Leven tussen deadlines: “Mijn gedachten gaan uit naar de hoogbejaarde, levensmoeë mens”
Jan Devriese leeft tussen deadlines. De Brugse stukjesschrijver maakte 45 jaar geleden zijn allereerste artikel, toevallig (of niet?) voor deze krant. Na een lange omzwerving is de cirkel rond en de pen weer thuis. Elke twee weken zal Jan hier wat woorden in een meer dan aanvaardbare volgorde zetten. Hij wisselt af met Laura Schuyesmans, die leeft met een deadline.
We waren er helemaal op voorbereid, op de prachtige dag die ons was beloofd voor zaterdag. Vleesje gehaald voor op de eerste barbecue, zomerbroek en zonnecrème bij de hand, ja, laat maar komen. Nou, dat viel tegen. De zon liet zich amper zien en in de late namiddag moesten we al een pullover aan. Gelukkig was er nog het smakelijke troostvleesje.
Ook ‘s anderendaags waren we helemaal voorbereid, voor de brunch waarop we enkele vrienden hadden uitgenodigd. Een buffet van lekkers en gezonds, de chef Verse Eitjes paraat, de tafel piekfijn gedekt. Aan die piekfijn gedekte tafel hebben we geen seconde gezeten. Glorieuze zon, en dus de hele middag buiten. Kwam die zonnecrème toch nog van pas.
We leven op het ritme van onze verwachtingen. (Die niet altijd worden gevoed door lieden met nobele intenties.) Als men ons mooi weer belooft, en dat blijft uit, dan vinden we de dag algauw een sof. Een onaangekondigde zonnige dag pakken we dan weer kinderlijk blij uit, als een keitof cadeautje. Als de kleine niet van de domste is, verwachten we een goed rapport. Als iets duur is, moet het lekker zijn. Als we die kleren kopen, zal men ons cool vinden. Verwachtingen zijn veelal onhandig geformuleerde hoop. En hoop is een onthechte versie van verlangen.
“Je wacht op verlossing van dat in leven zijn. Je hebt alles gezien, alles gehoord, alles gedaan. Of niet. Dat maakt niet uit.”
Maandagochtend viel mijn oog op een bericht van Luc Van Gorp, de voorzitter van de Landsbond der Christelijke Mutualiteiten, waarin hij pleitte voor een debat over het recht op levensbeëindiging voor mensen die levensmoe zijn. Dat was een opmerkelijke stellingname, want zelfdoding wordt doorgaans niet als zeer christelijk beschouwd, en al zeker niet als die bedenking wordt geformuleerd in het kader van de aanpak van de vergrijzing – akelig. De reacties op ‘s mans uitspraak waren dan ook voorspelbaar: de heer Van Gorp zou in de hel branden, en wellicht niet eens op een zonnige zomerse dag.
Mijn gedachten gingen uit naar de hoogbejaarde, levensmoeë mens. De mens die elke ochtend opnieuw ontwaakt zonder verwachtingen. De mens die niet meer verwacht, maar enkel nog wacht. Je bent nog in leven, maar je leeft niet meer. Je wacht op verlossing van dat in leven zijn. Je hebt alles gezien, alles gehoord, alles gedaan. Of niet. Dat maakt niet uit. Op een bepaald moment is dat onderscheid niet meer relevant. Dat vind jij, en wat jij vindt is wat telt. Wat het ook is geweest, dat leven van je, het is genoeg geweest. Niks kan je nog schelen. Niks maakt je nog blij. Je weet zelfs niet eens meer hoe dat moet, blij zijn. Ook niet met een dode mus.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier