‘Vermist aan het Front. Graven naar Namen’ nieuwe tentoonstelling in IFFM
Het Iepers In Flanders Fields Museum stelde z’n jaarprogramma voor. Blikvanger daarbij is de tentoonstelling ‘Vermist aan het Front. Graven naar Namen’. De expo toont hoe dankzij archeologisch en historisch onderzoek sommige van de nog steeds tienduizenden vermiste WO I-soldaten dan toch hun identiteit terugkrijgen.
55.000 uit het Gemenebest en tienduizenden Duitse en Franse soldaten. Zoveel tijdens de WO I gesneuvelde militairen liggen nog steeds ergens in de Westhoek op een onbekende plek onder de grond, zonder graf of wat dan ook. ‘Vermist aan het Front, graven naar namen’, de nieuwe tentoonstelling in het In Flanders Fields Museum (IFFM) in Ieper, toont hoe archeologie meehelpt de vermiste soldaten hun identiteit terug te krijgen.
“De tentoonstelling is een eerbetoon aan de mannen die we hebben opgegraven”, zegt slagveldarcheoloog Simon Verdegem. “De expo is het resultaat van het onderzoek rond vermiste soldaten en archeologie. Daarnaast zijn we bezig met analyses die uiteindelijk in een rapport verschijnen. Een algemeen onderzoek ontbrak een beetje. De individuele onderzoeken rond opgegraven militairen gebeurden op een goede manier. Dat kende een hele evolutie: van nog niet weten wat er precies mee aan te vangen tot waar we nu staan. Iedereen leverde binnen zijn tijdsgeest perfect werk. Soms zijn dat kleine rapporten van een gevonden soldaat tot grote vondsten. Nu brengen we dat allemaal samen in een overzicht, waarmee we voor een extra bron zorgen in de geschiedschrijving. Het onderzoek geeft een ander inzicht in dood en begraving tijdens WO I.”
Houten kist
De tentoonstelling toont aan dat de doden veel meer dan hallucinante cijfers zijn. “Het aantal vermiste soldaten is al om achterover te vallen, maar door de tentoonstelling wordt dat cijfer wat begrijpelijk. Het is niet mogelijk om alle soldaten te vinden en hoe meer de tijd vordert hoe onmogelijker het wordt. Sowieso gaan we nooit op zoek naar vermisten. Ofwel komen we ze tegen tijdens een reguliere archeologische opgraving. Ofwel is het een toevalsvondst zoals bijvoorbeeld bij mensen die een zwembad graven of een boer die tijdens het ploegen op iets stoten.”
Het is niet mogelijk om alle soldaten te vinden en hoe meer de tijd vordert hoe onmogelijker het wordt
Een voorbeeld daarvan te zien in de tentoonstelling is een houten kist. “Die werd gevonden bij bodemsaneringswerken aan een stookolietank in 2015. Het bleek om een massagraf te gaan van een 20-tal Duitse soldaten die stierven in de loop van 2017. Door zware beschietingen konden hun lichamen niet meer worden afgevoerd”, verduidelijkt archeoloog Birger Stichelbaut, die meewerkte aan de tentoonstelling.
Identificatie
In de laatste 25 jaar werden slechts 43 opgegraven militairen geïdentificeerd. “Dat is het ultieme resultaat van ons werk”, zegt Simon. “Als we stoffelijke resten vinden, zorgen we ervoor dat zoveel mogelijk details en alle data voorhanden worden meegegeven met de onderzoekers. Daarmee kunnen die eventueel tot identificatie komen. Het is natuurlijk heel moeilijk, maar een naam spreekt ook voor de gesneuvelden rond hem. Op die manier kunnen we die mensen eveneens herdenken.”
Simon Verdegem roept mensen die bij toeval overblijfsels vinden op om dat te melden. “De Vlaamse overheid komt daarbij financieel tussen. Meestal komen we binnen de 48 uur ter plaatse en werken alles zo snel mogelijk af. De vinder hoeft dus niet te vrezen dat het geld en tijd zal kosten.”
Om de nieuwe expo wat in de kijker te plaatsen, maakte de archeoloog met televisiemaker Arnout Hauben een film over het onderwerp. ‘Vermist aan het Front, graven naar namen’ is nog 31 mei te zien in de permanente zaal van het museum.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier