Dagboek van een spoedarts (5): “Ik hoop dat verpleegkundigen lang op dat voetstuk blijven”
Vera Van Haevre is 42, getrouwd en mama van twee zonen van zes en tien. Vera Van Haevre is ook spoedarts in AZ Delta, voornamelijk op de campussen in Torhout en Menen. Elke dag spreken we met haar. Over de strijd tegen het coronavirus en hoe zij daar zelf mee omgaat.
“Vandaag was een ontspannend dagje, na een druk weekend. Ik voelde wel dat ik dat nodig had om weer wat op mijn positieven te komen. Een goede vriendin van me, die psychologe is, heeft me op het hart gedrukt dat het belangrijk is om op die vrije dagen zoveel mogelijk los te koppelen van het werk en het coronavirus. Mentaal moet ik ook nog rechtslijven, hé. Er moeten momenten zijn waarop je er niet mee bezig bent. De tuin in dus, het gras afrijden en wat genieten met de twee zoons.”
“Normaal is de rit van Torhout naar huis, zo’n 35 minuten, genoeg om het ziekenhuis los te laten. Vroeger woonde en werkte ik in Knokke, dat was een stuk moeilijker. Sommige patiënten ken je persoonlijk of je moest met de mug naar de school van je kinderen… Prettig is anders. Daarom heb ik bewust gekozen om verder van thuis te werken. Waar ik niemand ken.”
“Er moeten momenten zijn waarop je niet met het werk en het coronavirus bezig bent”
“Maandagavond ben ik wel wat gefrustreerd thuisgekomen. Ik woon net over de grens met Nederland en waar er ‘s ochtends nog een gewone politiecontrole stond, was de weg nu volledig gebarricadeerd. Uiteindelijk heb ik een uur moeten omrijden. (glimlacht) Natuurlijk moet ik even goed de regels volgen. Als er mensen zijn die hardleers blijven, is dit soort maatregelen nodig. Ik heb er begrip voor. Maar na een dagshift op spoed heb ik toch even stevig gevloekt.” (lacht)
“Ik heb mezelf trouwens voorgenomen om minder op Facebook te posten. Ik voel me echt zoals de titel van het dagboek maandag klonk: wat moet ik nog zeggen of doen om de ernst duidelijk te maken? Ik deel veel, heel veel, maar ik besef nu nog meer dat ik afstand van het werk nodig heb. Als ik die posts blijf schrijven, word ik er automatisch weer naartoe gezogen.”
“Ik ben ook niet alleen spoedarts hé. Ik ben ook mama. Ik ben ook echtgenote. Thuis moet het ook nog draaien. De kinderen helpen met schoolopdrachten, wassen, eten maken… Mijn echtgenoot doet enorm veel. Ik mag me oprecht gelukkig prijzen met hem. Het artikel in Het Laatste Nieuws over de mensen achter de zorgverleners vond ik prachtig. Ik heb zelf dus ook zo’n held thuis. Ik vind het heel belangrijk om zo iemand te hebben. Zonder hen kunnen wij niet doen wat we doen.”
“Ik heb zelf ook zo’n held thuis, de man achter de arts. Heel belangrijk om zo iemand te hebben. Zonder hen kunnen wij niet doen wat we doen”
“Weet je, eerlijk gezegd voel ik me een beetje lastig bij die heldenstatus die we nu krijgen. Ik vind dat een moeilijke want uiteindelijk doen we ‘gewoon’ onze job. We doen niets anders dan anders. We vangen nog altijd patiënten op, we verzorgen hen naar ons beste vermogen. Maar nu zijn we ineens voor iedereen helden? Begrijp me niet verkeerd, het respect doet deugd, maar ik hoop voor iedereen in de zorg – en voor ons team verpleegkundigen en zorgkundigen – in het bijzonder dat dat respect blijft plakken.”
“Ik ben zeker voorstander om verpleegkundigen een gevarenpremie te geven voor hun werk nu. Als arts verdienen wij goed onze boterham, daar moeten we niet flauw over doen. Verpleegkundigen verdienen ook in deze crisis evenveel als anders. Dat klopt eigenlijk niet. Zij stellen zich misschien nog meer bloot aan het virus dan wij doen. Ik spreek voor ons team, maar dat zijn echt mensen met een gigantisch gouden hart, die hun job doen omdat ze willen zorgen voor een ander. Wij hebben stoere mannen en straffe madammen lopen die als geen ander een frêle, oud vrouwtje kunnen soigneren. Dat is prachtig om te zien. Ik hoop dat de verpleegkundigen lang op dit voetstuk kunnen blijven staan. “
“In Torhout zijn we heel close, heel amicaal. In crisissituaties zoals deze is dat absoluut een voordeel”
“Ook de integratie van de nieuwe gezichten op spoed verloopt heel vlot. De verpleegkundigen die van andere afdelingen komen, lopen probleemloos mee. Dat is misschien ook het voordeel van een ziekenhuis als Torhout. Wij zijn eerder klein en kunnen nog heel familiale zorg voor onze patiënten voorzien, hebben nog tijd voor elkaar als collega’s ook. Misschien gaat dat in grotere ziekenhuizen wat verloren. Wij zijn heel close, heel amicaal. In crisissituaties als deze is dat absoluut een voordeel.”
“Op de spoeddienst is er geen hiërarchie tussen artsen en verpleegkundigen. Wij spreken elkaar zonder problemen aan met de voornaam. Bovendien begrijpen we elkaar zo goed als zonder woorden. Ik moet bij wijze van spreken nog maar kijken en mijn collega’s weten wat ik bedoel. Oké, we staan onder druk en dat merk je wel aan iedereen, maar we staan schouder aan schouder. De basis staat stevig. Er wordt ook nog gegrapt en gelachen, maar het is toch anders in deze periode. De psychologe van het ziekenhuis is ook beschikbaar en ik denk dat we er wel in slagen om elkaar goed op te vangen. We zien snel als iemand op zijn of haar tanden moet bijten. Er wordt veel geventileerd, veel gepraat. Dat is in mijn ogen van cruciaal belang.”
“Normaal ben ik donderdag en vrijdag vrij, maar de kans bestaat dat ik toch word opgeroepen”
“Woensdag heb ik weer dagdienst in Torhout. We hebben wel bericht gekregen van de directie dat alles daarna als ‘voorlopig’ wordt beschouwd. Normaal ben ik donderdag en vrijdag vrij, maar de kans bestaat dat ik toch word opgeroepen. Ik sta ook op de lijst om bij te springen bij de beademing, dankzij mijn ervaring als anesthesist. Als ze roepen, sta ik klaar. Dat is hoe ik ben, wat ik doe. Mijn man zei het vandaag nog: je bent wat onwennig als je thuis bent. Ik durf te wedden dat je ook graag in het ziekenhuis was geweest. Ik kan dat niet ontkennen. (lacht) Maar ik moet ook mijn rust pakken. En ik heb ontzettend veel vertrouwen in mijn collega’s. Absoluut.”
Dagboek van een spoedarts
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier