Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."
10.000 stappen in Meulebeke: “Wie stappen durft zetten, belandt soms in de hemel”
Het is aan het druppelen als ik Meulebeke binnen rijd. Zo bol ik door tot in het centrum. Daar begint mijn tocht. “10.000 stappen?”, vraagt Carine Colombien op de dienst communicatie van het gemeentehuis. “We hebben hier zo’n wandeling”, en ze schuift me een folder onder de neus. Er volgen nog meer folders: de Centrumwandeling, het Paanderspad, het Marialooppad…
Maar dan bedenk ik me weer dat ik me geen wandelingen laat uitstippelen. Ik ben als captain Kirk, ik wil gaan where no man has gone before (waar geen mens eerder is geweest, red.) Of liever: mijn wandeling moet uniek zijn. Ik blader eens door de folders en vertrek met het voornemen om vooral Kasteel Ter Borcht en de imposante Brouwerij Vondel niet te missen.
Twee gebouwen met een rijke geschiedenis en een mooie toekomst. Het gemeentehuis is zichtbaar van 1981 en heeft hopelijk geen al te grote toekomst meer. Daar vlakbij toont een bord met historische info en beelden wat hier vroeger was. Kasteel Bossuyt heeft helaas de Tweede Wereldoorlog niet overleefd. En het prestigieuze herenhuis van de familie Roelandts belandde in de jaren 80 onder de sloophamer. Het zijn gebouwen die in de Eerste Wereldoorlog vier jaar lang een Duitse naam droegen, zoals zoveel plekken in Meulebeke waar het Duitse leger zijn intrek nam. Niemand was nog thuis in zijn eigen gemeente.
Ik zet stappen tot ik aan een plas kom. Er staat een groot bord van de lijnvissers Ter Borcht bij, waarop onder meer te lezen staat: ‘Enkel recht voor u vissen uit respect voor andere vissers.’ Er zit één visser die recht voor zich vist. Hij wil liever niet praten, omdat de vissen ieder woord tegen hem kunnen gebruiken.
Een man met een fluitje denkt niet aan vis. “Ik ben sportleraar aan de sportschool hier”, gromt hij. “Ik wacht mijn leerlingen op die verdacht lang wegblijven.” Ik snap waarom ze wegblijven. Hij ziet eruit als een strenge scheidsrechter. Hij fluit.
Zijn schuld dat ik niet afsla richting Ter Borcht. Zo mis ik het kasteel, maar mijn geluk is dat ik bij de Kapel van Onze-Lieve-Vrouw van Bijstand uitkom. Een kapel die in 1715 door kasteelheer de Beer, baron van Meulebeke, werd opgetrokken. Francky Demuynck, uitbater van tearoom ‘t Kapellehuis, stopt me een foldertje in handen waarin ik lees dat de kapel ook bekend stond als kapel Onze-Lieve-Vrouw van Tertentee.
De Maria in de kapel trapt op een slang en nog altijd gaat de legende dat jongeren die bij hun bezoek aan de kapel op elkaars tenen trappen, zich aan een nakend huwelijk mogen verwachten.
Gelovige mensen
Het is een imposante Maria, een sterke vrouw, zoals ze erbij staat. Je verwacht het niet in deze dagen van leegstaande kerken, maar de bedevaarders stromen er aan en af. Ook al ben je niet gelovig, er is genoeg om je te boeien: de vervaagde fresco’s, de noveenkaarsen en de ex voto’s die in de vorm van wassen armpjes, hoofden of benen onderaan het beeld bengelen, net als de vele bedankingstegeltjes tegen de muren. Ook de verhalen in het gastenboek zijn aandoenlijk. Verwonderlijk vaak komen ze van jonge mensen. Die hopen op genezing of op een kindje dat maar niet komt.
De visser wil liever niet praten. De vissen kunnen ieder woord tegen hem gebruiken
Samen met zijn vrouw Hilde Cottenie is Francky ook verantwoordelijk voor het onderhoud van de kapel. “Ik ben hier geboren, dat is hier mijn ouderlijke huis”, zegt Hilde. “Vroeger was dit een kleine boerderij en sinds ’86 is het een tearoom, omdat veel bedevaarders goesting hebben in een potje koffie.”
Naast de tearoom baat het koppel ook een buurtwinkeltje uit. “De grootouders van mijn vrouw zijn daar in 1936 mee begonnen”, zegt Francky. “Dat was eigenlijk een klein kruidenierswinkeltje. Waar ze wat kaarsen verkochten. Maar wij hebben dat assortiment uitgebreid.” Hij wijst naar de vele noveenkaarsen. En de heiligenbeelden. Onze-Lieve-Vrouw is er te krijgen zoals ze er in Fatima, Lourdes of Meulebeke bij staat. Of Aldegondis, de heilige Antonius, de heilige Rita en het kindje van Praag. Allemaal in voorraad. Terwijl ik er sta, zie ik vooral jongens uit de sportschool passeren die er blikjes frisdrank en zakken chips komen halen. Even goed kan je er terecht voor sigaretten, drank, een blik soep, paneermeel of afwasmiddel.
Hilda Vercampt, Jeanneke De Witte en Rita Vermersch bezoeken elke week de kapel. “Maar eerst een potje koffie en een wafel, en dan een gebed voor onze overledenen”, zegt Hilda, die net als Jeanneke van het jaar ’31 is. Rita is van ’33, “het jaar dat Hitler opgekomen is”, zegt ze. Zij is de chauffeur van dienst.
De dames komen uit Pittem. Ze zijn alle drie weduwen. Diepgelovig. Jeanneke vertelt dat ze nog altijd trouwe kerkgangers zijn. “We gaan van de ene parochie naar de andere”, lacht ze. “Van Egem naar Tielt, naar Ardooie.” Hilda knikt. “Desnoods kijken we naar de mis op tv. We zijn katholieke mensen.”
Ze hopen op een hemel. “Er is alleszins iets, maar er is niemand die weet wat”, zegt Rita. “Er moet iets zijn, dat kan niet anders”, reageert Jeanneke. Hilda heeft haar twijfels: “Weet jij dat? Er kan ook niets zijn.” Waarop Rita: “We weten het niet, maar we geloven het.” Jeanneke zegt dat ze honderden weesgegroetjes heeft gebeden toen ze als kind in de onderstand zat, de put die mijn vader in de lochtink gedolven had. We zijn er moeten vluchten toen er net erachter een bom viel en de put instortte.”
Ze vertellen dat Hitler in de Eerste Wereldoorlog nog de kerk van Ardooie of Pittem heeft geschilderd. De dames herinneren zich nog allemaal de nacht dat ze biddend en met open mond zaten toe te kijken hoe Kortrijk werd gebombardeerd. “Het is te hopen voor onze kinderen dat het nooit meer terugkeert”, zegt Hilda. Ze heeft zelf zes kinderen met de vroegere burgemeester van Pittem, wijlen Leopold Gelaude. “Ik had er tien willen hebben, maar na mijn zesde zei Ons Here dat het genoeg was. Echt.”
Na mijn bezoek aan de kapel stopt het met regenen. Soms zou ik beter eens op een kaart kijken. Want de Steenstraat om de hoek brengt me weer naar het centrum. Ik wil omhoog, richting Paanders, één van de gehuchten van Meulebeke.
In de Oostrozebekestraat loop ik voorbij een modernistisch huis in gele siersteen waar twee opvallende beelden te kijk staan, lijven waaruit water en vlammen spuiten. Het is geen winkel, geen etalage. Maar iemand wil de wereld iets meedelen. In de Koornzakstraat valt me op dat het geluid van het verkeer wegvalt. Ik hoor nog wat honden blaffen. Maar op het aarden weggetje wat verderop, hoor je enkel nog wat getsjilp en gekwetter van vogels. Of een paard dat hinnikt.
Beter met de jaren
“Wat ligging betreft, kan je nergens beter zitten. Ver van de snelwegen en de grote rijkswegen. Hier buiten hoor je nog de stilte”, zegt Marie-José Maes. Zij woont al sinds ’78 in een sprookjeshuis in de Oude Paandersstraat, samen met misschien wel de bekendste Meulebekenaar, Rik Vermeersch. Het gebouw is een kunstwerk, net als alles waar de familie Vermeersch aan raakt.
“Marie-José heeft het gevonden via een advertentie. Het was een klein vervallen boerderijtje. Niemand wou het. Ik heb er heel veel zelf aan gedaan”, zegt Rik. Hij is vorig jaar 70 geworden, maar werkt nog elke dag acht uren. “Dat is mijn enige manier om goed te functioneren. Ik heb de indruk dat ik nog altijd aan het verbeteren ben.”
Met wat ik snap van kunst, begrijp ik nog altijd niet waarom zijn werk minder befaamd is dan dat van een Tuymans of een Borremans. Maar het is laat aan het worden en ik wil nog de Paanders zien. Daar liepen de kinderen van Rik en Marie-José school. “Ja, dat is vlakbij”, zegt Marie-José. “Via het wandelpaadje kon je ze van hier de schoolpoort zien binnenlopen.” Eén van die kinderen, Lowie, is nu ontwerper van blitse sportwagens in Milaan. Stappen in het donker. Tot je het licht ziet.
Opeens zie ik een verlichte deurbel aan het huis in de Oostrozebekestraat waar ik eerder de fascinerende beelden zag. Ik lees de namen van Rino Feys en Greet Desal. Toeval bestaat niet, maar ik hoor mezelf denken dat als dit dezelfde Rino Feys is die op Facebook ontroerend mooie verhalen schrijft over de mensen met wie hij werkt of die over de vloer komen in de Kringloopwinkel waarin hij aan de slag is, dan wil ik hem zeggen dat ik fan ben.
Ik druk op de bel en een heer in kamerjas opent de deur. Hij is een jongere doorslag van het mannetje uit het logo van Kentucky Fried Chicken. Vijf minuten later zit ik met hem en zijn geliefde aan de keukentafel. Ik verneem dat ze nu al vijftien jaar in Meulebeke wonen en vroeger nog het café Walhalla hebben uitgebaat in Roeselare. Destijds heeft hij nog met Johan Vandenbroucke boekhandel de Zondvloed opgestart.
Rino en Greet zijn in Meulebeke beland omdat ze een atelier zochten voor haar. Zij werkt in een psychiatrisch ziekenhuis wanneer ze niet beeldhouwt. “Als kunstenares, ja, dat is geven om mijn vrijheid te behouden”, lacht ze. Zijn Kringloopwinkel is een cd ver rijden. “Als ik in Avelgem kom, ben ik meestal aan het laatste liedje toe”, lacht hij. “Ik was gewoon heel wanhopig op zoek naar werk. Toen ik er toe kwam, ging er een hele nieuwe wereld voor me open”, zegt hij over hoe hij in een Kringloopwinkel belandde. Of hoe je soms in de hemel terechtkomt als je stappen durft te zetten.
10.000 stappen
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier