10.000. stappen in Ruiselede: Waar de armoede van vroeger de rijkdom van vandaag is
Het is al aan het schemeren wanneer ik in Ruiselede aankom. Ik had het kunnen weten. Telkens als ik in Doomkerke beland, geraak ik er niet weg. Terwijl het dorp net als Kruiskerke, die andere deelgemeente van Ruiselede, niet meer dan een straat groot is.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."
De Zande is een jeugdinstelling voor jongens in de verste uithoek van Doomkerke, tegen Wingene. Vroeger sprak men van het Rijksopvoedingsgesticht. Of nog: Ecole de Bienfaisance of Ecole de Réforme de Ruyslede . De geschiedenis van het verbeteringsgesticht gaat terug tot halverwege de 19de eeuw. Uit die tijd stamt ook de begraafplaats op het Sint-Pietersveld, in de zuidoosthoek van het domein. Er liggen nog graven uit die tijd. Het is eigenlijk een klein bosje. Op mistige dagen kan je er door de ligging en het verval beelden nemen die zo uit een gotische horrorthriller met Bela Lugosi of Christopher Lee hadden kunnen komen. Mocht Tim Burton weet hebben van deze plek, hij draaide er terstond een film.
101 jaar in 2 minuten weg
Tegen het Sint-Pieterskapelletje, daar vlakbij, hangt een bord ter herdenking van de 300 Doomkerkenaren die tussen 1888 en de jaren ‘20 van de vorige eeuw het dorp inwisselden voor the American dream . Leven in het verpauperde Doomkerke of Doomkirk was geen leven. Het klonk alsof het er verdoemd was, maar de naam kwam van Priester Carolus Doom, die alles deed voor zijn volk. Al waren ze misschien meer gediend geweest met een extra boterham in plaats van met een kerk zo groot dat ze de kathedraal te lande werd genoemd. Op de plek waar nu nog Café New York staat, kochten ze een ticket voor de overzetboot naar Amerika.
Lucienne Bruggeman zal de verhalen wel gekend hebben. Ze was van 1919 en net één dag 101 toen ze vorig jaar op 17 november stierf in het huis op het erf waar ze jaren met haar man Arsène De Pestel een boerderij uitbaatte, Pestels hof . “Mijn vader was 98 jaar en 10 maanden toen hij stierf in 2010”, herinnert zoon Willy zich. Hij komt nog geregeld naar het hof, honderd meter voorbij de Sint-Caroluskerk aan de Brandstraat 16 om er de brievenbus te legen.
“Ik heb mijn ouders allebei zien sterven”, zegt hij. “De buurvrouw, Antoinette, van hierover, kwam elke morgen kijken of mijn moeder al wakker was en smeerde een boterham voor haar. Ik kwam ’s middags en Antoinette stak in de namiddag nog vier, vijf keer de straat over. Zo is mijn moeder kunnen thuisblijven.
Die middag was het de eerste keer dat ze zei dat ze niet aan tafel ging zitten om te eten en ze wees naar de zetel. Ze ging zitten, ik liep even naar achter, het keukentje in en toen ik terugkwam, dacht ik: tiens, er is iets … Ze beefde even. En in twee, drie minuten was het gedaan, 101 jaar weg.” Hij kijkt even omhoog en slaat zijn armen open. Er volgt een wat ongemakkelijk lachje als om te beklemtonen hoe ondraaglijk licht het bestaan wel is.
Hol van Pluto
De geschiedenis van Pestels hof is daarmee afgesloten. Wellicht zal de hoeve verkocht worden, laat Willy verstaan. De grote stal op de binnenkoer is beschermd, want die gaat terug tot de jaren 1800. Een mooie locatie voor een bed & breakfast. Sinds corona vinden de toeristen massaal de weg naar Doomkerke. Maar op een weekdag is het er doodstil. Je kan er nog altijd voetballen op straat, zoals Willy vroeger deed met zijn maat Albert. “We gebruikten de poort van de melkerij als doel wanneer we tegen een balletje trapten”, zegt hij. En hij wijst naar een gebouw vijftig meter verder in de straat.
“Ja, het is echt maar één straat”, zegt Leonie Boone, “met wat aftakkingen. Daar werd vroeger vaak mee gelachen: Doomkerke, de strate .” Leonie is op wandel. Haar kersverse zoontje Fiel Callewaert in een draagzak op haar borst. “Als mijnheertje krampjes heeft, dan gaan we op stap. Je bent hier zo in de bossen. In het Hol van Pluto wonen, heeft zo zijn voordelen.” Fieltje is geen lockdownbaby, zegt Leonie nog voor ik de vraag gesteld heb.
“We waren er voordien al mee bezig. Maar het was wel pure luxe om een baby te krijgen in coronatijd. Je mist niets. Een geluk, want mijn vriend en ik zijn er nogal graag bij. We moeten momenteel niet vrezen om iets te missen. En zwanger zijn in coronatijden was ook een meevaller. Mijn mama is kapster, mocht niet werken, en ik had last van bekkeninstabiliteit en mocht maar een uur rechtstaan. Mijn mama woont naast ons en kon voor me zorgen. Nu is ze weer aan het werk. De zingende coiffeuse”, zegt Leonie.
“In minder besmettelijke tijden moet je zeker eens bij haar binnenwippen.” Het jonge gezin verhuist binnenkort naar de Wantestraat in Kruiskerke, waar Leonie en haar vriend een oud hoevetje aan het restaureren zijn. Ik ben ook op weg in die richting wanneer ik in de Vorte Bossen Marijke Vanryckeghem tegenkom.
Stoute jongens
“Dat is hier het Houtland, maar doordat men in de streek de h niet uitspreekt, is het ook het Oudland. En oud is het ook”, lacht ze. “In het verleden leden mensen hier honger”, zegt ze. We staan in de Borrewaendreef en door de bomen zie je er alweer het volgende bos. Terwijl je in de bossen van Beernem overal de E40 hoort, bestaat hier nog de stilte. “Het was vroeger een streek waar men niet wist van welk hout pijlen maken”, legt Marijke uit.
Zij woont al 14 jaar in Ruiselede. Samen met Roos Taeckens, haar boezemvriendin – mijn maatje, zegt ze – gaat ze vaak wandelen. Ooit stapten ze helemaal naar het Spaanse Compostela. Roos is van origine uit het nabijgelegen Sint-Joris. “Bij ons in het dorp leefden de mensen van latten die ze kliefden van bomen die ze in de bossen ontgonnen. Misschien is de armoede van toen nu wel de rijkdom van deze regio”, zegt ze. “Hier zijn weinig grote bedrijven en daardoor is het landschap ook gespaard gebleven.”
Marijke knikt. De dames hebben zich duidelijk al verdiept in het verleden van de streek. “Toen België nog maar net bestond, wou men iets doen aan de armoede in deze buurt. Het leek een goed idee om hier in de buurt een suikerfabriek te bouwen. Pas toen het gebouw er al stond, kwam men tot de conclusie dat suikerbieten niet groeiden in zandgrond. En toen hebben ze van dat gebouw een verbeteringsgesticht gemaakt.” Roos vult aan: “ Wie niet braaf is, belandt bij de stoute jongens in Ruiselede , zo luidde het gezegde hier vroeger.”
Even later haast ik me door Kruiskerke, via de Kruiskerkestraat. De hoofdstraat van het dorp. Geen mens te zien en geen steen waarbij ik een verhaal kan verzinnen. Een dorp om te doorkruisen als je er niets te zoeken hebt. Eenmaal de hoofdstraat uit kom je alleen nog landbouwbedrijven tegen en ben je als wandelende mens een attractie voor de koeien. Uiteindelijk beland je er op de Bruggesteenweg, waar de fietspaden er wel veilig uitzien, maar wandelen wil je er niet doen. Auto’s vlammen er en zelfs tractoren willen er met hun paardenkracht uitpakken. Snel de Abeelstraat in en vervolgens de Knokstraat, waar een betonblok over het brugje over de Poekebeek ligt, om te beletten dat het sluipverkeer er de rust verstoort. De zon is al aan het zakken als ik bij de Knokmolen uitkom.
De mascotte van de molen
Susy Wieme is versneld haar opleiding voor molenaar aan het afwerken nu haar vader, Roland Wieme, in november aan corona gestorven is. Zelf is ze ook heel ziek geweest. “Een molen moet blijven draaien”, zegt ze, “anders gaat hij snel in verval.” Ook haar oudste dochter Yana volgt een cursus molenaar. En dan is er nog de andere zaak, die ook moet blijven draaien. Sinds december 2019 runt Susy met haar twee dochters en haar man het gastenverblijf ’t Molenerf in de stallen van de hoeve. Daar hebben ze oud en nieuw knap met elkaar vermengd. Luxueus design met authentieke onderdelen uit oude molens en hoeves. In de drie heel ruime kamers word je wakker met zicht op de molen.
“Als hij draait, zijn de gasten altijd welkom om binnen een kijkje te nemen”, zegt Susy. Ze mist haar vader. “Hij was 79, maar nog kerngezond en heel actief. Hij was de mascotte van het erf. Heel sociaal ook. Hij sleepte de mensen echt naar binnen”, lacht ze. “Wie interesse toonde voor de molen, kreeg een uitvoerige uiteenzetting over hoe alles werkt.” Susy is een Oost-Vlaamse, ze kwam vijftien jaar geleden met haar gezin uit Petegem aan de Leie naar Ruiselede. Intussen is ze helemaal aangepast. “Ruiselede is klein en toch hebben ze hier alles. Mijn vader merkte al op dat het destijds een heel rijke gemeente moet geweest zijn. Er hebben hier vroeger 16 molens gestaan. Dat wil zeggen dat er heel veel akkers waren in de buurt waarvan het graan vermalen moest worden.”
Actrice
Dat molendorp Ruiselede een rijk verleden heeft, merk je aan de vele riante herenhuizen in het centrum. Het is donker wanneer ik er door de straten loop, maar ze vallen toch op. Ook al omdat er voor de rest geen kat meer op straat is. Behalve Julie Vanneste, een meisje van 16. Julie komt nu pas van school. Ze studeert aan de kunstacademie Sint-Lukas in Gent. “Volgend jaar ga ik op peda”, zegt ze. Ze volgt beeldende en architecturale vorming. Ook zij is die corona beu.
“Ik zit nu in de jaren dat ik mag uitgaan en alles is gesloten. Terwijl ik nu naar de Jester wil, de jeugdclub en naar café het Fonteintje. Daar is altijd ambiance. Op school zou ik het wel leuk vinden dat ik eens iedereen zonder mondmasker zou mogen zien.” Ze kijkt uit naar de dorpsfeesten: de rommelmarkt, de kermis en de Molenfeesten.
“Dan kom je iedereen tegen”, lacht ze. Ja, ze geniet van het leven in Ruiselede. Toch ziet ze haar toekomst meer in de grootstad. “Ik denk niet dat ik hier mijn hele leven zal blijven. Ik hou van de sfeer, maar ik wil meer. Ik wil actrice worden. Het waren anderen die mij zeiden: Jij zou megagoed dingen op de tv kunnen doen. Ze zeiden dat ik zo expressief ben in mijn gezicht”, en ze wappert met haar handen alsof het vleugeltjes zijn. Intussen heb ik mogen meedoen in een reclame van Leo. En in een toneelstuk. Sindsdien ben ik ervan overtuigd dat het dat is wat ik echt wil doen.” En ze haast zich naar huis. Het is donker.
10.000 stappen
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier