Dagboek van een spoedarts (16): “Iedereen verwerkt anders. Soms luid, soms heel gesloten”

Vera Van Haevre. © gf
Olaf Verhaeghe

Vera Van Haevre is 42, getrouwd en mama van twee zonen van zes en tien. Vera Van Haevre is ook spoedarts in AZ Delta, voornamelijk op de campussen in Torhout en Menen. Elke dag spreken we met haar. Over de strijd tegen het coronavirus en hoe zij daar zelf mee omgaat.

“Ik heb een woelige nacht achter de rug. Ik ben gisteren met een vol hoofd gaan slapen en ben vanochtend met een vol hoofd opgestaan. Piekeren, alles opnieuw overlopen, die zware vrijdag herbeleven. Had ik niet beter dit of zou dat bij die persoon niet geholpen hebben. Ik weet dat ik het los moet proberen laten, maar makkelijk is dat niet.”

“Rond de middag heb ik toch even gebeld met de ziekenhuispsychologe, een collega van ons die iedereen bijstaat wanneer nodig. Ik denk dat ik toch een 45-tal minuten aan de telefoon heb gehangen. Het heeft me deugd gedaan, oprecht. Uit dat gesprek ben ik opnieuw tot een aantal inzichten gekomen. Dat het normaal is dat je niet alles in de rit van het ziekenhuis naar huis kan verwerken, dat het normaal is dat je in een nachtje slapen niet alles zomaar op een rijtje krijgt. Er komt zoveel op ons af, het is gewoon heel logisch dat je ermee gaat slapen en ermee opstaat. Dat vraagt tijd, heeft de psychologe uitgelegd. Daarnaast stelde ze ook een aantal relaxatieoefeningen voor en kreeg ik wat tips om toch uit die piekermodus te raken. Het gaat beter nu.”

“We kunnen de ziekenhuispsychologe en haar team altijd bereiken. En op de ochtendbriefings ‘screenen’ zij iedereen. Hun ogen staan op ons gericht, ze kunnen zien wie het wat lastig heeft en gaan dan, indien nodig of gewenst, het gesprek aan. Zonder zich ooit op te dringen. Die boodschap is belangrijk, voor ons. Wij staan als spoedartsen in de frontlinie, maar zij heeft haar twee handen in onze rug. Die ruggensteun is essentieel. Ik ervaar geen hoge drempel. Professionele hulp is belangrijk. Liever te vroeg dan te laat. Liever even babbelen als je een 2 op 10 qua stress ervaart dan alles te laten oplopen tot 8 of 9 op 10. Dan loop je onvermijdelijk achter de feiten aan.”

“Ik probeer mijn stressvolle ervaringen of ‘mindere dagen’ zo goed mogelijk om te zetten in iets constructiefs. Alles wat gisteren is gebeurd, levert concrete zaken op voor de toekomst. Enkele medische zaken, die ik doorspeelde naar mijn chef en die vandaag werden besproken op de medische cel. Dat geeft een goed gevoel. Yes, ik kan een verschil maken. Wat ik gisteren heb geleerd, kan vandaag de patiënten ten goede komen. Het is een harde leerschool, maar uiteindelijk sta ik – en ik denk mijn collega’s ook – er wel wat sterker in mijn schoenen door.”

“Ik zei het eerder al, maar dit virus stelt ons als artsen voor immens uitdagingen. Er is niets dat zo allesoverheersend en algemeen is als dit. Ook wij moeten die ziekte leren kennen. Ik vrees zeker voor een mentale klop, eens alles achter de rug is. Maar ik ben me daar heel erg van bewust. Ik ken mezelf, weet dat ik een heel emotioneel, empatisch iemand ben. Medisch correct en gefocust, maar met een klein hartje. (lacht) Ik ben dus alert voor die emotionele klop. Sommige zaken halen je nu eenmaal onderuit, af en toe moet jezelf de kans geven om te verwerken. Praten met je omgeving helpt, zeker. En de professionele hulp helpt om een ander standpunt te krijgen. Ze zegt altijd wel iets waar je echt iets aan hebt.”

“Het is normaal dat je even wankelt en ook collega’s kunnen het lastig hebben. Iedereen gaat anders om met deze situatie. Soms luid ventilerend, soms heel gesloten. Maar we moeten alert blijven dat niemand té ver gaat. Het grote probleem aan deze crisis is dat je op een weg zit waarvan je niet weet waar en wanneer die zal eindigen. Je kan niet tegen jezelf zeggen: twee weken tanden bijten en het is voorbij. Je moet dus echt wel van dag tot dag kijken. En elke dag zo positief mogelijk door te komen.”

“En rust nemen. Zeker. Alleen is dat verre van evident. Ontspannen? Ik weet niet meer hoe het moet. (lacht) Ik zeg niet dat het een opgave is, maar je moet er wel bewust mee bezig zijn. Ik voel nog altijd de spanning, maar ik voel me ook zeker wel ‘oké’. Maandag weer werken maakt me niet bang, ook al ben ik vrijdag misschien te ver in het rood gegaan. Achteraf bekeken was dat niet zo verstandig van me. Ik moet soms ook wel wat aan mezelf denken. Het is niet de bedoeling dat ik zelf onderuit ga of dat ik mezelf opoffer. Maar dat hebben we nu ook weer geleerd, zo’n dag als gisteren zal me niet snel weer overkomen. Hoop ik.” (lacht)

“De komende dagen worden pittig met een twee dagdiensten, een nachtdienst en een 24-urendienst volgend weekend. Op en af. (glimlacht) Twee weken stevig doorwerken, daarna tien dagen thuis. Maar oké, we zien wel. Ik weet ook dat als het te veel wordt, ik sowieso word geholpen door collega’s. Mochten er zich problemen voordoen, dan staan anderen klaar om bij te springen. Zeker weten.”