Huguette Deloddere uit Marke schreef ‘Zelf aan de slag’: “Vrouwen laten me weten dat ze nu ook klussen”
Handige harry, klusjesman, un jean fait tout : het klussen wordt vooralsnog vereenzelvigd met een zekere mannelijkheid, terwijl vrouwen aan de zijlijn blijven staan. Tot nu, want Huguette Deloddere, een vrouw dus, heeft een boek uit: ‘Zelf aan de slag’.
Herinnert u zich nog klusjesman Roger wiens doe-het-zelfrubriek op de regionale tv uitgroeide tot een eigen tv-zender? Dat moest een soort Jan met de pet zijn, waarin iedere simpele medemens zich kon herkennen. Je moest het gevoel hebben dat als zelfs hij het kon, jij en ik het ook zouden kunnen. Intussen zijn we 20 jaar verder en zijn de doe-het-zelvers een veel gevarieerder gezelschap dan de Rogers van deze wereld. Wellicht ook daarom dat uitgeverij Borgerhoff & Lamberigts voor het schrijven van ‘Zelf aan de slag’ niet bij Roger aanklopte, maar wel bij Huguette Deloddere, een vrouw die in een garage in Marke woont en zich al jaren zelf uit de slag trekt.
Kraakpand
Huguette denkt niet dat de uitgeverij bewust op zoek was naar een vrouw om dat grote klusboek bij elkaar te schrijven, maar “het is natuurlijk wel tof,” zegt ze. “Ik krijg veel respons van vrouwen die zeggen: ‘Ik ga het proberen. Mijn man heeft nooit tijd en ik kan niet blijven wachten.’” En als Huguette het kan, dan moeten jij en ik het ook kunnen. Want ook zij is geen stielman of stielvrouw. Nee, meer een vrouw van twaalf stielen en dertien ongelukken. Of liever, gelukken. Iemand die al haar hele leven lang van het ene avontuur in het andere rolt. Dat haar pad daarbij niet altijd over rozen ging, maakte haar alleen maar sterker. Een echte technische opleiding heeft ze nooit gehad. “Ik zat destijds aan de kunsthumaniora en in plaats van hogere studies aan te vatten, verdween ik naar Amsterdam en woonde er een paar jaar in een kraakpand. Daar zaten zoveel creatievelingen onder één dak dat ik er misschien wel meer van opstak dan ik op de schoolbanken had kunnen leren.”
Intussen was Huguette met succes een modellencarrière aan het uitbouwen. Terwijl anderen haar bekeken, gaf ze zelf ook haar ogen de kost. “Model zijn was natuurlijk leuk als jong meisje, maar ik moest toen heel erg letten op mijn lijn. Ik hongerde me uit, echt gezond was dat niet. Het was de tijd van de heroïnelook: je mocht geen borsten hebben en geen kont. En die had ik toevallig wel”, lacht ze. “Het was leven op een ei en een tomaat. Op het randje van anorexia. Ik wist dat mijn toekomst niet in de modellenwereld lag. Ik kende intussen veel fotografen en ik ben altijd heel nieuwsgierig geweest. Als iemand me iets vroeg of aanbood, dan zei ik altijd ‘ja’.”
Dyslectische schrijver
Zo begon ze een carrière waarin ze alles regelde wat bij een fotoshoot nodig was: decors, figuranten, locaties en als het nodig was, dan naaide ze ook nog zelf kostuums en schminkte iedereen die voor de camera kwam te staan. Door haar veelzijdigheid was ze in de mode- en reclamewereld actief, maar ook in het theater en bij tal van tv-producties. De decoratiesector zette haar dan weer aan het werk als inkoper, adviseur en decorateur. Het ene moment vloog ze naar New York, dan was ze in China of dan weer in Indië op prospectie. “Ik zeg het, ik ga nooit een uitdaging uit de weg. Hetzelfde met dat boek. Door de corona-epidemie liggen veel van mijn activiteiten stil en dus zei ik meteen ja toen ik de vraag van de uitgeverij kreeg.”
“Dat ik nooit eerder had geschreven en op de koop toe een beetje dyslectisch ben, hield me niet tegen. Dyslexie is vaak familiegebonden. Ook mijn broer heeft er last van. Zijn zoon, Frederick Deloddere, werkt in de media. Hij schreef onder meer de presentatieteksten van Wim Opbrouck in ‘Bake Off’. Hij is zelf dyslectisch, maar hij heeft nu een kinderboek gemaakt over dyslexie, ‘Etters en Letters’. Over de wirwar in het hoofd van mensen zoals wij. Ik heb afgezien tijdens het schrijven. Gelukkig zijn mijn zoon en mijn dochter allebei actief in de communicatiesector en hebben zij me af en toe bijgestaan.”
Abnormale mama
Nauwelijks vijf weken had ze om een boek uit de losse pols te schudden over hoe je een huis van zolder tot kelder inricht of renoveert: hoe je gipsplaten plaatst, een laminaatvloer legt en een scheidingswand of een hangtoilet installeert. Ze vertelt je alles over kleur, over hout, over oliën, vernissen en waxen, hoe je geurtjes bestrijdt, hoe je een ruimte groter of kleiner kunt laten lijken of hoe je met afvalmateriaal een kunstwerk in elkaar timmert dat sfeer brengt in je huis. Ze is niet alleen Roger, maar ook tante Kaat en een beetje Picasso. Ze toont bepaalde zaken die ze eerder had gemaakt, andere klussen voerde ze speciaal nog eens uit om plaatjes bij de praatjes te hebben.
Knutselen met rommel
Handig als je dan in een hangar woont, een oude autogarage eigenlijk. “Ik kwam hier eigenlijk terecht doordat de plek betaalbaar was en een grote tuin had met twee notelaars en een Amerikaanse eik. Ik kan hier met mijn camionette binnenrijden. Je moet weten, wat ik ook tegenkom dat van nut kan zijn bij het bouwen van een decor, sleur ik hier binnen. In mijn jeugd had ik het altijd zo gezien. Thuis hadden we een groot autokerkhof. En mijn vader was rallypiloot. Toen al knutselde ik van alles in elkaar met de rommel die ik vond. Mijn kinderen wilden in hun jongere jaren veel liever een normale mama en een normaal huis.”
“Nu zijn ze de deur uit, maar intussen vinden ze dat hier best een coole plek, denk ik. En ik blijf onderweg, altijd in beweging. Mijn leefruimte is nooit af en mijn leven evenmin. Ik blijf evolueren. Tegenwoordig geef ik workshops over guasha, gezichtsmassage met stenen, over wat kleur met je interieur en jezelf doet en ik leer mensen klussen. D.I.Y. als teambuilding is echt wel efficiënt. Deelnemers ontdekken hun eigen handigheid en leren al dan niet samen met hun collega’s dingen maken, installeren en inrichten.”
(KV)
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier