Roos Dedulle uit Ieper zet zich in voor veel goede doelen: “Ik hoop dat ik dit nog heel lang kan doen”

Roos Dedulle.
Tom Gheeraert
Tom Gheeraert Medewerker KW

Afgelopen weekend zag je haar misschien nog kleurpotloden verkopen ten voordele van 11.11.11, maar dat is slechts een van de vele goede doelen waarvoor Roos Dedulle zich inzet. Ze is ook voogd voor minderjarige asielzoekers, regiocoördinator voor vzw Auxilia en drijvende kracht achter een schoolproject in Malawi. Via haar overleden ouders heeft ze ook een speciale band met de Menenpoort.

Roos Dedulle (74) zet zich al jarenlang in als sociale hulpverlener. Al 30 jaar is ze regiocoördinator en lesgever voor Auxilia, een organisatie die onderwijs geeft voor wie nergens of onvoldoende elders terechtkan. Ze is ook al 20 jaar vrijwilligster bij CAW De Papaver, voogd van niet-begeleide minderjarige vreemdelingen en startte het Editsa-onderwijsproject op in Malawi. Ze staat niet graag in het middelpunt van de belangstelling, maar voor deze reeks wilde ze wel een uitzondering maken.

Je hebt wel iets met de Menenpoort?

“11 november is voor mij een belangrijke dag. Door de herdenking van alle oorlogsslachtoffers, zowel militairen als burgers, maar ook in verband met mijn ouders. Ze hebben beiden WO I meegemaakt. Mijn papa is geboren in 1894 en was vier jaar soldaat. Mijn mama was tien jaar jonger, woonde in Ichtegem tijdens de oorlog en kreeg daar les van een Duitse leerkracht. Mijn mama en papa zijn gestorven dezelfde nacht, maar met 30 jaar verschil. Mama werd begraven op 10 november, papa op 12 november. Dit jaar is het van mijn mama 20 jaar en van mijn papa 50 jaar geleden. Voor mij is het een traditie dat ik op 11 november eerst naar de Last Post-ceremonie ga kijken, nu op de Grote Markt, en dan naar het kerkhof ga.”

Hebben ze veel over de oorlog verteld?

“Niet extreem veel, maar er zaten mooie verhalen tussen. Mijn mama vertelde dat bij haar grootvader enkele Duitse militairen ingekwartierd waren. Maar dat waren lieve mannen, die ook verplicht waren om naar hier te komen. Met Kerstmis was heel de familie uitgenodigd in het huis van de grootvader, samen met die militairen. Dat was de eerste keer dat ze een kerstboom zagen. Allemaal gingen ze rond de kerstboom zitten en de Duitsers zongen Stille Nacht. Mama vertelde ook dat de tranen langs hun wangen liepen omdat ze dachten aan hun kinderen thuis, die ze in die tijd van het jaar heel hard misten. Dat vond ik zo’n mooi verhaal en elk jaar met Kerst denk ik eraan.”

En je papa?

“Hij zat aan het front in Hoogstade. Iedere keer dat we daar later passeerden, wees hij een oud winkeltje aan en vertelde hij dat hij daar zijn sigaretten ging halen tijdens de oorlog. Op een dag moest ’s hij nachts patrouilleren op de Blankaart. Hij wist dat het zijn laatste dag was: ofwel ging hij neergeschoten worden, ofwel moest hij in het water springen, en hij kon niet zwemmen. ’s Avonds net voor hij moest vertrekken, werd het afgelast.”

“Hij is niet gewond geraakt in WO I, maar later wel bij een treinongeluk tijdens de WO II. Doordat er geen medicijnen waren, kreeg hij gangreen aan zijn gekwetste been en moest dat geamputeerd worden. Hij was graag bij de mensen, heel sociaal, plots kon dat niet meer en hij werd verbitterd.”

Kom je anders nog veel naar de Menenpoort?

“Honderden keren ben ik hier al geweest. Ik vertel er ook graag over tegen de vluchtelingen die ik begeleid. Vorige week was ik nog bij twee pupillen uit Eritrea. Die meisjes zijn 17 en al jaren onderweg, allemaal met een zware rugzak. Ik vroeg: weet je waarom er donderdag en vrijdag geen school is. Dan ben ik trots dat ik kan vertellen over de oorlog en vooral over Ieper en de Menenpoort.”

Heeft corona een impact op jouw liefdadigheidswerk?

“Ik ben al 18 keer in Malawi geweest. Normaal ga ik altijd in oktober. Vorig jaar kon ik niet gaan door corona. Dit jaar heb ik lang getwijfeld, maar dan toch besloten dat het nog niet veilig genoeg was. Er zijn daar maar weinig mensen gevaccineerd.”

“Ik startte er het Editsa-onderwijsproject op. Ik vind het enorm belangrijk dat iedereen naar school kan gaan. We bouwen er klassen en geven financiële steun aan de mensen die de capaciteiten hebben en 100 procent ervoor gaan om verder te kunnen studeren.”

“Ik organiseer ook uitstappen met asielzoekers, maar die kunnen al een tijdje niet doorgaan. Ik vind het belangrijk dat ze België leren kennen. Dan geef ik Belgische kansarmen ook de kans om mee te gaan, omdat ik integratie ook belangrijk vind. Ook de zoektocht naar vrijwilligers verloopt moeilijker door corona. Veel vrijwilligers met een bepaalde leeftijd haken af omdat ze zich door corona niet meer veilig voelen.”

Heb je soms nog contact met gezinnen en jongeren die je begeleidde?

“Twee jaar geleden ben ik nog naar een moslimhuwelijk van Tsjetsjenen in Dagestan geweest. Je wordt daar met open armen ontvangen, ongelofelijk. Mensen zijn soms tegen mensen van andere origine maar ik zeg altijd: alsjeblieft, leer ze kennen. Praat ermee, je wordt vrienden. Die mensen zijn veel gastvrijer, opener dan wij.”

Waar haal je de motivatie om je zo in te zetten voor kwetsbare mensen?

“Ik voel me daar goed bij en ik blijf jong daardoor, want ik ga om met veel jongeren. Je krijgt ook zo veel terug. Ik ben rijker geworden, niet financieel, maar wat betreft kennis, zicht op de wereld… Ik hoop dat ik nog lang gezond blijf zodat ik het nog lang kan doen. Het is altijd beter om iemand te kunnen helpen dan om zelf geholpen te moeten worden.”

(TG)