Eindelijk wat rust voor topdokter Stéphanie De Maesschalck: “Ik wil weer fuiven”

Stéphanie De Maesschalck verhuist van Poperinge naar hartje Gent. (foto Joke Couvreur)
Stéphanie De Maesschalck verhuist van Poperinge naar hartje Gent. (foto Joke Couvreur)
Bert Vanden Berghe

Huisarts. Topdokter. Moeder. Maar ook een innemende en vrijgevochten vrouw met een warme glimlach, een visie en een eigen mening. Stéphanie De Maesschalck is het allemaal, maar toch ook geen superheld. Daarom is het eindelijk tijd om wat rust te nemen, na een annus horribilis en vlak voor een kantelpunt in haar leven. “Het is een cliché zo hoog als een huis, maar we mogen verdomme dankbaar zijn.”

Het is op zijn zachtst gezegd een bewogen dag geweest als we ’s avonds bij Stéphanie De Maesschalck aanschuiven aan de keukentafel. Er is verse koffie en Marokkaans gebak dat ze meekreeg op haar laatste werkdag in wijkgezondheidscentrum De Piramide in Menen. Daarmee sluit ze naar eigen zeggen een kort, maar fantastisch hoofdstuk af. “Ik heb niet gebleit, nee”, lacht ze. “Misschien moet het nog wat zakken.” Zoals zoveel, want kijkend Vlaanderen kon het in Topdokters op Play4 al zien hoe heftig het afgelopen jaar was. De komende maanden is het eindelijk tijd voor wat meer rust. Al is dat relatief, want het gezin verkast straks van Poperinge naar hartje Gent. Maar niet vooraleer haar dochter nog 18 kaarsjes uitblaast en ze met haar man de bergen intrekt. Om te doen waar zoveel mensen, letterlijk en figuurlijk, moeite mee hadden: zuurstof tanken. “Het was pittig, nu mag het even stoppen, ja.”

Je bent van het Gentse afkomstig. Waarom keer je terug?

“Ik heb altijd wel willen teruggaan. Ik heb hier in Poperinge heel graag gewoond. We wonen hier sinds 2008, en daarvoor woonden we nog eens acht jaar in Stavele. Het was fantastisch om de kinderen hier groot te brengen, maar nu de kinderen ook verder studeren, is het tijd voor iets nieuws. Ik ben ook wel blij om terug dichter bij mijn familie te zijn, en dat ik niet langer moet tjoolen tussen de Westhoek en de UGent. Ik ga er ook aan de slag in een ander wijkgezondheidscentrum. Ik mag terugkijken op een mooie periode hier, dat al begon in het opvangcentrum van Fedasil in Poelkapelle.”

Hoe kwam je daar terecht?

“Ik heb een beetje een atypisch traject doorlopen. Ik wilde altijd bij Artsen Zonder Grenzen aan de slag gaan, maar de liefde stak daar een stokje voor. (lacht) Ik ben mijn man, die van Oostvleteren is, naar Poperinge gevolgd, maar ik miste dat internationale. Mijn schoonbroer bracht op een gegeven moment tijdens kerstavond ter sprake dat er een opvangcentrum kwam in Poelkapelle. De dag nadien, op Kerstmis, heb ik naar Brussel gebeld en mijn diensten als dokter aangeboden. In mei kon ik daar toen aan de slag. Na de vluchtelingencrisis was het echt op bij mij. Ik wist dat er een wijkgezondheidscentrum werd opgestart in Brugge, Oostende en Menen. Dat is echt iets voor mij, bedacht ik, en dus heb ik mee het centrum in Menen op gestart. Compleet vanaf nul, maar dat is echt ontploft. Er was duidelijk nood aan zo’n multidisciplinair laagdrempelige praktijk. Maar ik hou fantastische herinneringen over aan Fedasil. De impact daarvan was groot.”

Hoe bedoel je?

“Tijdens een betoging over Gaza in Kortrijk, liep ik Elisa tegen het lijf. Vijf jaar lang heeft ze in Fedasil gewoond, in een kamer vlak naast de consultatieruimte. Ze kwam uit een gezin van vijf kinderen, waarvan er drie therapieresistente epilepsie hadden. Ze hadden op medisch vlak recht om hier te blijven, maar politiek was dat moeilijk. Ik heb toen echt gevochten voor dat gezin, samen met dokter Sercu van Jan Yperman en de sociale dienst van Fedasil. Elisa zit vandaag in haar tweede jaar sociaal assistent en loopt stage in Fedasil. Daarvoor doe je het. Veel mensen hebben schrik van vluchtelingen, maar er zit heel veel potentieel in die mensen. Ik trek regelmatig naar Duinkerke en mensen vragen wat ze kunnen doen. Natuurlijk kunnen ze een centje storten of helpen als het nodig is. Maar als je écht iets wil doen, kijk dan in je eigen gemeente. Misschien kan je daar iemand helpen. We zijn allemaal maar mensen. We kunnen al ver geraken als we gewoon luisteren. Is dat naïef? Misschien wel. Maar so be it. Als huisarts heb ik veel diepe gesprekken met vluchtelingen en migranten. En het enige wat ze willen is werken, veilig zijn en zorgen dat hun kinderen het beter hebben. Ze komen niet naar hier met het idee dat ze betaald worden om niets te doen. Er zijn veel uitdagingen, ja. Zo strijd ik mee voor vrouwenrechten. Ik spoor vrouwen aan om Nederlands te leren, dat ze ingeburgerd raken, zich hier thuis voelen. Zich Belg voelen. Voor mijn dochter met haar white privilege is dat iets helemaal anders, Belg zijn, maar het komt er op neer dat ze zich hier goed voelen.”

Schuilt er een wereldverbeteraar in jou?

“Ja. Ik kan daar niets aan doen. Omdat ik ook zie wat het doet met mensen als je in hen gelooft. We moeten ook eenmaal samen verder. Ik strijd ook voor meer diversiteit aan het unief. De profs die daarmee bezig zijn, zijn allemaal wit. Ik wil dat de groep diverser wordt, dat pakweg een Irakese dokter mee aan boord komt. Dat zal frictie geven, maar goed. Du choc des idées jaillit la lumière (‘Uit de schok van ideeën komt licht tevoorschijn’, quote van de Franse dichter Boileau, bvb.).”

“Ik ben een Duracell-konijn met snel oplaadbare batterijen, maar ik voel dat het nu op het randje is.” (foto Joke Couvreur)
“Ik ben een Duracell-konijn met snel oplaadbare batterijen, maar ik voel dat het nu op het randje is.” (foto Joke Couvreur)

Even over een thema waar je het misschien al te veel over had: corona.

“Laat ons hopen dat we er snel van af zijn. Vorige week is vastgesteld dat ik het ook moet gehad hebben. Ze zagen het aan de antilichamen in mijn bloed. Heel vreemd, want ik heb me altijd aan de regels gehouden.”

Schrik gehad?

“In de tweede golf wel. Ik had niet verwacht dat het zo heftig zou zijn. We waren nog aan het bekomen, en opeens werd het allemaal op ons gesmeten. Ik zag veel onzekerheid, uitgestelde zorg… echt overrompelend. De eerste golf was ik niet zo bang. Ik ben heel voorzichtig geweest. Maskers, faceshield, mijn handen kapot ontsmet, maar je gaat mee in die drive waar iedereen in zit. Vreemd genoeg weet ik nog maar weinig van die periode. Er is ook zoveel gebeurd. Je gaat net als zoveel mensen in overlevingsmodus. Ik zag heel veel mensen met psychosociale zorg. Het is een marathon, hé. Eentje die beleeft in een soort waas. Zeker de laatste maanden is het overleven. Ik voel dat mijn interne veer bijzonder gespannen staat.”

Je klop al gekregen?

“Nog niet. Misschien komt die straks wel. Ik ben niet zo vaak rechtstreeks met de dood geconfronteerd geweest zoals veel andere mensen uit de zorg, het waren eerder andere facetten die veel aandacht vroegen, zoals het mentale. Ik vrees dat we straks een grote uitval zullen zien. En er is al een heel groot huisartsentekort. Mensen zijn op en ’t ènde . Ik hoop dat er niet alleen aandacht en tijd naar gaat, maar ook budget en ruimte. Want dat applaus was fijn, maar het is nu tijd voor meer omkadering en betere statuten. Show us the money.”

Je kreeg veel mensen over de vloer die het mentaal lastig hadden. Hoe ga je daar zelf mee om?

“Sporten en bewegen helpt veel in mijn geval. Zelfs in de winter, toen ik pas om negen uur thuis kwam, ging ik nog wandelen. Ik heb heel Poperinge gezien in het donker. (lacht) Ik heb ook het geluk dat ik een fantastische man heb, die als huisarts ook verstaat wat er speelt. Mijn gezin, dat sociaal netwerk en opvangnet is heel belangrijk geweest.”

Ben je iemand die makkelijk rust kan pakken, want je zou niet de eerste zijn die crasht?

“Ik ben daar wel alert voor. Want ik ben iemand met veel energie. Een Duracell-konijn met snel oplaadbare batterijen, maar ik voel dat het nu op het randje is. Maar nu is het tijd om even op adem te komen.”

Wat wil je straks weer gaan doen na de ‘bevrijding’?

“Ik wil weer fuiven! Met veel mensen dicht op elkaar. Dansen, zweet ruiken… Dat zorgeloos sociaal zijn. Op restaurant gaan, naar de cinema, een terrasje. Ik ben wel een people person, ja. Maar ik heb ook mijn stilte nodig. Die vind ik doorgaans ook in een huisje in de Ardennen. Eentje dat we met vier koppels hebben gekocht. Een krot aan de Lesse dat we beetje bij beetje verbouwen. Heerlijk afgelegen.”

Kan je dan makkelijk de praktijk loslaten?

“Ja, dat wel. Zestig procent van de mensen die ik in onze praktijk zag zijn migranten. Ik hoor daar heel heftige verhalen, en die moét je ook wel wat van je af kunnen zetten. Plus, ik heb ook een heel grote dankbaarheid voor wat ik mag doen, voor mijn leven tout court. Het is een cliché zo hoog als een huis, maar ik heb het geluk dat ik hier ben geboren en niet in een oorlogsgebied. (glimlacht) We mogen godverdomme dankbaar zijn. Ik spreek dat niet graag uit, want je kan even goed heel rijk en toch eenzaam zijn. Maar toch…”

Hoe zie je de zomer?

“Ik weet het niet zo goed. Ik hoop vooral dat er veel meer mensen hun vaccin halen. Ik voel soms wel weerstand, ja. Maar als je vraagt waarom ze schrik hebben, kan je die verhalen al snel plaatsen. Ik krijg weinig rabiate non-believers over de vloer. Gaan er de komende periode nog verhalen naar boven komen? Ja. Is er een kleine elitegroep die hier rijk van wordt? Zeker. Daar ben ik absoluut niet naïef in, maar ondertussen is er wel dat vaccin. Wees blij dat we dat hebben, jong. Ik hoop ook dat dat patent wegvalt, zodat heel de wereld straks een vaccin krijgt. (stilte) Er is nog veel werk aan de winkel, ja. Op veel vlakken. Maar ik probeer te doen wat ik kan binnen mijn eigen beperkte mogelijkheden. Dag per dag. (denkt na) Dat is het beste. Dag per dag.”

rust voor Topdokter en held van de zorg Stéphanie De Maesschalck