Dagboek van een spoedarts (2): “De angst voor wat komt, maakt plaats voor vechtlust”

Vera Van Haevre. © gf
Olaf Verhaeghe

Vera Van Haevre is 42, getrouwd en mama van twee zonen van zes en tien. Vera Van Haevre is ook spoedarts in AZ Delta, voornamelijk op de campussen in Torhout en Menen. Elke dag spreken we met haar. Over de strijd tegen het coronavirus en hoe zij daar zelf mee omgaat.

“Vrijdag was ik thuis, straks begin ik aan mijn nachtdienst. Ik werk nu een kleine tien jaar, waarvan zeven in AZ Delta, als spoedarts. Eigenlijk ben ik opgeleid als anesthesist, maar toen ik afstudeerde heb ik er nog urgentie bij gedaan. Daarna heb ik voor 100 procent voor de spoeddienst gekozen. Wat je op de spoed meemaakt, is altijd heel wisselend. Je weet nooit wat er die dag op je af zal komen. Ja, daar kunnen drama’s gebeuren, dat heb ik al meermaals meegemaakt. Maar dat is één moment. Dat is heel ingrijpend en zwaar om te dragen, maar eens je dat een plek geeft, kan je dat hoofdstuk meestal goed afsluiten. Deze strijd tegen corona is anders. Dit is een periode waarvan niemand weet hoelang het zal duren. Dit heb ik nog nooit meegemaakt. Niemand van ons heeft dit al meegemaakt.”

“Elke dag krijgen we vanuit AZ Delta een uitgebreide update. Over de organisatie, over de situatie in het ziekenhuis, over de bescherming… Daar spreekt een gevoel van vertrouwen uit, echt een gevoel van ‘yeah, we gaan dit doen!’. De angst voor wat komen zal, maakt plaats voor enorm veel vechtlust en een zekere efficiëntie. We zijn voorbereid. Ik keek lang met een klein hartje naar mijn nachtdienst, maar ik voel me nu helemaal klaar. We doen het gewoon.”

“Ik moet vaak van mijn hart een steen maken en mensen die ‘niet ziek genoeg zijn’ weer naar huis sturen”

“Mijn taak als spoedarts is wel veranderd, dat merk je aan alles. We zitten in een zekere ‘oorlogsgeneeskunde’ nu. Ik moet nu vaak van mijn hart een steen maken en mensen die niet ziek genoeg zijn weer naar huis sturen. Dat is gek en gaat eigenlijk tegen je natuur in. Normaal zouden we die patiënten opnemen, volledig onderzoeken en pamperen zoveel we kunnen. Nu niet. Bovendien moet je ook veel vertrouwen bij de patiënt leggen. Die mensen moeten nog meer zelf inschatten hoe hun eigen situatie evolueert.”

“De vele opgezette triagepunten werken goed, naar mijn gevoel. Weet je, de huisartsen hebben nu een on-waar-schijnlijke job. Niet alleen komen alle mensen met vermoedens van corona bij hen aan, ze krijgen nu ook heel veel andere eerstelijnspathologie die anders bij ons terecht zou komen. Veel mensen zijn bang om meteen naar het ziekenhuis te komen. We hebben ons letterlijk al afgevraagd: Waar zijn de beroertes? Waar zijn de hartinfarcten? Nochtans is dat veel gevaarlijker om aan te overlijden dan corona. Ik kan mijn echt niet voorstellen wat de huisartsen vandaag allemaal moeten verwerken.”

“Op vrije momenten loop ik wat verloren in mijn eigen huis. Pas dan voel ik hoe erg ik onder druk sta”

“Het applaus in de straten en het witte linnen door de ramen, doet deugd. Het is hartverwarmend. Mij helpt dat wel om sterk te zijn en te blijven. Maar er zijn nog zoveel andere mensen die minstens evenveel respect en applaus verdienen. Het poetspersoneel in het ziekenhuis, onze technische dienst, het labo… Zonder hen kunnen wij onze job niet uitvoeren. Niemand werkt nog in normale omstandigheden, iedereen smijt zich.”

“Op vrije momenten loop ik eerlijk gezegd wat verloren in mijn eigen huis. Pas dan voel ik hoe erg ik onder druk sta. Ontspannen bijvoorbeeld, hoe doe je dat alweer? (lacht) Ik lees normaal heel veel boeken, maar nu kan ik me niet concentreren. Televisie kijken doe ik sowieso niet. En de kinderen helpen met hun schoolwerk werkt nu ook niet meteen ontspannend. Het verzet wel mijn gedachten, voor even. Mijn jongens kijken naar Karrewiet, daar krijgen ze de juiste informatie op kindermaat. Ik denk dat zij nu vooral zelf aan het zoeken zijn naar hun plek in deze ‘nieuwe’ omstandigheden. Papa is de constante in het huishouden, mama gaat werken in het ziekenhuis zoals ze altijd gaat werken in het ziekenhuis.”

“Straks duik ik de nacht in. Ik probeer om me vandaag wat rustig te houden, deze namiddag misschien een beetje te slapen. We zien wel. Het is nu van dag tot dag.”