Ziekte
Jan Devriese leeft tussen deadlines. De Brugse stukjesschrijver maakte 45 jaar geleden zijn allereerste artikel, toevallig (of niet?) voor deze krant. Na een lange omzwerving is de cirkel rond en de pen weer thuis. Elke twee weken zal Jan hier wat woorden in een meer dan aanvaardbare volgorde zetten. Hij wisselt af met Laura Schuyesmans, die leeft met een deadline.
Stop al maar met dit stukje te lezen, als je niks met boekhandels hebt. Als je papier o zo achterhaald vindt, of zelfs ronduit een dikke schande, in deze tijden van ontbossing en andere milieumassacres. Als je liever doodvalt dan je zuurverdiende centjes te besteden aan godbetert boeken terwijl die dingen in de bibliotheek zo ongeveer gratis zijn. Als je je ergert aan het sérieux, aan het bijna sacrale gemompel, aan die welhaast gewijde stilte in een boekhandel wat een aanstellers.
Let wel: we hebben het hier over boekhandels, niet over multimediabarakken waar je ook een boek kunt kopen. Dat is een eerbaar businessmodel, maar het is geen liefde. En zonder liefde bestaat een boekhandel niet.
Het geheim achter een goede boekhandel is immers de boekhandelaar. Die heeft de liefde. Die heeft die besmettelijke ziekte anders kun je het niet noemen. De boekhandelaar probeert niet zoveel mogelijk boeken te verkopen, hij of zij probeert zoveel mogelijk mensen te besmetten. Verkoop is geen doel, maar een gevolg. Een symptoom.
“Het geheim achter een goede boekhandel is de boekhandelaar. Die heeft de liefde”
De ziekte is overigens ongeneeslijk. Eens je besmet bent, geraak je er nooit meer van af. De kans dat je op een ochtend wakker wordt en beseft dat je niet meer van boeken houdt, is onbestaande. Je bent gedoemd om voor de rest van je leven die liefde te belijden. Waag je je in de buurt van je boekhandel, dan word je erheen gezogen. Je móét er binnen. Je móét er rondneuzen. Je móét iets kopen. Eentje, zeg je dapper bij jezelf, terwijl je de deur openduwt. Je vertrekt er met drie. Of vijf.
Ja, ‘je’ boekhandel. Je boekhandel is als je stamcafé. Je kunt wel elders een pint gaan drinken, maar die smaakt daar natuurlijk lang niet zo lekker, en je hebt aldoor het gevoel dat je er niet op je plaats bent, dat je eigenlijk een heel klein beetje verraad pleegt. En je gaat niet naar huis zonder eerst nog even een afzakkertje te gaan drinken in je stamcafé.
Mijn stamcafé, pardon, mijn boekhandel is overgenomen. Dat wordt wennen. Zo’n veertig jaar al ben ik er klant, en ik heb er zelfs even gewerkt, heel lang geleden, toen ik wel al wist wat ik later wou doen maar nog niet hoe. In ieders belang maakte ik geen deel uit van het charmante verkoopteam, maar werd ik ingezet om boven wat orde te scheppen in de boeken die niet beneden werden aangeboden. Dat had niet echt een gunstige invloed op mijn arbeidsrendement. Ik zat daar het is inmiddels verjaard, ik kan het nu dus wel verklappen — namelijk weleens te lezen. Je zet niet ongestraft een junkie in een apotheek.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier