Diepzeeduikster Heidi Vandenbussche uit Oostende: “Een kwal in je gezicht jeukt vreselijk”

Redactie KW

Ter land, ter zee of in de lucht. Dagelijkse kost voor werkmensen die tot ongekende hoogtes klimmen of afzakken naar de diepere regionen. Van hoogte- of dieptevrees is er bij hen dan ook geen sprake. Elke woensdag gaan we met KW.be op zoek naar zulke mensen met een ‘hoog’, dan wel een ‘laag’ beroep. Deze week: Oostendenaar Heidi Vandenbussche die actief is als duikinstructeur en ook in haar vrije tijd graag een frisse duik waagt in de Noordzee op zoek naar wrakken.

Heidi Vandenbussche (33) uit Oostende was 18 toen ze tijdens een vakantiejob in de ban raakte van de duiksport. “Omdat ik zo enthousiast was en interesse toonde, spoorden collega’s me aan om lessen te gaan volgen”, vertelt ze. “Het smaakte naar meer en niet veel later schreef ik me in bij Duikpunt Duikschool in Oostende. Intussen ben ik er zelf al zo’n 10 jaar duikinstructeur.”

Heidi schoolt er enthousiastelingen of beginnende duikers om tot professionals. “Voor we in volle zee gaan duiken, gaan er heel wat trainingen en simulatieoefeningen aan vooraf. Dat kan in een zwembad gebeuren, maar ook in steengroeves of in duikvijvers. Ze leren er hoe je een duikmes gebruikt als je in een visnet bent klem geraakt, maar ook dat ze over een goeie conditie moet beschikken. Alleen duikers met enkele jaren ervaring op de teller laten we naar scheepswrakken duiken.”

Wrakken liggen soms diep op de zeebodem. Hoe ga je op zoek naar een wrak? En op basis van wat beslissen jullie of het wrak duikklaar is?

“We gaan zelf niet actief op zoek naar wrakken, maar duiken naar al ontdekte exemplaren waarvan de schipper weet dat het wrak toegankelijk is voor duikers. Zelf het gevaar opzoeken ligt niet in mijn aard. We weten dus vooraf goed waar we aan toe zijn, voordat we ons in het water bevinden.”

Wat neemt een diepzeeduiker best mee onder water?

“Het belangrijkste is dat je een reeltje bij je hebt: een soort touw dat je vastmaakt op herkenningspunten van het wrak, zodat je makkelijk je weg terugvindt. De zichtbaarheid kan van het ene moment op het andere immers volledig omslaan. We noemen het ook wel eens ‘de draad van Ariadne’, naar de Griekse mythologie waarin de ontsnapping uit een labyrint centraal staat. Verder kan een goed duikmes van pas komen als je ergens aan blijft hangen en zorg je er ook voor dat je een signalisatieboei bij hebt, voor wanneer je boven water komt. Zo kan de schipper de duikers snel en eenvoudig lokaliseren om ze vervolgens te gaan oppikken. Uiteraard draag ik ook een zuurstoffles op mijn rug. Een enkele fles weliswaar, terwijl sommigen duiken met een dubbelset. Dat is in mijn geval niet noodzakelijk, want ik verbruik erg weinig zuurstof in vergelijking met mijn collega-duikers. Soms heb ik wel een tweede decompressieflesje bij uit voorzorg.”

Diepzeeduikster Heidi Vandenbussche uit Oostende:

Ben je aangesloten bij een duiksportorganisatie en waarom?

“Ik ben lid van PADI, Professional Association of Diving Instructors. Dat is een wereldwijd erkende organisatie die de cursussen opstelt voor onder andere Duikpunt Duikschool en brevetten uitreikt aan duikers, afhankelijk van de soort opleiding die ze gevolgd hebben. Dankzij deze organisatie mag je dus eender waar ter wereld gaan duiken. Het brevet is een soort onderwatervisum dat je toegang verleent tot alle wateren om te verkennen en geeft ook aan tot welke diepte je opgeleid bent om te duiken. Verder doet de organisatie vooral onderzoek naar nieuwe bevindingen van het diepzeeduiken.”

Waar heb je zoal al gedoken?

“Ik ging al diepzeeduiken in Schotland, Noorwegen, Thailand, de Filipijnen, Egypte, Cuba en de Malediven. Eén van de mooiste ervaringen was in Mozambique, waar ik gedoken heb tussen de walvishaaien en mantaroggen. Maar ook de pigmeezeepaardjes in de Filipijnen waren fascinerend om te zien. En er staan nog heel wat bestemmingen op mijn verlanglijstje, waaronder Mexico, Bali en Oman. Dit jaar ga ik alvast naar Malta.”

Duik je soms ook ‘s nachts? En verkies je het boven overdag duiken?

“Ik duik regelmatig bij de ondergaande zon, niet ver van De Drie Vijvers in De Panne bijvoorbeeld. Of soms trek ik zelfs naar onze noorderburen. Zo is het in Zeeland erg aangenaam duiken. Tijdens de late avond komen de zeedieren echt tot leven en dan zie je meer kreeften of kwallen. Maar die kom je liever niet tegen, vooral omdat hun tentakels aan je gezicht kunnen blijven plakken. En dat jeukt verschrikkelijk (lacht).”

Heb je al eens last gehad van de duikersziekte, wanneer je na een tijd onder een verhoogde luchtdruk plots te snel weer in een omgeving met een normale luchtdruk terecht komt?

“Gelukkig nog niet, maar de kans is ook vrij klein. Als duiker moet je namelijk nauwgezet je duikcomputer volgen, die voor jou berekent hoe lang je je op een bepaalde diepte mag begeven. Je loopt pas risico op decompressie als je te snel opstijgt, omdat je lichaam dan niet de tijd krijgt om zich aan te passen aan de plotse verlaging van omgevingsdruk. Ik probeer altijd om decompressiestops te vermijden en zal dus niet stoppen bij het opstijgen. Aangezien ik meestal binnen de nultijd duik, volstaat het om langzaam naar boven te zwemmen.”

“De computer geeft telkens aan wanneer zo’n decompressiestop noodzakelijk is. Dat verschilt per duiker en hangt af van de hoeveelheid zuurstof en het soort gasmengsel in de duikfles. De duikcomputer geeft verschillende berekeningen aan voor ieder persoon. Om risico’s te vermijden volgen we doorgaans de aanbevelingen van de strengste computer. Vroeger moesten de duikers op eigen houtje berekenen hoe lang ze op een bepaalde diepte mochten blijven aan de hand van tabellen en een horloge. Toen was de kans veel groter dat er iets mis kon lopen, want de berekeningen waren minder nauwkeurig. Na elke duik klaar ik ook mijn oren, om de druk weer op gelijke voet te houden. Door simpelweg je neus toe te knijpen voor een paar seconden of even te slikken loop je weinig risico.”

Direct opstijgen lukt niet altijd: als je midden in een diep scheepswrak zit bijvoorbeeld. Welke vaardigheden en technieken heb je aangeleerd bij het ‘technisch duiken’?

“Met dat reeltje vind je wel snel je weg terug. Ook mededuikers kunnen je snel vinden als ze je reeltje spotten. Daarnaast moet je geregeld je manometer controleren, de luchtvoorraad af en toe checken en je computer in de gaten houden. Doe je dat allemaal, dan kan er eigenlijk weinig fout lopen.”

Decompressieziekte kan blijkbaar ook optreden wanneer je een vlucht neemt vlak na het duiken?

“Ja, omdat de druk in de cabine van een straalvliegtuig duidelijk lager is dan die op zeeniveau. Uit voorzorg neem ik altijd het zekere voor het onzekere en wacht ik minstens een volledige dag tussen mijn laatste duik en mijn vlucht. Maar onze onderwatercomputer berekent dit ook en geeft aan het eind van je duik telkens aan hoe lang je moet wachten vooraleer je mag vliegen.”

Waar ligt de dieptegrens bij het technisch of professioneel duiken?

“Bij recreatief duiken ligt die op 40 meter, zodat je veilig met perslucht en nitrox kunt duiken. Bij duiken op dieptes lager dan 40 meter duiken namelijk enkele problemen op. Grootste nadeel is dat de tijdsmarge zonder decompressiestops drastisch afneemt, waardoor stikstofnarcose kan optreden en duikers in een soort roes belanden. Dat wordt ook wel eens diepteroes genoemd. Je kunt het vergelijken met een overdosis alcohol, waardoor beslissingen en gedrag roekelozer worden.”

Diepzeeduikster Heidi Vandenbussche uit Oostende:

“Ik beschouw mezelf als een recreatief duiker, maar wel een professionele duikinstructeur. Bij decompressieduiken komt het er op neer dat duikers zich een langere tijd onder water begeven dan hun zuurstoffles toelaat. In dat geval hebben ze dan een tweede decompressiefles mee, vaak met een ander gasmengsel. Maar dieptedronkenschap kan ook voorkomen bij personen die zich bevinden op een diepte van 20 of 30 meter. Dat verschilt eigenlijk van persoon tot persoon. Professionele duikers zijn echter opgeleid om dieper te gaan dan 40 meter en bepalen zelf hun grenzen.”

Hoe communiceren jullie met elkaar onder water?

“Via universeel afgesproken handsignalen. Je hebt zo’n tien frequent gebruikte basissignalen, maar daarnaast zijn er nog talloze andere. Je kan bijna spreken van een duikerstaaltje. Zo hebben we ook handgebaren voor dieren.”

Heb je tot slot nog een leuke anekdote over je onderwateravonturen?

“In Thailand waren we eens aan het duiken op zoek naar koraalriffen, maar er was meer stroming dan voorzien. Totaal onverwacht versnelde de stroming en werden we quasi meegesleurd. We dreven alsmaar verder weg van onze boot. Toen we boven water kwamen, hadden we een boot in zicht en waren we van mening dat het wel de onze moest zijn. Maar we zagen schippers die we nog niet eerder gezien hadden. Plots drong het tot me door dat we verdwaald waren op zee. Gelukkig spraken die mannen vlot Engels. Zo konden ze snel onze boot situeren.”

(Robin Cocle)