Let’s talk about … onderwijs. Onze scholen domineren al de hele week de politieke agenda. Vlaams parlementslid Loes Vandromme maakt zich grote zorgen over het welzijn van onze kinderen. Corona zorgt ervoor dat één op twee leerachterstand oploopt. De onderwijsspecialiste van CD&V slaat op tafel voor een écht relanceplan. Vandromme wil ook dat leerkrachten voorrang krijgen in de vaccinatiestrategie.
Het stadhuis van Poperinge, maandagmiddag. Het is Blue Monday . Dat zou de meest deprimerende dag van het jaar moeten zijn. Op de Instagramaccount van Loes Vandromme, eerste schepen in de Hoppestad, verscheen deze ochtend een wilde foto met de tekst: We zetten er toch onze tanden in. Morgen een andere en betere dag. Het is Vandromme ten voeten uit. Iemand die vooruit wil, die de zaken wil aanpakken. Of ze zelf depressief is op deze dag? Neen, dat niet, zegt ze. Ze is vooral bezorgd: over de impact van corona op onze kinderen en jongeren. Eén op de twee kinderen worstelt met leerachterstand, zegt het gemeenschapsonderwijs.
“Dat zal niet overdreven zijn”, zucht Vandromme. “Ik lig daar écht wakker van. Letterlijk, hé. Een kind moet kind kunnen zijn. Dat is haast onmogelijk in deze tijden. Vooral de eerste lockdown, toen de scholen sloten, was vreselijk. Een school is meer dan een plek waar kinderen les krijgen. Het is ook de plek waar ze ervaringen opdoen die belangrijk zijn voor de rest van hun leven. Dat geldt ook voor de jeugdbeweging en de sportclub. Dát zijn de plekken waar ze vrienden vinden, waar ze groeien, waar ze zelfs leren om ruzie te maken: dat is allemaal weggevallen. ( stil ) Ik vrees dat we de ware impact nog niet kennen. Eén vraag spookt door mijn hoofd: hoe kunnen we dat ooit herstellen?”
Zeg het eens. U bent politica.
“Als we na het virus weer op adem komen, zal het onderwijs nieuwe impulsen moeten krijgen. Ik pleit daarom voor een relanceplan. Een sterk relanceplan, zoals voor de economie. Dat moet komen van de Vlaamse regering, want die is bevoegd voor onderwijs.”
Wat moet de focus zijn?
“De leerkracht, want die maakt het verschil. We moeten de leerkrachten versterken en dus beter ondersteunen. We kunnen de leerachterstand alleen maar wegwerken met sterke leerkrachten die tijd hebben om les te geven.”
De Vlaamse regering heeft al een relanceplan met een onderwijsluik. Er zal vooral worden ingezet op digitalisering.
( op dreef ) “Dat zal niet genoeg zijn. Er zijn al veel scholen die alle ICT-mogelijkheden hebben. Maar wat ben je daarmee als je leerkrachten amper tijd hebben daarvoor? De leerkracht moet te veel bezig zijn met papieren en andere dingen. Weet u wat een probleem is? Dat de politiek vertrouwen verwart met regelgeving. Leerkrachten zijn experten. Waarom moeten zij dan elke stap verantwoorden? Laat hen toch doen. Vertrouw op hun oordeel. Dat vertrouwen ontbreekt vandaag.”
Wil u ook een betere verloning?
“Dat is niet de kern. Het gaat over meer ondersteuning en vertrouwen. Leerkrachten krijgen amper tijd en middelen om zelf bijscholing te volgen. Ik vind dat vreemd. Dat klopt toch niet? Elk kind een laptop is een mooi principe, maar dat zal de schoolachterstand niet oplossen. ( feller ) Het is de leerkracht die het verschil maakt: ik kan het niet genoeg herhalen.”
U hebt zelf twee kinderen. Hoe doen zij het?
“ Ça va . De jongste is negen. Die kan gelukkig voltijds naar school. Dat is het grote verschil met de eerste lockdown. De oudste is twaalf. Die zit nu in het eerste secundair. De overstap was zwaar. ( even stil ) Vooral na de eerste schooldag had hij het moeilijk. Het is nochtans geen emotionele kerel. Maar hij miste zijn oude school, zijn vrienden. De overstap was heel abrupt. Er was geen laatste schooldag, geen afscheid van het lager onderwijs. Nu, vandaag lukt het wel. Maar toch… ( denkt na ) Er was onlangs een bejaarde die zei: Corona is erger dan de oorlog. Je kan geen mensen zien. Er is niets zwaarder dan dat. Ik kan dat begrijpen. Dat is die huidhonger. Ik heb dat ook: ik mis echt mensen. Ook kinderen en jongeren voelen dat gemis.”
Er gaan weer stemmen op om de scholen te sluiten. Wat vindt u daarvan?
“Dat moet besproken worden met de experten. En ik bedoel daarmee: met de virologen, maar ook met de pedagogen. Het epidemiologische gevaar en de schoolse achterstand moeten goed afgewogen worden. ( denkt na ) Ik vind dat we alles moeten doen om de scholen open te houden. De sluiting in de eerste lockdown heeft veel schade aangericht. Dat is niet voor herhaling vatbaar. Het moet natuurlijk wel veilig kunnen. Maar ik heb daar vertrouwen in. Een schoolomgeving is een heel gecontroleerde omgeving.”
Oppositiepartij Groen pleit wel voor een verlenging van de krokusvakantie.
“Ik vind dat weinig consequent. Je kan niet opkomen voor de meest kwetsbaren en tegelijk de scholen willen sluiten. Want wie zijn de grootste slachtoffers daarvan? Dat zijn de meest kwetsbaren, hé. Er zijn veel kinderen die thuis geen aparte ruimte hebben om te studeren en geen tuin om te spelen.”
Is het onderwijs een motor van deze pandemie? Weten we dat al?
“We weten dat niet met zekerheid, maar experten denken van niet. Het is alleszins niet op school dat de meeste besmettingen plaatsvinden. Onze scholen doen echt álles om de maatregelen te respecteren. Dat lukt ook vrij goed. Ik maak me meer zorgen over de verplaatsingen naar school, zoals het openbaar vervoer.”
Een voordeel van corona: de maatschappelijke waardering voor leerkrachten is gestegen. Of zien we dat fout?
“Neen, ik denk dat ook. Veel mensen hebben ingezien wat leerkrachten allemaal doen voor onze kinderen. We moeten daarom het ijzer smeden terwijl het heet is. Het is nú het moment om te investeren in de leerkrachten.”
In april krijgen de essentiële beroepen hun vaccin. Welke dat zijn, moet nog ingevuld worden. U voelt mijn vraag al komen.
( glimlacht ) “Ja, en mijn antwoord is ook ja. Ook leerkrachten moeten in april gevaccineerd worden. Anders zou ik niet consequent zijn. Voor mij is het duidelijk: het beroep van leerkracht is een essentieel beroep. Zij moeten zo snel mogelijk gevaccineerd worden. Dat zal ook helpen om de scholen open te houden.”
Waarom hebt u het onderwijs ingeruild voor de politiek?
“Omdat ik de vraag kreeg van Jan Durnez om zijn parlementaire medewerker te worden. Ik was van jongs af geboeid door politiek, maar het was nooit mijn droom om parlementslid te worden. Ik wou eigenlijk toekomstige leerkrachten opleiden. Dat was mijn droom. Maar ik vond het verstandiger om zelf eerst enkele jaren les te geven. Daarna kwam de vraag van Jan. Wij delen dezelfde visie op de samenleving.”
U bent pedagoog. Dat maakt van u een uitzondering in de Wetstraat.
( knikt ) “Er zitten weinig pedagogen en psychologen in het parlement. Vraag me niet waarom. Ik heb daar al over nagedacht. Misschien voelen wij minder de drang om te zeggen wat we denken? Advocaten zullen dat wellicht meer voelen. Ik vind dat wel jammer. Wij zorgen voor een andere insteek.”
Ook Theo Francken (N-VA) is pedagoog. Hij droomt van een eigen school. Hij vindt dat de lat te laag ligt in ons onderwijs. Kan u hem volgen?
“Neen. Ik zie dat anders. Het model van Theo zal leiden tot segregatie. Ik ben daar tegen. Ik wil geen eliteonderwijs, ik geloof in inclusief onderwijs. Alle kinderen hebben recht op goed onderwijs op hún maat. Dat betekent niet dat we voor allemaal de lat even hoog moeten leggen.”
Uit internationaal onderzoek blijkt wel dat het niveau van ons onderwijs daalt. Vindt u dat geen probleem?
“Ja, maar welke landen staan bovenaan? Willen we ons vergelijken met China en andere Aziatische landen? Ik hoop van niet. Hoe behandelen zij hun leerlingen? Dat is segregatie en dril.”
U ontwijkt de vraag. Het probleem is dat het niveau daalt. Dat heeft, denk ik, toch niets te maken met China?
De nieuwe eindtermen voor de tweede en de derde graad van het secundair komen binnenkort in het parlement. Zal u die goedkeuren?
“Ik ben bezorgd. Ik hoop dat er nog aanpassingen gebeuren. Ik heb gesproken met enkele directeurs van niche-opleidingen zoals kunst en landbouw. Ik hoor in alle netten hetzelfde probleem. Er zal zoveel basiskennis van onze leerlingen verwacht worden, dat er geen tijd zal overblijven om een stiel te leren. Dat is een grote bezorgdheid. Ik heb daarom gevraagd om een praktijkcommissie in te stellen. Die moet de eindtermen evalueren, terwijl ze ingaan. En we moeten beginnen met de tweede graad. Voor de derde graad moeten we de evaluatie afwachten.”
Maar zal u die eindtermen goedkeuren?
“Ja. Omdat anders de volledige hervorming van het secundair onderwijs, die ingaat op 1 september, op de helling komt te staan. Dat wil ik niet.”
Het Katholiek Onderwijs dreigt met het Grondwettelijk Hof, omdat de vrijheid van onderwijs in het gedrang komt. Wat vindt u daarvan?
“Dat is een moeilijk dilemma voor mij. ( aarzelend ) Ik deel die bezorgdheid. Het gevaar bestaat dat er minder tijd zal overblijven voor de leerkrachten om eigen accenten te leggen. Het is daarom dat ik pleit voor een praktijkcommissie. Op die manier kan er snel gesleuteld worden. Maar een rechtszaak zou een bom leggen onder de volledige hervorming. Dat komt de leerlingen niet ten goede.”
Vindt u Ben Weyts (N-VA) een goede minister van Onderwijs?
“Hij is een goede communicator. Maar hij kapt grote dossiers in kleine stukjes, waardoor zijn richting niet altijd duidelijk is. Ik mis een langetermijnvisie. Het loopbaanpact voor leerkrachten is een goed voorbeeld. Hij zwijgt daarover in alle talen. En waarom? Omdat hij de kar niet wil overladen, zegt hij, want anders vertrekt de trein niet.” ( blaast )
Zijn voorgangster Hilde Crevits (CD&V) heeft vijf jaar lang wél gesproken over dat pact, maar bereikte uiteindelijk geen akkoord.
“Dat is zo. Maar ook haar voorgangers bereikten geen akkoord. Ik heb dan liever een minister die duidelijk is over zijn eindbestemming.”
Iets anders. U bent het parlementslid dat het verst van Brussel woont. Voelt u dat?
“Zeker. Als ik met de trein ga, dan ben ik vijf uur onderweg. En dat drie keer per week. Maar ik doe het graag, omdat ik voel dat ik daar op mijn plaats zit. Ik mag twee passies combineren: politiek en onderwijs. Wie kan dat zeggen? ( lacht ) In coronatijden rijd ik trouwens met de wagen. Nu er amper files zijn, sta ik daar in anderhalf uur. Dat maakt een verschil van twee uur per dag.”
Er zitten weinig Westhoekers in het parlement. Zou dat de reden zijn?
“Dat zal zeker één reden zijn. En dat is spijtig. Weet u wat ik geleerd heb? Dat je pas je hand kan opsteken als je aanwezig bent. Als we de belangen van de Westhoek willen verdedigen, dan moeten we in Brussel aanwezig zijn. Het is daar dat de middelen verdeeld worden.”
Loes Vandromme
Cobbaert & Gheysen
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier