“Gent is een topstad, maar thuiskomen doe ik in Izegem”

Redactie KW

Politicoloog Carl Devos werkt aan Universiteit Gent, maar blijft bewust in Izegem wonen. Hij is een van de bekendste gezichten van de Gentse universiteit, maar tegelijk is Carl Devos apetrots dat hij volbloed West-Vlaming is. De hoogleraar brengt een flink deel van zijn professioneel leven in de Arteveldestad door, maar thuiskomen doet hij maar al te graag in Izegem. “Hier ben ik gewoon Carl, niet de professor”, zegt hij.

Carl Devos heeft een curriculum vitae om ‘u’ tegen te zeggen. In 1992 behaalde hij zijn licentiaatsdiploma politieke wetenschappen, in 1993 Europees Recht aan de UGent en in 2000 ook zijn doctoraat met de grootste onderscheiding. Ondertussen is hij al 24 jaar verbonden aan zijn geliefde universiteit en mag hij zich hoogleraar aan de faculteit politieke en sociale wetenschappen noemen.

Zijn eerste kennismaking met Gent zal hij echter nooit vergeten. “Ik ben een geboren en getogen Meulebekenaar en na mijn middelbare schooljaren aan het toenmalige Sint-Jozefscollege van Tielt, trok ik naar Gent. “Ik ging meteen op kot en raakte aanvankelijk overdonderd door de stad. Een ware cultuurshock zelfs. Als ‘broekventje’ uit Meulebeke naar het grote Gent“, glimlacht hij.

Ook Carls eerste les aan de universiteit herinnert hij zich nog alsof het gisteren was. “De legendarische psychiater Paul Ghysbrecht stond voor ons in de aula. Die man was een fenomeen, er zakten zelfs bussen vol niet-studenten naar zijn lessen af.”

Treinleed

Nu werkt Carl al bijna een kwarteeuw bij de UGent. “Deel van het meubilair, ja”, grinnikt hij. “Ik vind het trouwens niet jammer dat ik mijn job niet in een West-Vlaamse instelling kan doen, al is UGent dat ook een beetje. Een aparte, volwaardige universiteit in West-Vlaanderen is nu geen goed idee meer. Het enige nadeel is de verplaatsing. Ik heb meer dan twintig jaar lang gespoord richting Gent en dan vloek je wel eens. Volle of afgeschafte treinen, veel vertragingen, gemiste aansluitingen… Ik ben ervan overtuigd dat meer West-Vlamingen zich opnieuw in de eigen provincie zouden settelen als het openbaar vervoer richting Gent beter was. Maar ook op de wegen rijden we ons vast. Wij zijn zelfs even in Deinze gaan wonen om de afstand tot Gent te verkleinen. Nu ik meer met de auto onderweg ben, zie ik het fileleed toenemen. Zelfs op de eens zo rustige E403…”

“Ik ben blij dat ik aan de UGent kan werken”, benadrukt hij. “Want zo kan ik ook erg vaak in eigen provincie werken. Ik heb een kantoor op Campus Kortrijk, zit veel op Campus Brugge en Campus Oostende en eens per week bevind ik me rond de Wetstraat in Brussel. Maar elke woensdag ben ik sowieso in de Gentse universiteitsgebouwen te vinden. Dan geef ik er les en staat ook de faculteitsraad op de agenda.”

Na 25 jaar heeft Gent zich een weg in Carls hart gebaand. “Het is een fel uit de kluiten gewassen dorp”, zegt hij. “Net klein genoeg om het gevoel te hebben dat je overal wel een bekende tegenkomt. Je loopt er niet verloren. Dat maakt het net zo aangenaam. Die vertrouwde kleinschaligheid, in combinatie met alle faciliteiten die een grootstad te bieden heeft. Wat mij betreft, is Gent de ideale grote stad. Al ben ik geen stadsmens.”

Na al die jaren tussen en met de Gentenaars te werken, voelt de Izegemnaar zich verbonden met hen. “Maar er zijn meerdere categorieën Gentenaars“, verduidelijkt hij. “De ‘oude’ Gentenaar durft zich al wel eens ergeren aan de nieuwe inwoners. En dat zijn vaak West-Vlamingen… Zij willen soms iets te hip zijn. Bakfiets voor de deur, met een Apple-laptop in een coole koffiebar aan het raam zitten lezen en hun eigen roots afzweren … Dat kan al eens wat tandengeknars bij de echte stroppendragers veroorzaken”, lacht Carl.

“Maar het bewijst tegelijk ook dat Gent verwest-Vlaamst. “Ons dialect is er een hoofdtaal, twee West-Vlamingen zijn er schepen (Filip Watteeuw uit Moorslede en Elke Decruyenaere uit Aalbeke, red.) en ook aan de UGent val je haast over de West-Vlamingen. Dat merk ik zelfs op mijn eigen faculteit.”

Gewoon Carl

Hoe leuk Carl het ook vindt op ‘zijn’ Gentse universiteit, toch blijft hij op en top West-Vlaming. En verknocht aan Izegem. “Ik zie Gent in de eerste plaats als mijn werkplek. Na mijn studies bleef ik er even wonen en ik liep er constant collega’s en studenten tegen het lijf. Dat is leuk voor even, maar ik wilde al snel wat afstand nemen. En Izegem is daar perfect voor. Hier heb ik mijn vrienden, lopen mijn kinderen school, ligt mijn privéleven. Hier spreken de mensen me aan met Carl en niet als ‘professor’. Gent is een topstad, maar ik kom pas echt thuis in Izegem. Ik kom tot rust als ik in Kemmel over de West-Vlaamse golvende vlakte kijk.”

Volgens Carl hoef je de voordelen van een stad als Gent hier ook niet te missen. “Met De Leest en De Spil in Roeselare is het cultuuraanbod meer dan goed, bijvoorbeeld. Lekker eten en drinken is ook geen probleem. Wat ik in onze regio soms mis, is die grootstedelijke durf die ze in Gent wel hebben. Daar treedt op 3 april het nieuwe, baanbrekende circulatieplan in voege, trouwens bedacht door de West-Vlaamse schepen Filip Watteeuw. Je kan er voor of tegen zijn, maar zo’n ingrijpende beslissingen worden bij ons amper genomen. Een stad als Izegem zou er nochtans baat bij hebben, want voor mijn fietsende kinderen vind ik het verkeer in Gent veiliger dan hier in Izegem. Steden als Izegem moeten het hebben van leefkwaliteit en daar wordt volgens mij niet altijd even hard op ingezet. De auto’s zijn te overheersend. Ik zou ook meer groen willen, daar heeft Gent de laatste jaren fel op ingezet. Maar ik besef tegelijk dat dergelijke ingrepen niet altijd evident zijn.”

In Gent is Carl ook thuis, maar Izegem is zijn heimat. “De politiek van de Pekkersstad volg ik eerder oppervlakkig. In 2000 stond ik op de lijst van de lokale SP.A, op vraag van Myriam Vanlerberghe. Alleen zo kon ik achter de schermen eens alles meemaken. Erg leerrijk, al vond oud-burgemeester Willy Verledens me een Farizeeër, een schriftgeleerde”, lacht hij. “Maar die plooien hebben we glad gestreken. Of er nog een tweede keer komt? Zeg nooit nooit, maar ik bekijk het wereldje toch veel liever vanop een zekere afstand. Politiek is een stiel, de mijne is een andere.”