Bram Keirsebilck: “Over acht jaar KVO kan ik drie boeken schrijven”

Bram Keirsebilck: “Als je het talent niet hebt om prof te worden, is mijn job the next best thing.”© Davy Coghe
Bram Keirsebilck: “Als je het talent niet hebt om prof te worden, is mijn job the next best thing.”© Davy Coghe
Hannes Hosten

KV Oostende deed het dit seizoen onverwacht goed en speelt nu zelfs de play-offs. Tot grote vreugde van Bram Keirsebilck (37), pers- en communicatieverantwoordelijke van de club. Perscontacten, sociale media, videofilmpjes, aanspreekpunt voor de serie ‘Kustboys’ van Martin Heylen… Bram combineert het allemaal. En heel graag, want de club zit diep in zijn hart.

Een echte band met de Mercator heeft Bram niet, maar toch. “Als je geboren en getogen bent in Oostende, is dit een icoon. En de eerste keer dat we met KVO kozen om onze jaarlijkse ploegfoto niet in het stadion te maken, viel de keuze meteen op de Mercator. Het schip haalde het van het strand, waar we dan twee jaar later de ploegfoto maakten.”

Hoelang ben je al bezig met voetbal?

“Ik speelde bij de jeugd van KVO, later bij VGO en bij Gold Star Middelkerke. En ik speelde twaalf seizoenen provinciaal, elf bij Westende en één bij Lombardsijde. In 2014 ben ik gestopt omdat de goesting er een beetje af was en ik het nog moeilijk kon combineren met mijn job bij KV Oostende. Daarna ging ik cafévoetbal spelen, tot vorig jaar de ploeg stopte. Nu doe ik nog zaalvoetbal. Door corona staat dat op een laag pitje en ik mis dat wel. Ik zou niet zonder voetbal kunnen.”

Hoe werd je dan communicatieverantwoordelijke bij de club?

“Vanaf het seizoen 2008-2009 was ik de KVO-watcher van de Krant van West-Vlaanderen. KVO promoveerde in 2013 naar eerste klasse en ik was net ontslagen bij het grafisch bedrijf waar ik toen werkte. Dat kwam achteraf bekeken als een verlossing, want ik voelde me er niet zo goed.”

“Enkele dagen na mijn ontslag vertrok ik als backpacker naar Bangkok. Die reis door Zuid-Oost-Azië deed me enorm veel deugd in een periode waarin ik me minder in mijn vel voelde. Ik wist niet goed welke richting mijn leven uitging. Het is daar dat ik een mail kreeg van toenmalig KVO-voorzitter Yves Lejaeghere en secretaris André Cattellion. Nu de club in eerste klasse speelde, zochten ze iemand om de pers te ontvangen, de tv-mensen te begeleiden, webartikels te schrijven… Ik ging in op het aanbod: eerst tegen een vrijwilligersvergoeding, na enkele maanden voltijds. Alles viel dus op zijn plooi.”

Je werkt achter de schermen. Droomde je er nooit van om zelf in de eerste ploeg te spelen?

“Elk kind droomt daar wel eens van, maar ik was niet het grote talent. Bij de jeugd zeker niet, al bouwde ik later wel nog een bescheiden provinciale carrière uit. Ik was een laatbloeier op vele vlakken. Misschien omdat ik een maand te vroeg geboren ben ( lacht ). Maar als je niet het talent hebt om prof te worden, is werken bij de club the next best thing . Ik vind het een droomjob.”

“Voetbal blijft voor mij een stuk emotie”

Waarom?

“Ik was altijd al KVO-supporter en de job sluit perfect aan bij mijn studies. Ik vind het belangrijk dat de club een lokale verankering heeft, een eigen identiteit. Ik kan die helpen uitdragen. Deze job overlapt met mijn privéleven. Ik ben er constant mee bezig. Mijn vriendin vindt het wel eens vervelend als ik ’s avonds nog aan mijn laptop zit of aan het telefoneren ben. Al mijn weekends zijn ingenomen en ik doe alle verplaatsingen mee. Ik voel me enorm betrokken bij mijn werk. Dat is een enorm voordeel, maar privé soms een nadeel. Als je dit niet graag doet, hou je het geen jaar vol.”

In die acht jaar KVO heb je al een en ander meegemaakt.

“Ik kan daar drie boeken over schrijven. Eerst de heisa rond de verkoop van het stamnummer, dan de komst en het vertrek van Marc Coucke, de licentie die vorig jaar aan een zijden draadje hing, de overname door Amerikaanse eigenaars…”

Trek je je dat aan?

“Enorm. Het gaat om mijn job, maar ook over het voortbestaan van de club die in mijn hart zit. Van die licentie heb ik echt wakker gelegen. Ik kreeg er ook veel berichten over van de supporters, voor wie ik het aanspreekpunt ben. Dat stopt nooit. Het idee overvalt me wel eens om een job te zoeken zonder weekendwerk, waar ik minder emotioneel bij betrokken ben. Mijn werk zou mijn privéleven minder overheersen. Maar tot nu toe halen de vele leuke kanten nog altijd de bovenhand. Mijn werk is ook enorm gevarieerd.”

Is er veel veranderd bij KVO met de Amerikanen aan het hoofd?

“Hoofdaandeelhouder Paul Conway zien we maar eens om de vier tot zes weken. Maar de nieuwe aandeelhouders hebben wel duidelijk hun visie geïnstalleerd: jonge spelers zoveel mogelijk sportief laten renderen. Voor hen is het pure business, emoties tellen niet meer mee. Terwijl voetbal voor mij net wel een stuk emotie is. Dat knaagt soms, maar je moet je er overheen kunnen zetten. In een ideale wereld kan je elke West-Vlaamse club in West-Vlaamse handen houden. Maar het voetbal is zo geëvolueerd dat dat niet meer mogelijk is.”

Jij evolueerde de laatste twee seizoenen tot stadionspeaker.

“En heel graag. Ik amuseer me vooral met de muziekkeuze, waarmee ik inspeel op de actualiteit, het weer, het spelverloop… Toen het eens begon te sneeuwen, draaide ik ‘De eerste sneeuw’ van Jan De Wilde. En toen de hele KVO-familie vond dat een speler van Antwerp een rode kaart verdiende, maar slechts geel kreeg, legde ik ‘Vandaag is rood’ van Marco Borsato op. Bij een goal van Oostende draaien we ‘Oh la la la’ van TC Matic en Arno. Oostendser kan het niet. Zo geef je een identiteit aan je club. Het is leuk voor de mensen die de match volgen op de televisie, maar eens er weer publiek in het stadion zit, wil ik daar zeker mee doorgaan.”