‘Ruik jij de feestdagen al?’, luidt de titel van een mail die ik onlangs ontving. Een geslaagde boodschap, want mijn nieuwsgierigheid was gewekt. Verrassend bovendien, want de afzender was geen traiteur of restaurant, of wat je in eerste instantie zou verwachten, maar een… saunacomplex. De uitbater verwijst naar de geuren van oliën, ‘scrubs’, waarvan bezoekers van dat soort uitbating kunnen genieten… en waar ik wel eens kom.
Laat nu een van de bijnamen die ik in de loop van mijn leven kreeg opgespeld ‘snuffelaar’ zijn. Hoewel dat natuurlijk aansluit bij mijn latere beroep van journalist, kreeg ik die bijnaam al eerder, als tiener. Het zit zo: toen ik opgroeide op de Blankaart, woonden mijn oom en tante vlakbij en kwam ik bij hen veel over de vloer. Ook in hun keuken dus, en uit nieuwsgierigheid – ‘al passeren’ – stak ik daar al eens mijn neus in de kookpotten. Curieuzeneuze… mosterdpot… Mijn oom Luk, bij sommigen bekend als stichter van volleybalclub WOVA in Woumen, had dat in de mot en gaf me de bijnaam ‘snuffelaar’.
Reukzin is natuurlijk één van onze vijf zintuigen. Ik denk dan altijd aan honden, waarvan wordt gezegd dat die zeven keer meer kunnen ruiken dan mensen. Welk ongelooflijk ‘arsenaal’ aan geuren moet dat niet zijn!
En laten we ons zesde zintuig niet vergeten: ons buikgevoel of intuïtie. De ‘taal der tekens’. Elk kind kent het van nature goed, maar wordt tijdens het opgroeien wijsgemaakt dat het onzichtbare niet bestaat. ‘Quod non’, zeg ik samen met de Romeinen.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier