Dagboek van een spoedarts (6): “Vandaag was echt niet oké”

Vera Van Haevre. © gf
Olaf Verhaeghe

Vera Van Haevre is 42, getrouwd en mama van twee zonen van zes en tien. Vera Van Haevre is ook spoedarts in AZ Delta, voornamelijk op de campussen in Torhout en Menen. Elke dag spreken we met haar. Over de strijd tegen het coronavirus en hoe zij daar zelf mee omgaat.

“De patiënten blijven komen, elke dag een beetje meer. Elke dag moeten we een tandje extra bijsteken en je weet niet waar het gaat stoppen. Je ziet de piek niet, ik vrees dat we er nog lang niet zijn. Ik hoorde van een stagiaire dat er in de media wat positiviteit was. De curves stabiliseren, een dipje in de cijfers. Natuurlijk komt dat positieve geluid te vroeg. Dat ‘dipje’ lag gewoon aan het weekend, waarin cijfers minder goed doorkomen. Mensen horen enkel wat ze willen horen, hé. Als je die ene dag als een goed teken gaat presenteren, weet je wat de meesten zullen onthouden? Het is allemaal zo erg nog niet. Maar geloof me, we zitten nog altijd op die exponentiële curve.

“Vandaag was echt niet oké. Ik heb niet gegeten, niet gedronken. We hebben ook onderling met de collega’s niet meer gewisseld tussen covid- en niet-covidpatiënten. Om de simpele reden dat je dan elke keer al die beschermingsmaatregelen moet aan- en uitdoen. We hebben daar gewoon geen tijd voor. En dat voortdurend omkleden vind ik ook gevaarlijker dan volledig beschermd aan de slag te blijven.”

“Vandaag was echt niet oké. Ik heb niet gegeten, niet gedronken.”

“De patiënten blijven elkaar opvolgen, letterlijk de ene na de andere. De ene al zieker dan de andere. Oude mensen, jonge mensen. Mensen die je een voor een moet opnemen in het ziekenhuis. Ik kan ondertussen op het zicht zeggen hoe erg iemand eraan toe is, hoe de scans eruit gaan zien en wat de zuurstoftesten zullen aangeven. De scans zijn vaak quasi exacte kopieën van elkaar. Allemaal even desastreus, of die patiënt nu 50 of 80 jaar is.”

“Ik ken ademhalingsproblemen, ik weet hoe ik een boodschap moet overbrengen. Dat is wat ik doe, dat is mijn job. Maar nu aan mensen moeten zeggen dat ze – al dan niet bevestigd – corona hebben, dat is moeilijk. Ik ga met lood in mijn schoenen naar die mensen, zij beginnen te huilen. Ik kan hen ook geen zicht geven op een behandeling, want die is er niet. Ik kan zeggen: je bent sterk, je raakt erdoor. Maar zij blijven achter met heel veel vragen.”

“Ik ga met lood in mijn schoenen naar sommige patiënten om hen slecht nieuws te brengen”

“Het gebrek aan contact met vrienden en familie is een tweede, zware mentale klap. Patiënten worden voor minstens twee weken opgenomen. Minstens. Meestal rekenen we op een maand. Dat is een maand waar je niemand van je naasten mag zien. Een veertiger trekt zijn plan wel, met sociale media en videochatten. Heel veel oudere mensen hebben geen smartphone, kunnen er niet mee werken. Ook dat gebrek aan sociaal contact zal voor problemen zorgen, daar ben ik zeker van.”

“We hebben nog altijd controle over de stroom. Van Spaanse of Italiaanse toestanden is geen sprake, en ik denk ook niet dat die er hier zullen komen. Wij waren er vroeger bij met onze doortastende maatregelen, dat is enorm belangrijk. Elke patiënt heeft een box, wij kunnen als arts onderzoeken, de verpleging heeft tijd om de nodige zorgen te bieden. Morgen gaat in ons ziekenhuis wel de tweede covid-afdeling open. Gecontroleerd, georganiseerd en gestructureerd. We kunnen het nog altijd aan. Maar ik verwacht dat het ‘normale’ werkschema niet langer houdbaar zal zijn en dat ik ook op vrije dagen zal worden opgeroepen. We staan niet ver van het kantelmoment. In mijn ogen was vandaag al zo’n dag.”

“Morgen gaat in ons ziekenhuis wel een tweede covid-afdeling open. Gecontroleerd, georganiseerd en gestructureerd”

“Er waren vandaag momenten waarop ik me overspoeld voelde. Ik heb mensen opgenomen van wie ik weet dat ze het ziekenhuis niet meer zullen verlaten. Dat botst met elke vezel in mijn lijf. Wij zijn opgeleid om te helpen, te verzorgen, te redden. Je zweert dat ook in de eed van Hippocrates. Het feit dat je nu mensen verzorgt terwijl je weet dat je hen niet zal kunnen redden…. Dat is zot. Dat gaat zo tegen mijn aard in.”

“Ik weet dat we voor hartverscheurende keuzes zullen komen te staan. We nemen beslissingen waarvan ik weet dat ik ze in normale omstandigheden nooit zou moeten maken. Enkel de patiënt telt, daar ga je vanuit. Nu moet je, naast dat individuele, meer dan ooit rekening houden met de maatschappij. Nu gaan we moeten beslissen of we een 95-jarige nog een bed op intensieve zorgen geven, wetende dat we datzelfde bed morgen nodig hebben voor een veertiger. Dat is kei-, keihard.”

“Nu gaan we moeten beslissen of we een 95-jarige nog een bed op intensieve zorgen geven. Wetende dat we datzelfde bed morgen nodig hebben voor een veertiger”

“Ik ben nu naar huis aan het rijden, nog vol adrenaline. Ik ben opgefokt, dat voel ik. Maar ik moet het vertellen, ventileren helpt om alles een plaats te geven. Als ik thuiskom, vertel ik alles aan mijn man. Ik ga nog zeker een uur door, tot hij het licht uitknipt en ik wel moet slapen. (lacht) Hij is heel nuchter en weet altijd wat hij moet zeggen om me terug met mijn voeten op de grond te krijgen. Ik heb hem al vaker gezegd dat hij een carrière als psycholoog heeft gemist.

“Morgen, normaal een vrije dag, gaan we er alles aan doen om los te komen van het werk, om te ontspannen. Nieuwsuitzendingen mijd ik, al volg ik de officiële statistieken wel. Ik heb weer een audioboek gedownload. Aan lezen kom ik weinig toe. En de kinderen. Morgen tellen vooral de kinderen. Mijn chef weet ik dat ik beschikbaar ben, mijn gsm zal niet te ver uit de buurt liggen. Ik denk dat het beter is om te verwachten dat je opgeroepen wordt. Een vrije dag wordt een luxe. En dat zal wel even zo blijven.”