Dagboek van een spoedarts (3): “Ik houd mijn hart vast voor het Verenigd Koninkrijk”

Vera Van Haevre. © gf
Olaf Verhaeghe

Vera Van Haevre is 42, getrouwd en mama van twee zonen van zes en tien. Vera Van Haevre is ook spoedarts in AZ Delta, voornamelijk op de campussen in Torhout en Menen. Elke dag spreken we met haar. Over de strijd tegen het coronavirus en hoe zij daar zelf mee omgaat.

“Mijn nachtdienst is goed verlopen. Qua intensiteit en drukte viel het wel mee. We zijn voortdurend bezig geweest, maar op geen enkel moment had ik het gevoel dat we de controle verloren. Wel, en dat zei ik eerder al, is de manier van werken surrealistisch veranderd. Heel onze spoeddienst is zo anders georganiseerd, je kan het niet vergelijken met hoe we een maand geleden werkten.”

“We volgen sowieso strikte regels qua hygiëne en voorzorgsmaatregelen, maar die zijn nu nog zoveel scherper. Als ik nu een patiënt met vermoeden van een covid-19-besmetting moet onderzoeken, draag ik twee paar handschoenen, een schort, een mondmasker, een faceshield en een muts. Bovendien moet je die elke keer op een bijzondere manier aan- en uitdoen. Trouwens, al die extra bescherming bemoeilijkt enigszins het werk. Je moet es proberen om met dat alles een stethoscoop in je oren te steken. (lacht)

“De realiteit komt heel hard binnen. Het kan wel eens corona zijn, zie je hen denken”

“We hebben vannacht één muginterventie gehad, iemand met ademhalingsproblemen. Dan vertrek je in de veronderstelling dat het covid-positief is. Nog op de spoeddienst waren we volledig omgekleed. Enkel de faceshields zetten we pas op bij aankomst. Je komt bij die mensen thuis, stormt naar binnen, in die pakken, met al dat materiaal. En je ziet die familieleden van de patiënt verstijven. De realiteit komt heel hard binnen. Het kan wel eens corona zijn, zie je hen denken. Mentaal is dat zwaar om dragen. Je ziet de wanhoop op het gezicht als je hen vertelt dat ze als familie niet mee mogen naar de spoeddienst. Dat is hard, keihard. Je moet die familieleden achterlaten, in een zekere verbijstering, compleet overrompeld.”

“Ik hoor en lees dat er nog altijd feestjes bij mensen thuis gaande zijn. On-voorstelbaar. Mensen denken dat ze thuis veilig zijn, maar daar gaat het niet om. Het gaat om de kleine ruimte waarin je andere mensen vertoeft. Neen, het is echt niet oké. Er zijn nog altijd mensen die het niet doorhebben, terwijl het al lang vijf na twaalf is. Er zijn er nog altijd die het amusant vinden, die kijken hoever ze de regels kunnen plooien. ‘t Is pas als mensen in aanraking komen met de ziekte, of iemand uit hun naaste omgeving ermee geconfronteerd wordt, dat het doordringt. Het alarm is al afgegaan, hé jongens. Maar blijkbaar zijn er nog altijd die het niet horen. Of niet willen horen.”

“Het alarm is al afgegaan, hé jongens. Maar blijkbaar zijn er nog altijd die het niet horen. Of niet willen horen”

“Het is nu te laat om iedereen te testen, dat moest weken geleden zijn gebeurd. Mocht men dat toen op grote schaal hebben gedaan, kon je perfect de besmettingshaarden documenteren en de risicogroepen nog beter isoleren. Maar dat is mijn mening. Ik beschouw eigenlijk iedereen als besmet, ook al zijn er geen symptomen of komt de patiënt met een niet-covid-gerelateerd zorgvraag op de spoeddienst. Ik ben daarin ultravoorzichtig. De mensen willen heel graat dat het wit of zwart is, maar dat gaat niet meer. Er zitten nu enorm veel grijs tussen. In de supermarkt wordt iedereen toch ook als positief beschouwd?”

“In de Belgische ziekenhuizen hebben we nog controle. Er komen dag en nacht mensen binnen die positief testen, die moeilijkheden hebben met ademhalen. We vangen die op, we kunnen die helpen en we konden al de eerste mensen naar huis sturen. Er is nog geen overschrijding van de capaciteit van onze ziekenhuizen. Ik houd mijn hart vast voor Nederland en het Verenigd Koninkrijk, eerlijk waar. Sowieso hebben ze een heel andere gezondheidszorg dan bij ons. Bij ons ligt de drempel een stuk lager.”

“Nederland en het Verenigd Koninkrijk hebben heel lang op het andere paard gewed”

“Ik denk, extreem gesteld, dat veel overheden in een tweestrijd zitten: economie of volksgezondheid. Wat wij in België doen zal extreem zware economische gevolgen hebben, maar op dit moment moet je de bevolking redden. Nederland en het Verenigd Koninkrijk hebben heel lang op het andere paard gewed. Je zal zien, hun curve van aantal besmettingen en mensen op intensieve zorgen gaan veel sneller stijgen dan de onze. Wij zijn redelijk op tijd begonnen met maatregelen. Nu moeten we er ons nog aan houden. Dat is het grote verschil met de Aziatische landen. Daar heb je een overheid die snel en daadkrachtig ingrijpt én een bevolking die volgt. Wij hebben geen van beide. (glimlacht) In China bijvoorbeeld stelt men het collectieve boven het individuele, wij zijn net het omgekeerde.”

“Vandaag ga ik me vrij rustig houden. Morgen moet ik weer ‘s nachts aan het werk. Slapen doe ik overdag niet na een nachtdienst, anders ontregel ik mijn hele ritme. Een uurtje in de zetel, dat misschien wel. Straks een wandelingetje, wat koken, wat bezig zijn met de jongens. Gewoon, rustig. (lacht)