“Een maatschappij die er niet in slaagt om te zorgen voor haar ouderen kan zich nooit beschaafd noemen”

© Getty Images
Olaf Verhaeghe

“Mijn vader heeft op zijn oude dag nog jaren voor wijlen mijn dementerende moeder thuis gezorgd. Hij stond daar op. Heel nadrukkelijk. Het was voor hem onbespreekbaar om ons ma naar een woonzorgcentrum te brengen. Zelfs de extra handen van mensen uit de thuiszorg lagen moeilijk. Tegen dat zij daar ’s morgens aankwamen, had meneer al de patatten geschild. (lacht) Hij is zo’n fier iemand. Hij deed het allemaal voor haar. Hij deed het allemaal.”

Is het woonzorgcentrum nog betaalbaar voor de West-Vlamingen? In een nieuwe KW Onderzoekt gaat De Krant van West-Vlaanderen op zoek naar antwoorden op de geldvragen die bij een rusthuis komen kijken. Ontdek het hele dossier via KW.be/rusthuisfactuur

90 jaar is hij, de vader van de 67-jarige Johan uit Roeselare. Sinds iets meer dan een jaar verblijft hij op de gesloten afdeling van een woonzorgcentrum in de regio. Omdat het moest, voor zijn veiligheid en die van zijn omgeving. “Mijn vader kampt al enkele jaren met dementie, maar de laatste weken en maanden werd het voor hem thuis almaar moeilijker”, schetst Johan. “De televisie uitzetten, deed hij via de hoofdschakelaar in de elektriciteitskast. Om de verwarming lager te zetten, draaide hij de gaskraan helemaal dicht. En ’s nachts doolde hij af en toe alleen de straat op. Het werd gewoon te gevaarlijk.”

100 euro te kort

Met de hulp van de sociale dienst van Lichtervelde vond Johan een plekje in een woonzorgcentrum, eerst in kortverblijf, kort daarna een vaste kamer. Maar met de verhuizing kwamen ook een pak extra kosten. “De laatste twintig jaar ontferm ik mij over de financiën van mijn ouders”, zegt Johan. “Mijn vader – gewerkt van aan zijn 14 jaar tot zijn 65ste in de metaalfabriek – heeft nu een pensioentje van een kleine 1.270 euro per maand. Tel daar alle mogelijke tegemoetkomingen en zorgbudgetten bij en hij komt aan een inkomen van 1.630 euro. Als ik de factuur van het woonzorgcentrum daarnaast leg, zitten we met een maandelijks tekort van zo’n 100 euro.”

“Gelukkig”, zo zucht Johan, “heeft mijn vader reserves. Reserves die hij verzamelde door heel zijn leven kei- en keihard te werken en zwaar te sparen. En na zijn vertrek naar het woonzorgcentrum konden we zijn huis verhuren om het verschil bij te passen. Maar mijn vader is een van de gelukzakken. Hij heeft die middelen. Als ik rondkijk op zijn afdeling, kan ik je garanderen dat er velen dat geluk niét hebben.”

Prijsstijging

Eind vorig jaar botste Johan onverwacht op een brief in zijn vaders kamer. Kort geschetst: de dagprijs in het woonzorgcentrum zou in 2022 met 2,5 euro omhoog gaan, om in de loop van 2023 nog eens met 2,5 euro te stijgen. Van net geen 51 per dag stijgen de verblijfskosten naar bijna 57 euro per dag. “Als die stijging er doorkomt, neemt de prijs met 10 procent toe op minder dan twee jaar tijd. Geloof me, de pensioentjes gaan zo snel niet omhoog.”

“Ik vraag me oprecht af hoe mensen die er veel slechter aan toe zijn dan mijn vader, die almaar hogere facturen zullen kunnen blijven betalen. Iedereen wordt over dezelfde kam geschoren, er zit geen balans in. Als deze tendens zich voortzet… Voor mezelf maak ik me nog niet meteen zorgen. Ik heb als leerkracht op rust een meer dan behoorlijk pensioen en heb een en ander aan de kant staan. Maar er zijn veel anderen die het pakken moeilijker zullen hebben. Pakken moeilijker. Ik vind dat bijzonder verontrustend.”

De directie van het woonzorgcentrum kadert de prijsstijging als noodzakelijk om de ‘structurele verliezen van de voorbije jaren goed te maken’. Dat de vzw een nieuwbouwproject realiseert, speelt daarbij een belangrijke rol. “Die nieuwbouw is absoluut nodig”, erkent ook Johan. “De gebouwen van de eerste generatie zijn werkelijk tot op de draad versleten. Dat kan je niet rechttrekken zonder geld, dat besef ik.”

Verpleging

“Je kan geen omelet bakken zonder eieren te breken. Bovendien kan ik garanderen dat men in het woonzorgcentrum van mijn pa het geld nooit door de ramen gooit. Wat ik zie, als zoon van, werkt men er met de middelen die er zijn zo goed en zo kwaad mogelijk. Over de verpleging kan ik geen slecht woord zeggen, echt niet. Maar blijkbaar volstaat elke euro in tweeën bijten niet om uit de rode cijfers te blijven.”

“Weet je, ik ben van mening dat je als maatschappij een verantwoordelijkheid hebt over twee groepen: de jeugd en de ouderen. Een maatschappij die er niet in slaagt te zorgen voor die jongeren en voor haar ouderen kan zichzelf nooit beschaafd noemen. Nooit. Bij beiden stel ik mij vandaag grote vraagtekens. De alarmbel moet intussen toch luiden, denk ik. Niet voor mijn vader, wel voor die vele anderen.”