Onlangs kwam ik in het centrum van Oostende. Ik had mijn auto gezet in de ondergrondse parking van het Europa-centrum. Bij het naar boven wandelen richting Langestraat, schrok ik mij een hoedje: een bedelaar lag languit op de grond voor de parkingingang. Zeker nog vier bedelaars of daklozen kwam ik die namiddag nog tegen in de Oostendse binnenstad. Nog zo’n bedenkelijk crisis-‘fenomeen’, die de sfeer in de maatschappij nog meer op scherp zet.
De voorbije maanden werd Diksmuide ook met een persoon geconfronteerd die door omstandigheden aan de ‘onderkant’ van de samenleving is beland; een man die zich heel geregeld ophield op het spoorwegperron en daar uiteindelijk moest worden geëvacueerd. Een andere ‘landloper’, alhoewel ik twijfel of dit 100 procent een synoniem vormt met daklozen, sliep al iets langer geleden in het vroegere automatenportaal van de Belfius op de Grote Markt. Ja, het zal je maar overkomen om tijdens de wintermaanden geen dak boven je hoofd te hebben.
Vroeger kregen mijn ouders ook bezoek van een landloper: Cyriel was zijn naam. Een zeventiger, die in de lente en zomer op een aantal adressen kwam aanbellen en eten of ander gerief vroeg en kreeg. De plaatsen waar hij kwam, noemde Cyriel zijn ‘klanten’. Grappig toch; de wereld op zijn kop! Cyriel was een goed gemanierde, vriendelijke, zelfs guitige man, die zonder de minste complexen zijn klanten bezocht. En in de donkere maanden ergens naar een kolonie trok in het Antwerpse.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier