Leven tussen deadlines: “Jongens van acht doen niet aan wandelen: zij hollen heen en weer, springen op en neer”

“Wij volwassenen lopen stokblind door een bos. Hooguit zien wij gevallen takken. En te mijden modderplassen”, vindt onze columnist. © Pixabay
Jan Devriese

Jan Devriese leeft tussen deadlines. De Brugse stukjesschrijver maakte 45 jaar geleden zijn allereerste artikel, toevallig (of niet?) voor deze krant. Na een lange omzwerving is de cirkel rond en de pen weer thuis. Elke twee weken zal Jan hier wat woorden in een meer dan aanvaardbare volgorde zetten. Hij wisselt af met Laura Schuyesmans, die leeft met een deadline.

Drie keer vond hij de beste stok in het hele bos. Zoveel geluk heb je alleen als je acht jaar bent. Hoewel, geluk? Je moet er natuurlijk ook oog voor hebben. Wij volwassenen lopen stokblind door een bos. Hooguit zien wij gevallen takken. En te mijden modderplassen. Waar we in een wijde boog om heen stappen. Wij zijn niet gek. Wij houden onze kekke wandelschoenen liever droog, want die zijn maar half waterdicht. Wandelschoenen die helemaal waterdicht zijn, kosten veel meer. Te veel, voor de enkele keren dat wij ons in potentieel natte omstandigheden op pad wagen.

Aan zulke overwegingen hebben jongens van acht lak. En gelukkig maar. Heel even kijken wij door hun ogen naar zo’n bos. Of juister: zij doen ons denken aan vergeten tijden, toen wij zelf acht jaar waren en de beste stok in het bos vonden. Dat herinneren wij ons niet meer, maar het kan haast niet anders of het is gebeurd. Ook toen al waren er bossen, en ongetwijfeld hebben wij erin gewandeld. Al is ‘gewandeld’ natuurlijk niet het juiste woord. Bij wandelen denk je aan een gestage, rechtlijnige, haast ingetogen beweging die rust in het hoofd en lichamelijke ontspanning verschaft. Jongens van acht doen niet aan wandelen, en al zeker niet in een bos. Zij hollen zigzag, rennen heen en weer, springen op en neer, klauteren omhoog en omlaag, wagen zich op glibberige balkjes en in schijnbaar droge grachten, rapen kastanjes, bestuderen spinnetjes, en roepen aldoor monter wat ze aan het doen zijn of op het punt staan te doen.

“Wij houden onze kekke wandelschoenen liever droog”

Een enkele keer doet een meisje van elf daaraan mee alsof het acht is, maar dan schiet het haar plots te binnen dat zij al elf is en haar broertje pas acht en dat zij dus een beetje over haar broertje moet waken, want zo’n broertje is natuurlijk nog klein — een meisje van elf beseft nog niet dat dat broertje overmorgen een kop groter dan zij zal zijn en dubbel zo sterk, en dat ze het dan een onuitstaanbare aap zal vinden. O, zalig zorgeloze jaren. En dus denderden een jongen van acht en een meisje van elf op een zonnige zondagmiddag samen door het bos, aaiden samen een ponyveulen, klauterden samen op klautertuigen, en dachten samen geen seconde aan een smartphone of PlayStation. En ergens onderweg, nadat hij met een welgemikte slag van een van de drie beste stokken in het hele bos een lege kastanjebolster een eind weg had gemept en daarbij glunderde alsof hij net een nieuwe sport had uitgevonden, zei de jongen van acht stellig: ‘Dit is echt het leukste bos.’ En heel even geloofde ik dat ook.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier