Alle grote Brugse bouwdossiers passeerden langs Ingrid Leye, voorzitter van Bruges Foundation

Ingrid Leye. © Tom Brinckman
Piet De Ville
Piet De Ville Medewerker KW

Als er iemand is die de Brugse binnenstad, en dan vooral de architecturale pracht en praal ervan, als haar broekzak kent, dan is het wel Ingrid Leye. Ingrid werkte 37 jaar bij de dienst Ruimtelijke Ordening en Monumentenzorg en bekeek alle grote bouwdossiers met een gezond kritische blik. “De heraanleg van de Markt, ‘t Pandreitje, het hotel op de Burg, het Concertgebouw … Het waren boeiende, maar ook soms delicate dossiers. Sommige mensen vinden dat er niets mag veranderen in Brugge, maar de architectuur van deze tijd heeft ook haar waarde”, stelt Ingrid.

Ingrid Leye mag dan al een drietal jaar met pensioen zijn, het werk laat haar toch niet helemaal los. Ze zetelt immers in de Unesco-expertencommissie die zich buigt over grote bouwprojecten in de binnenstad en is voorzitter van de Bruges Foundation. Dat is een stichting die via legaten, schenkingen en giften Brugs erfgoed dat leeg of onbeheerd staat een nieuwe functie geeft. Een eerste dossier is dat van de prachtige Godelieveabdij met grote tuin in de Boeveriestraat waarvoor een invulling gezocht wordt. De abdijkerk is mooi gerestaureerd, een eerst succesje. De Godelieveabdij is dan ook de plaats van afspraak voor een boeiend gesprek over verleden, heden en toekomst van onze stad.

Je hebt een grote liefde voor Brugge, maar bent hier niet geboren en getogen, niet?

“Ik ben afkomstig uit de Westhoek, de streek van Koksijde en De Panne. Mijn vader had een studiebureau voor elektriciteitswerken en was tegelijkertijd ook leraar elektriciteit in Veurne. Mijn moeder bekommerde zich om het gezin en hielp mee in de zaak. Vader ging met zijn studiebureau in zee met een vennoot en het groeide dan uit tot het later Ingenium, dat wel een bekende naam is in die wereld. Ingenium was heel nauw betrokken bij de opstart van het AZ Sint-Jan in Brugge. Mijn vader was dus ook wel op zijn manier bezig met bouwkunde en met architectuur.”

Hoe kwam je terecht in de sector van architectuur en erfgoed?

“Ik studeerde wel graag en goed en had in veel zaken interesse. Mijn vader had graag gezien dat ik voor ingenieur zou studeren, dat sloot dan wel wat aan op zijn activiteiten, maar dat zag ik niet echt zitten. Ik heb wel een tijdje gedacht aan geneeskunde, maar dat is het dus ook niet geworden. Architectuur, dat wilde ik doen. Ik heb altijd gehouden van mooie zaken. Met mijn ouders gingen we ook vaak op ‘cultuurreizen’ waarbij ze ons met van alles lieten kennis maken. Daar ligt ook wel een kiem voor die latere keuze.”

Ik heb de indruk dat het Concertgebouw nu door de meeste Bruggelingen op z’n minst aanvaard is

“Het PMS (wat nu CLB heet, red.) zei me echter dat ik een studie architectuur niet zou aankunnen. Dat was voor mij net de reden om het wel te doen. Ik ging dus architectuur studeren aan de Sint-Lucas Hogeschool in Gent en ging er ook op kot. Een heel mooie en boeiende periode. Op kot gaan hoort bij het leven, bij het volwassen worden vind ik. Ik heb dus ook mijn dochters laten op kot gaan. Na mijn studies in Gent volgde ik ook nog een vervolmaking aan het vermaarde Raymond Lemaire Centre for Conservation, indertijd aan het Europacollege in Brugge. Ik kreeg daar onder meer les van Luc Constandt, die jarenlang hoofd was van de dienst Monumentenzorg van de stad Brugge. Hij liet me verstaan dat ze bij de stad mensen zochten om ruimtelijke ordening en monumentenzorg te versterken. En zo ben ik sinds 1979 nauw betrokken bij de Brugse monumentenzorg, architectuurprojecten en stadsplanning.”

Je was betrokken bij en had een belangrijke stem in de grootste bouwprojecten en ontwikkelingen in de stad. Hoe heb je dat ervaren?

“Dat was alleszins heel boeiend. De grootste bouwdossiers van de voorbij drie à vier decennia zijn door mijn handen gegaan. Daar zaten soms heel delicate dossiers bij. Ik denk maar aan de realisatie van het Crown Plaza Hotel op de Burg. Daarvoor moesten enkele 19de eeuwse gebouwen gesloopt worden, maar de grootste discussie was nog het realiseren van een ondergrondse parking op een locatie waar ooit de Sint-Donaaskathedraal stond. Ook de ontwikkeling van ‘t Pandreitje, de voormalige gevangenis aan het Astridpark, was een erg moeilijk dossier. De projecten die daarvoor aanvankelijk werden ingediend, waren allemaal erg grootschalig, zoals een groot hotel en congresfaciliteiten. Zaken die de draagkracht van de buurt overstegen. Er is heel veel verkeerd gelopen in dat dossier, zaken die niet correct waren, verstrengeling van belangen… Ik zou daar veel kunnen over vertellen, maar het is nogal delicaat.”

Het Concertgebouw zal ook wel geen gemakkelijke episode geweest zijn. We herinneren ons nog allemaal welke heftige emoties dat project met zich bracht.

“Inderdaad ja, dat is wel een van de zwaarste dossiers. Maar toch ben ik tevreden met de realisatie en met de keuze voor dit ontwerp. Die locatie tussen ‘t Zand en het station, die toch min of meer een leegte was, vroeg gewoon om een invulling. Uiteindelijk waren er acht mededingers voor de realisatie, acht projecten die aan de jury, waar ik dus ook deel van uitmaakte, werden voorgesteld. Daarnaast werden de projecten ook voor het grote publiek voorgesteld in ‘t Oud Sint-Jan. Daar bleek dat de Bruggelingen er toch een ander idee op nahielden dan de mensen in de jury.”

Het PMS zei me dat ik een studie architectuur niet zou aankunnen

“Bij het grote publiek was het project van de New Yorkse architect Eisenman het populairst. Dat was een erg gewaagd project met de fameuze golven. Maar dat was volgens mij te extreem en vooral ook erg groot. Het liep van aan het park ter hoogte van het standbeeld van Albert I door tot een heel eind op ‘t Zand. Zoiets zou het stadslandschap echt verminkt hebben. Ik heb de indruk dat het Concertgebouw nu door de Bruggelingen op zijn minst aanvaard is. Met een project zoals dat van Eisenman zou dat niet het geval geweest zijn, denk ik.”

Wellicht vind je niet alle ontwikkelingen in de stad even geslaagd? Zijn er zaken waar je je momenteel aan ergert?

“Ik spreek liever over de zaken die ik wél echt geslaagd vind, maar als ik dan toch iets moeten noemen: ik ben niet zo’n liefhebber van de bouwprojecten naast het station. Dat lijken me nogal monotone bouwblokken die bovendien ook zichtbaar zijn vanop de Vesten ter hoogte van het Minnewaterpark. Daar is volgens mij terecht nogal wat kritiek op gekomen. Ook vanuit Unesco. Er komt daar nog een volgende uitbreidingsfase aan vernam ik, maar hopelijk wordt er toch eens rekening gehouden met bepaalde adviezen. En jammer genoeg zie ik ook in de binnenstad nog te veel nieuwe woonprojecten met een toch wel erg middelmatige architectuur, zoals in de Klaverstraat bijvoorbeeld.”

Ingrid Leye.
Ingrid Leye.© Tom Brinckman

“Maar ik ben dus liever positief en dan verwijs ik graag naar een heel mooi nieuwbouwproject aan de Zonnekemeers. Dat zijn heel mooie, ruime appartementen die mooi geïntegreerd zijn in de omgeving. Ook architecten Robrecht en Daem realiseerden een mooie woning op het Muntplein. Een van de mooiste nieuwe projecten van de voorbij jaren vind ik wel het Rijksarchief aan de Predikherenrei, waar voorheen jarenlang de Rijkswacht gehuisvest was. Die hele buurt, met veel leegstand en wat verloedering, is daardoor ook mee opgetrokken. Dat is echt een fantastisch en ook functioneel gebouw. Een echte meerwaarde.”

De erkenning als Unesco Werelderfgoedstad leek een mooi cadeau, maar het bleek toch ook niet allemaal rozengeur en manenschijn, niet?

“Die erkenning is er gekomen in het jaar 2000 en daar waren we bij de stad allemaal natuurlijk enorm trots op. Die voordracht om Brugge te erkennen, werd gedaan door de Vlaamse overheid, maar het waren vooral heel wat Brugse stadsdiensten die daar keihard aan gewerkt hebben. Wij zagen dit als een bekroning van ongeveer 25 jaar intensief werk op het vlak van Monumentenzorg. Je mag immers niet vergeten dat Brugge begin jaren ’70 voor een groot deel toch een wat grauwe, vuile stad was. Er was veel leegstand, maar ook vervuiling doordat er nog heel vaak met kolen gestookt werd. Burgemeester Frank Van Acker heeft wel een belangrijke rol gespeeld in heel die opwaardering.”

“We waren dus heel tevreden met die erkenning, maar er was natuurlijk ook wel een andere kant van de medaille. En dat is dat er ook van bij Brugse erfgoedliefhebbers zelf commentaar kwam op de manier waarop er in Brugge omgegaan werd met dit statuut. Zo waren er mensen die brieven naar de Unesco-hoofdzetel in Parijs stuurden om enkele zaken aan te klagen. We zouden te veel vernieuwingen tolereren, het erfgoed niet genoeg koesteren. We hebben dan beleidsinstrumenten opgemaakt en de routine werd aangekweekt om nieuwe projecten voor te leggen aan een Unesco-expertencommissie en zijn we er wel uit geraakt. Maar voor sommige mensen mag er niets veranderen in de stad. Dat vind ik toch verkeerd, want de architectuur van deze tijd heeft ook haar waarde.”