Regen

(foto Getty) © Getty Images
Jan Devriese

Jan Devriese leeft tussen deadlines. De Brugse stukjesschrijver maakte 45 jaar geleden zijn allereerste artikel, toevallig (of niet?) voor deze krant. Na een lange omzwerving is de cirkel rond en de pen weer thuis. Elke twee weken zal Jan hier wat woorden in een meer dan aanvaardbare volgorde zetten. Hij wisselt af met Laura Schuyesmans, die leeft met een deadline.

Het regende toen we over de grens reden.

Eigenlijk had ik graag ‘Het begon te regenen toen we over de grens reden’ geschreven. Dat ware beter geweest voor het dramatisch effect. Maar de waarheid is dat het al regende toen we Rijsel naderden. We zagen de bui al hangen. Het was een uur of negen ’s avonds, en de hemel lag als een grauwe dweil over dat troosteloze stukje Frans-Vlaanderen. Welkom terug.

We hadden net een flink eind over secundaire wegen gedokkerd om een file op de A1 te omzeilen. Aangekondigde vertraging: anderhalf uur. Als je de stal ruikt, heb je daarin echt geen zin. Dan moet het vooruitgaan. Desnoods met dertig per uur. Of drie. Als het maar vooruitgaat. In je hoofd.

Reizen is de verplaatsing. Niet de bestemming

Net met die redeloze haast trap je dan in de val waarvoor je jezelf én anderen altijd waarschuwt: dat we vergeten zijn wat reizen eigenlijk is. Reizen is de verplaatsing. Niet de bestemming. Mensen die je vertellen dat ze op reis gaan naar Gran Canaria, bedoelen daarmee niet dat ze eerst op hun gemak ongeveer tweeduizend vijfhonderd kilometer door Frankrijk en Spanje zullen rijden, dan de overzetboot naar Marokko nemen en vervolgens zo’n duizend zeshonderd kilometer min of meer de Noord-Afrikaanse kustlijn volgen tot in pakweg Al-Ajoen in de Westelijke Sahara, om van daaruit ruim tweehonderd kilometer naar kwestieus eiland te zwemmen. Nee, zo gek zijn die mensen niet. Hun heilige overtuiging is dat de verplaatsing een onaangename bijkomstigheid is. Zij willen zo snel mogelijk op de Playa del Inglés zitten, en daar dan een Stella drinken terwijl ze zich ergeren aan Nederlanders. Dát is vakantie.

Dat hebben wij dus niet gedaan. Wij hebben de tijd genomen. Onze bestemming bevond zich zo’n negenhonderd kilometer van huis, en daarover hebben wij twee dagen gedaan. Ongeveer halverwege zijn wij de plaatselijke rimboe in gereden, naar een oord waarvan onze boordcomputer nog nooit had gehoord. Daar werden we achter op een karretje gehesen dat ons ongeveer zeshonderd meter diep in het bos bracht. Aan de rand van een open plek stond een eenzaam hutje, zonder water en elektriciteit. Het toilet bevond zich zo’n dertig meter verderop, tussen de bomen — spoelen deed je met een paar scheppen zaagmeel. Voor zoveel heldhaftigheid werden wij beloond met de aanblik van enkele reetjes die kommerloos voorbij trippelden. Terwijl wij ’s avonds aldoor schichtig om ons heen keken, beducht voor de denkbeeldige wolf.

’s Nachts regende het. Zachtjes. Heel even zijn we wakker geworden. De ruis van romantiek.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier