Karl Vannieuwkerke schrijft een brief naar Sint-Maarten en Sint-Nikolaas: “Wie heeft er ooit de roddel verspreid dat jullie uit Spanje komen?”

Karl Vannieuwkerke
Karl Vannieuwkerke schrijft elke week een brief

Karl Vannieuwkerke richt zich deze week tot Sint-Maarten en Sint-Nikolaas. De brave mannen mogen altijd antwoorden: karl@kw.be.

Liefste Sinten,

Maarten en Nikolaas,

Ik ben jullie allebei zeer genegen, maar vind het ook wel lastig dat jullie bij ons thuis elk jaar heel wat verwarring stichten. Wij wonen in Beerst, een deelgemeente van Diksmuide. In ons dorp vieren we op 11 november Sint-Maarten. Vier kilometer verder, in Diksmuide, vereren ze op 6 december Sinterklaas. Nog een gemeente verder is het opnieuw Sint-Maarten. Niemand in de buurt heeft er ooit iets van begrepen.

Jullie hebben allebei een wit paard, dragen een lange rode mantel, hebben een mijter op het hoofd, galopperen met pieten aan jullie zijde en brengen geschenkjes naar de kinderen. Wanneer komt dé Sint? Vanaf 1 september is het een dagelijks terugkerende vraag. Ook al omdat bij ons thuis drie schimmels op de weide staan. Wij houden het hier op 11 november, maar dan komt wel Sinterklaas en niet Sint-Maarten. Niet om het nog wat ingewikkelder te maken, maar vooral om te anticiperen op de komst van Sinterklaas een week of drie later. Als die dan verschijnt op de tennislessen nadat Sint-Maarten deze week op school al langskwam, kan Jack Odile zeggen dat die bij ons al is geweest. En dan moeten we niet nog eens van vooraf aan beginnen.

Hopelijk kunnen jullie ons die persoonsverwisseling vergeven, lieve Sinten. Vrijdag om 12.15 uur komt dus Sinterklaas bij ons in de zetel zitten. Het wordt een belangrijk moment, een mijlpaal in het jonge leven van onze zoon. Want de fopspeentjes moeten mee naar Spanje. We hebben dus een slapeloos weekend in het verschiet. Spanje is nog zoiets. Wie heeft er ooit de roddel verspreid dat jullie uit Spanje komen? Of hebben jullie daar een buitenverblijf met zicht op de Middellandse Zee of de Straat van Gibraltar?

Volgens wat mij in de geschiedenislessen ooit is verteld, kwam Sint-Maarten uit Frankrijk en Sinterklaas uit Turkije. Hebben ze daar geen mandarijntjes misschien? Jullie verhalen hangen met haken en ogen aan mekaar, maar ik blijf jullie bezoek wel een van de mooiste dagen van het jaar vinden. Al is het maar omdat ik op de ochtend van jullie komst een frisse pils ad fundum tot mij mag nemen om dan aan de ukkepuk te vertellen dat Zwarte Piet, jullie trouwe knecht, waarschijnlijk grote dorst had. Die oogjes zijn goud waard op zo’n moment.

Zwarte Piet? Ik weet het, Sint. Ik moet roetpiet zeggen. Toch wordt op school in Diksmuide en omgeving nog over Zwarte Piet gesproken. Misschien heeft dat te maken met het feit dat diversiteit in dit vergeten deel van Vlaanderen nog in zijn kinderschoenen staat. Ik had er nog niet bij stilgestaan, maar nu plots wel. In alle klassen van de basisschool in Beerst zit niet één zwart kindje. Bijgevolg gaan wij er thuis misschien ook iets te vlot over. Het is gemakkelijk om je rug naar de discussie van zwarte of roetpiet te draaien. En ik moet toegeven dat het me tot voor kort ook onverschillig liet. Maar als zwarte kinderen de aanloop naar deze periode van het jaar als beangstigend ervaren omdat ze dan op school een paar weken vereenzelvigd worden met de knecht van de Sint, zou het maar een kleine moeite mogen zijn om daar rekening mee te houden.

Ook tradities kunnen evolueren. Van voortschrijdend inzicht is nog niemand slechter geworden. Maar ik weet dat deze simpele bedenking alweer kan leiden tot een digitale scheldpartij. Dat zou jammer zijn. Het gaat om het welzijn van mensen. En menselijkheid is een van de mooiste eigenschappen in onze samenleving. Ik weet dat het van wonderbaarlijk optimisme getuigt om te denken dat we naar een maatschappij van verdraagzaamheid in alle richtingen kunnen evolueren, waar iedereen ongeacht huidskleur, rang of stand in perfecte harmonie met elkaar kan samenleven. Maar die gedachte wil ik wel koesteren. Kan jij daar niet voor zorgen, lieve Sint?

Ik weet dus ook niet of jij straks bij ons thuis met een zwarte of een roetpiet zal verschijnen. Dat vinkje was niet beschikbaar toen we het document voor je bezoek moesten invullen. Ik hoop op een roetpiet, maar als het een zwarte is, zal hij ook welkom zijn. Verdraagzaamheid, weet je. Als er nog plaats is, mag je er daarvan nog een ferme portie in de zak van piet stoppen. Met een grote strik rond.

Met warme groeten,