10.000 stappen in Diksmuide: “Onze stad mag wat meer met zijn schoonheid uitpakken”
Diksmuide is de meest uitgestrekte gemeente van onze provincie. Wellicht heb je aan 100.000 stappen nog niet genoeg om de vijftien deelgemeenten aan te doen. Als ik dan toch keuzes moet maken, dan begin ik het liefst in Vladslo. Omdat ik geen kans voorbij wil laten gaan om het treurend ouderpaar van Käthe Kollwitz te bezoeken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."
Los van het verdriet van het ouderpaar, dat treurt om zijn verloren zoon, vind ik dat Duitse kerkhof zo troostrijk omdat de verliezende oorlogszuchtige natie, die zoveel vernieling in de streek heeft aangebracht, haar menselijkheid erin terugvond. De bescheidenheid spat ervan af. Het is een plek waar naast al die jonge mensen ook de haat, de wrok en het onbegrip begraven liggen. En altijd wil ik die ouders zien. Het zijn stenen die ik wil omhelzen. Gebroken mensen die hun zoon verloren zijn. Mensen die na het verliezen van een kind de kracht vinden om door te gaan, verdienen alle bewondering. Maar de afstand van dit Duitse kerkhof naar Diksmuide blijkt te ver te liggen om er het vertrekpunt van mijn wandeltocht van te maken.
Ik parkeer me op het Vladsloplein. Ook daar weinig leven. Ik stap dan maar binnen bij de beenhouwer. Ignace Casier en zijn vrouw Sandy Vanclooster wonen in Vladslo sinds hun huwelijk, 33 jaar geleden. “Ik ben van Staden en Sandy is van Werken. Zij werkt graag en ik sta liever”, grapt Ignace. De winkel bestaat intussen 24 jaar. “Ik was aanvankelijk kapster”, zegt Sandy. “Tot het te druk werd in de beenhouwerij. Intussen heeft onze dochter hier om de hoek een kapsalon, Hairlook Elien.”
Om duidelijk te maken dat hij zijn vrouw niet verplicht heeft om voor het vlees te kiezen, zegt Ignace: “Sandy wilde eigenlijk leren voor slager. Maar ze mocht niet van haar vader. Hij vond dat een job voor jongens.” Intussen weten ze wel beter. “Zij is baas in de winkel, ik in het atelier”, zegt Ignace. “Mensen willen dat zij hun biefstukje snijdt, niet ik.” Ze knikt. “Ik ken de klanten beter. Ook hun persoonlijke leven. Soms hebben ze er nood aan om iets met mij te delen.”
Volgend jaar gaan ze de winkel vernieuwen, voor de 25ste verjaardag. Aan stoppen denken ze nog niet, aldus Ignace. “Mocht ik de Lotto winnen, ik ga ermee door. Als je iets graag doet, waarom zou je ermee stoppen? De mensen komen van overal voor onze ambachtelijke producten.” Hij wijst naar zijn vette darmen, zijn smout en zijn sneukelaartje , zo noemt hij de lange fijne worstjes. “Het zijn eigenlijk droge worsten met speciale kruiden erin, in een schapendarm”, legt hij uit. “Je moet je onderscheiden van de grootwarenhuizen.”
Een dorp als Vladslo onderscheidt zich van de meer verstedelijkte wereld doordat de klok er trager lijkt te tikken. Het liefst zouden stadsmensen hebben dat overal op het platteland, waar dat aangename levensritme heerst, de façades behouden blijven zoals in de tijd die ze er denken terug te vinden. Vandaar dat ieder centrum in de Westhoek het met kasseien moet stellen. Maar sprookjes bestaan niet.
“Ik heb genoeg getreurd”
Op de weg naar Esen ligt er rechts een hertenboerderij, waar Bambi gekweekt wordt voor consumptie. De Groote Waere, de prachtig gerestaureerde vierkantshoeve biedt ook kamers met ontbijt voor toeristen. Iets verder, net over het riviertje dat Blanche Backers Het Handzaamtje noemt, maar dat op de kaart als de Handzamevaart staat aangeduid, kijk ik door het raam van het huis waar ze al meer dan 50 jaar woont. Net op dat moment kijkt zij van de andere kant naar buiten waar ze doorgaans een formidabel uitzicht heeft op het weidse landschap van de Bethoosterse broeken. Ze komt naar de voordeur en zegt: Kom binnen .
Van achter mijn masker en goed ontsmet luister ik naar haar levensverhaal, dat ook in beeld te bewonderen is op de vele vergeelde foto’s die er tegen de muren hangen. Als kind groeide ze op in het polderdorp Sint-Pieterskapelle. “De koeien en stieren zaten er vaak achter me aan wanneer ik door de Kapelse weiden liep”, herinnert ze zich. “Ik ben er soms echt bang geweest.” In de Schorestraat in Leke hield ze café en later kochten zij en haar man een huis in Schore en werden ze ijsventers. “Hij met de camionette, ik ging met de triporteur tot bij de vissers langs de Ijzer.”
Ze lieten Schore achter zich om café te houden in Diksmuide. “Aan de kerk. Maar op de duur ging dat niet meer. Ik had vijf kinderen. En in 1963 zijn we naar hier gekomen.” Haar man werkte toen als vrachtwagenchauffeur… “En hij was ook boxeur ”, zegt ze terwijl ze wijst naar een zwart-witfoto waarop hij in tenue stoer in de lens kijkt. “Toen ik café hield, is de Belgische bokskampioen Karel Sys nog bij ons over de vloer geweest.
Blanche ging ook kijken als haar man vocht. “Hij heeft weinig slaag gehad. De meeste van zijn 125 kampen heeft hij met knock-out gewonnen. Hij had een krachtige stoot.” Maar ze kregen later veel klappen. Gerard is overleden in 2011. “En we zijn al twee van onze vijf kinderen kwijt. Luc en Danny zijn er niet meer. En schoonzoon Jos is ons ook veel te vroeg ontvallen. Ik was van een gezin van twaalf en we schieten nog met drie over. En van de familie van mijn man is er niemand meer…”
Toch lijkt ze best optimistisch. Ze leest graag boeken en een paar keer per week laat ze zich brengen naar De Klaproos in Vlaazjèle . Zo noemt ze Vladslo. Daar ziet ze leeftijdsgenoten. “Ik tracht bezig te zijn en als het kan onder de mensen te komen”, zegt ze. “Ik heb al genoeg getreurd in mijn leven.” Volgend jaar wordt ze 90 en ze hoopt zolang mogelijk in haar huisje te kunnen blijven. “’s Morgens komen ze me wassen, op maandag heb ik iemand die komt koken en de kinderen komen ook geregeld langs. En ik heb een diepvriezer”, zegt ze. “Da’s een gouden uitvinding, er is altijd eten in huis.”
Bier voor Korea
Het is niet veel verder lopen tot in Esen centrum waar je meteen in een andere wereld terecht komt. Het gedaver van het geweld op wielen noopt me om te roepen tegen de jongeman die ik er tegenkom. Een vriendelijke, goedlachse kerel genaamd Balthazar Herteleer. Hij blijkt de oudste zoon te zijn van Kris Herteleer. Pas wanneer hij het zegt, zie ik wat verderop de vlag van het Oerbier wapperen. Balthazar is 23 en heeft het speelse van zijn vader. Hij heeft even geproefd van de studies interieurarchitect en eventmanagement, maar proeft nog liever van het bier van de Dolle Brouwers. Balthazar is er al officieel aan de slag, zijn twee jongere broers, 21 en 19 zijn ze, worden af en toe ingeschakeld bij het bottelen.
Tot haar 95ste gaf zijn 103-jarige oma rondleidingen in het familiebedrijf. Het is ook de brouwerij die Balthazar in Esen houdt. “Het is hier echt wel heel rustig.” De huidige tijden vindt hij niet leuk. “Ik ben het gewend om hier ieder weekend de bar te doen, het proeflokaal, en ik zie dan al mijn maten. Nu zie ik niemand. En ik heb al een paar maanden geen bier meer getapt”, schatert hij. Momenteel wordt er nog gebrouwen bij de Dolle Brouwers, geeft hij nog mee, “maar dan vooral voor Amerika, Japan, Zuid-Korea, Italië en Engeland.”
Wandel je van Esen weg, dan doe je dat langs de Esenweg. Voor je het weet, sta je op de prachtige markt van Diksmuide.’t Is bijna donker maar ‘t Maneke uit de mane geeft licht. En Jolien Daelman en Debby Dhondt haasten zich naar het station. Jolien is van Zwevezele en Debby van Meulebeke. Beide meisjes studeren aan de slagerijschool. Jolien heeft dat altijd willen doen. “Ik woon op een boerderij, mijn opa vervoerde varkens, ik ben in de branche opgegroeid.”
Debby volgt dezelfde studies. “Omdat ik vond dat er meer passie in mijn leven moest komen. Er zit veel variatie in. En je leert echt iets bij.” Of zocht ze gewoon een excuus om met messen en hakbijlen bezig te zijn? Ze lacht. “Ja, eigenlijk kan je het zo wel een beetje verwoorden.” We lopen richting station terwijl de dames me uitleggen dat het voor de smaak van je biefstuk echt wel verschil uitmaakt hoe het gesneden is. “Als je met de vleesdraad mee snijdt”, zegt Jolien, “kan het heel taai zijn. Beenhouwen is echt wel meer dan een stuk in brokken snijden.” Debby vult aan: “Je moet ook voelen welk stuk vlees mals is. Dat moet je in de vingers hebben.”
Op het Italiëplein kom ik Patrick Winkelmans en Martine Vyncke tegen op hun traditionele avondwandeling. “Ik werk in de zorg en Patrick werkt thuis als IT’er. We zitten al de hele dag binnen, dus ‘s avonds hebben we even behoefte aan wat buitenlucht”, zegt Martine. Zij is van Kortemark. Aan zijn accent hoor ik dat hij niet van hier is. “Ik ben van Aalst”, zegt-ie. “We wonen hier sinds 2007. Sinds we elkaar hebben teruggevonden”, blijft hij vaag. “En ik wou niet te ver van mijn kinderen zijn”, vult zij aan.
Alles bij de hand
Ze wonen graag in Diksmuide. “Ik vind het alleen jammer dat er niet meer aan de sfeer gewerkt wordt. Diksmuide heeft zo’n mooie markt, maar behalve op marktdagen zijn er nauwelijks feestelijkheden. De stad zou echt wat meer met zijn eigen schoonheid moeten uitpakken”, zegt Patrick. Nochtans, er is al mooi volk geweest, zoals Winston Churchill, Woodrow Wilson en keizer Hirohito, zo lees ik op een van de infoborden. Maar toen lag heel Diksmuide wel in puin.
Martine vindt het leven er goed omdat je er alles bij de hand hebt: “Niet alleen winkels, je komt ook cultureel aan je trekken. Plus, er zijn veel sportfaciliteiten. Zelf duiken we graag.” Hun toekomst ligt in ieder geval in Diksmuide, beklemtoont Patrick. “De mensen zijn er voor elkaar op momenten dat het nodig is. Goed, ze zijn niet zo uitbundig en verbaal als Aalstenaars”, – “meer ingetogen”, zegt Martine – “
10.000 stappen
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier