoger in een ploeg die evenwicht had gevonden. Dit seizoen is het moeilijker om dat evenwicht te vinden en moet ik veel meer verdedigen. Toen kwam ik veel hoger in balbezit en meer in een positie om zelf op doel te trappen. Nu moet ik eerst dertig meter met de bal aan de voet lopen om in die zone te komen. Bovendien beschikken alle clubs nu over videoscouts en die weten ondertussen allemaal dat ik gevaarlijk ben als ik kan uithalen met mijn rechter. Bekijk al onze wedstrijden maar, tegen Club Brugge, Anderlecht en Antwerp, …: je zal zien dat er elke keer twee, drie man rond mij zijn om te beletten dat ik doelgerichte acties kan maken. Anderzijds vragen twee centrumspitsen die voor doel zo trefzeker zijn als Zinho Gano en Jelle Vossen van mij ook minder acties om zelf te scoren, maar meer om op de flank het verschil te maken, gevaar te creëren en voorzetten te geven. Vandaar die negen assists. Dat is onze kracht.”
Het probleem is…
“… de tegendoelpunten.”
Wat moet er gebeuren?
“Dat laat ik aan de coaches over. Ik denk dat er wel een oplossing gevonden zal worden. Er zijn heel veel nieuwe spelers en het vergt tijd alvorens de mayonaise pakt. Als je een nieuwe ploeg bouwt, is het niet gemakkelijk om complementariteit, evenwicht en automatismen te vinden.”
Je moet nu meer lopen. Was dat niet iets dat je niet graag deed?
“Ik deed het wel, maar niet zonder kankeren. (lacht) Bij Gent ben ik beginnen inzien dat je niet meer zoals vroeger op je talent kunt spelen omdat het voetbal zo intensief is geworden. De lat voor de fysieke testen ligt daar heel hoog en ze zagen er dat ik fysiek niet klaar was maar best wel een grote motor had. Het was een kwestie van motivatie, van goesting, van wilskracht en doorzettingsvermogen. Het zat in mijn hoofd. Ik leerde dat voetbal voor tachtig procent mentaal is en voor twintig procent fysiek. Bij Sint-Truiden en Standard had ik dat basisuithoudingsvermogen nog niet. Mocht ik toen de hele flank hebben moeten doen, dan was ik na 45 minuten kapot geweest. Nu kan ik het negentig minuten zonder krampen te krijgen.”
Wat is nu je ritueel om jezelf optimaal op een wedstrijd voor te bereiden?
“Ik ben moslim, ik geloof in God en dat is mijn enige kracht.”
Wat betekent dat?
“Dat ik dankbaar ben voor het talent dat ik kreeg en alles zal doen om mijn potentieel maximaal te exploiteren. Als je jong bent, begrijp je dat niet, maar nu ben ik mij daar meer dan ooit van bewust.”
Hoe zie je de toekomst?
“Ik ben 26, dus kan ik nog zeven, acht of negen jaar op hoog niveau spelen. Dat betekent dat ik eigenlijk nog maar aan de helft van mijn carrière ben. Ik wil zo hoog mogelijk geraken.”
“In de zomer waren er al aanbiedingen maar de club rekende op mij voor dit seizoen en wou mij niet laten vertrekken. Ik heb nog een contract tot in 2023. We zien wel wat er in de toekomst gebeurt, maar ik voel mij hier goed met iedereen en blijf gefocust op het veld, op gevaar creëren en beslissend zijn.”
Eerste klasse A
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier