Eén match, de volle 90 minuten, was Dirk Beheydt (68) Rode Duivel. De toenmalige spits van Cercle Brugge houdt er een heel plakboek aan over. En de handtekeningen van zijn ploegmaats, op die mooie winterdag in 1977 in Italië. Het bleef bij die ene cap maar het maakt het verhaal alleen nog mooier: een paar jaren ervoor raakte Beheydt niet eens uit de reserven van Winkel Sport. Maar een paar jaar later stond hij wel in het Stadio Olimpico in Rome in een rijtje met Coeck en Gerets naar de Belgische hymne te luisteren. “Gelukkig kreeg ik op mijn werk vier dagen congé.”
Dirk Beheydt was een gewoon voetballertje bij Winkel Sport, vanaf zijn twaalfde. “Ik maakte eigenlijk wel elk jaar veel goals, maar ik bleef toch een paar jaar steken bij de reserven”, vertelt hij enthousiast vanuit zijn kot. “Tot een aantal spelers van de eerste ploeg in januari moesten afhaken omwille van partiële examens en ik in Blankenberge op de bank mocht zitten bij de eerste ploeg. Ik vergeet het nooit. Na een half uur mocht ik al invallen, maar ik raakte geen bal. De volgende week mocht ik nog een keer opdraven. We wonnen met 5-1 tegen Knokke en ik maakte drie goals. Ik heb de rest van mijn leven geen minuut meer op de bank moeten zitten.”
Studies voorop
Die gewone jongen uit Sint-Eloois-Winkel was niet alleen een vlotscorende spits, hij was ook een uitstekend student. Beheydt beëindigde zijn studies van technisch ingenieur in Kortrijk als laureaat. Toen informeerde eersteklasser Cercle Brugge in ’74 een eerste keer, maar Beheydt dácht er niet aan. “Het financiële aanbod was ook niet overdreven. Bij Cercle waren eigenlijk alleen de buitenlanders prof: Morten Olsen, Gerrie Kleton… Ik wilde vooral nog een jaartje verder studeren voor burgerlijk ingenieur. Ik heb de mensen van Cercle toen uitgelegd dat ik nog een jaar in Leuven zou studeren. En als het lukt, zien jullie mij niet terug.“
Maar het lukte niet. De spits was intussen in eerste provinciale twee keer topscorer en hij werd evenveel keer uitgeroepen tot beste speler. Cercle probeerde een tweede keer… “Toen heb ik wel toegehapt. Omdat ik er het voetbal en mijn job als technisch ingenieur zou kunnen combineren. Maar het was toen niet zoals nu. Als je nu negen jaar in eerste klasse speelt, moet je nooit meer werken.”
Eerste cap
Beheydt scoorde al meteen in de eerste competitiematch tegen AS Oostende. En hij blééf maar scoren, hij klokte dat eerste seizoen af op 19 stuks en ging ook in het seizoen ’75-’76 op hetzelfde elan door. In januari ’77 viel er bij hem thuis een aangetekende brief binnen van de Koninklijke Belgische Voetbalbond. “Mijn pa belde mij op mijn werk. Doe maar open, zei ik. Het was een selectie voor de Rode Duivels. In de kranten stond eerder al dat Raoul Lambert en Roger Van Gool, het vaste spitsenduo bij de Duivels, verstek zouden moeten geven voor een oefenmatch in Italië. Lambert was geblesseerd en Köln FC wilde Van Gool niet vrijgeven. Maar toch had ik nooit verwacht dat ik zou geselecteerd worden. Bondscoach Guy Thys verraste evenwel met twee nieuwe gezichten: Willy Wellens, die toen bij RWDM speelde, en ik.”
De Winkelnaar was op zijn 25ste niet eens profvoetballer en werkte als technisch ingenieur nog maar twee weken voor het Brugse architectenbureau Groep Planning. “Met de vlieger naar Italië. Dat betekende dus vier dagen congé aanvragen bij Groep Planning waar ik pas was begonnen. Gelukkig waren een paar van de bazen echte Cercle-mannen, die waren meteen enthousiast. Zeker toen ze nog wat reclame kregen, in het Brugsch Handelsblad stond dat de nieuwe Rode Duivel bij Groep Planning werkte!” (lacht)
Vanden Stock
Zo stond Dirk Beheydt op 24 januari 1977 met zijn valieske in Kraainem, waar de nationale ploeg toen trainde. Tussen de sterren van het Belgische voetbal. Doelman Christian Piot, Eric Gerets, Ludo Coeck… “Ik zie die mannen nog steeds zó voor mij. François Van der Elst, Erwin Vandendaele, Nico Dewalque, Walter Meeuws…” Op de vlieger naar Rome bleek al meteen dat Beheydtje in een nieuwe wereld was terecht gekomen. “Er kwam plots iemand naar mij die zei: U bent gevraagd om even bij meneer Constant Vanden Stock in eerste klasse te gaan. De toenmalige voorzitter van Anderlecht, hé. Waarop die mij vroeg: Ben je geïnteresseerd om naar Anderlecht te komen? Ik heb hem geantwoord: Meneer Vanden Stock, ik ben zeer vereerd door uw vraag, maar ik weet wat ik kan, maar ik weet vooral wat ik niet kan. Ik denk niet dat Anderlecht een ploeg is voor mij.“
Beheydt wist wat hij niet kon: “Technische hoogstandjes of drie man dribbelen.” Maar goals maken kon hij als geen ander. “Ik was zoals men zegt dodelijk efficiënt. Ik wil me niet vergelijken met Josip Weber, die was tien keer beter dan ik, maar ik was toch een beetje hetzelfde type. Of neen, misschien nog eerder een type Tom De Sutter, ook een ex-spits van Cercle. En ik was tweevoetig én kopbalsterk.” Maar het was te weinig voor RSCA, dat wist hij wel. En hij zou zijn job moeten opgegeven hebben. Maar op die vlieger besefte Beheydt meteen dat het plots wel zeer snel gaat.
“En ik was al zeer onder de indruk geweest toen ik met Cercle een eerste keer op Anderlecht mocht spelen, het vorige seizoen nog maar. Toen we er opkwamen, liepen in de rij naast mij mannen als Rob Rensenbrink, Ludo Coeck… Ik dacht Beheydt, wa doet gij hier…? (peinzend) Er is die eerste twee jaar bij Cercle een hele wereld voor mij open gegaan. Ik had toen ook al met de nationale militaire ploeg de befaamde Kentish Cup gespeeld.”
Militaire ploeg
Dat is een wel heel apart verhaal. “Ik moest mijn legerdienst meteen doen na mijn studies. In de kazerne moesten we de eerste dag op een formulier invullen welke sport we beoefenden. Ik vulde in: speler bij Cercle Brugge. Al had ik op dat moment nog geen match gespeeld voor hen. Daarop bleek dat alle eersteklassevoetballers meteen werden opgeroepen voor de nationale militaire ploeg in de kazerne van Heverlee. Mijn naam zei coach Albert Bers natuurlijk niets, maar hij herinnerde zich wel mijn broer die het jaar daarvoor in Heverlee was gekazerneerd. Daar zat ik dus plots tussen de internationals, samen met onder meer Jan Ceulemans.”
Maar dat was allemaal maar een aanloop. Terug naar Rome, Beheydt stond die 26ste januari wel mooi in de spelerstunnel van het imposante Olympisch Stadion van Rome. In de tribunes wachtten 30.000 opgenaaide Italianen. Hij was nauwelijks Winkel Sport ontgroeid. “Ik was nerveus, ja. Vooral tijdens de nationale hymne.” Beheydt, wat doet gij hier…? De Rode Duivels verloren met 2-1. Maar de onbekende Dirk Beheydt van het kleine Cercle Brugge hield zich best recht. “Al was het een bijzonder ondankbare wedstrijd tegen die ultra defensief ingestelde Italianen. Ik zag weinig of geen ballen. Maar ik mocht toch 90 minuten op het veld blijven, het kon dus niet abominabel zijn geweest. Het blijft een fantastisch mooie herinnering.” Een vervolg kwam er niet meer. De volgende interland al nam Van Gool zijn plaats terug in, ten koste van Beheydt. Hero for one day.
De Niet Ambitieuze Reserven
Zoals de Winkelnaar omzeggens alleen maar mooie herinneringen overhoudt aan zijn hele voetbalcarrière. Aan Cercle vooral, tussen ’75 en ’84: 115 goals. Er volgden nog twee jaar Racing Harelbeke, tot zijn 35ste, waarop Beheydt nog een jaar of tien goals bleef maken in het bedrijfsvoetbal. Daarna sloot hij zich aan bij de NAR van Winkel Sport, de Niet Ambitieuze Reserven waar hij zich al snel ontpopte tot een vurige afgevaardigde. “Ik kan moeilijk stil zitten, hé. Maar ik ben intussen 68 jaar, het is stilaan tijd voor anderen.”
Hij is altijd Cerclist gebleven. “Ik heb met heel veel sympathie hun redding gevolgd, ook via d’Echte, hun supportersblad waarop ik nog steeds geabonneerd ben. Ik ga nog één of twee keer per seizoen kijken. Sinds de overname door Monaco is het wel niet meer hetzelfde. Er is nu ook ongelooflijk veel geld mee gemoeid, hé. Heel sporadisch loop ik er nog een oude bekende tegen het lijf. Wim Kooiman ondermeer. Met Jules Verriest ga ik dan weer om het jaar nog eens eten in het restaurant van één van zijn zoons aan de kust. Of we komen nog eens samen in Kortrijk waar mijn vroeger bedrijf loges heeft. Juultje is voor mij hét monument van Cercle. Al is Morten Olsen ook altijd een topper geweest. Morten komt altijd af naar de reünies op Cercle. Ach, ik heb nooit het grote geld verdiend maar ik heb mij altijd keihard geamuseerd.”
Dat doet hij nog altijd trouwens. Sinds zijn 61ste is hij op pensioen. Tijdens de lockdown geniet hij vooral van zijn tuin. “We zijn nog allen gezond, dat blijft het voornaamste. Ik maak met mijn vrouw wel zeker drie, vier keer per week een mooie, lange wandeling maar het zijn toch lastige tijden. Ik mis mijn vijf kleinkinderen. Zo eens van ver zwaaien, meer kunnen we niet doen.”
En een keer zijn hele voetbalcarrière bundelen, maar dat is al veel eerder gebeurd. “Mijn vader hield alle foto’s en krantenartikels bij in dozen. Na mijn carrière heb ik eens alles netjes geklasseerd in albums. Drie of vier van Winkel Sport, een stuk of tien van Cercle Brugge, een paar van Harelbeke, één van het leger, één van de nationale ploeg… Ik heb ook nog het blad waarop mijn vader de Paninistickers van alle Rode Duivels van die wedstrijd had geplakt. Alle spelers hebben er hun handtekeningen op gezet.”
Eerste klasse A
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier