De Vlaamse overheid duwt landelijk Vlaanderen in verkeerarmoede
Peter Bossu laat zijn licht schijnen over het openbaar vervoer in de Westhoek.
De voorbije dagen was ik met mijn gezin een paar dagen in het mooie Oostende. Op zich niks bijzonders: ik ben daar vaak en graag. Wat ons nog maar eens opviel was het goeie uitgebouwde netwerk van het openbaar vervoer. Of het nu met bus of de kusttram is, er is daar een stevige regelmaat van openbaar vervoer om je te verplaatsen. Je moet daar al op een rare plek wonen om niet binnen het halfuur een bus of tram te vinden naar een zeer haalbare stopplaats naar je bestemming, je woonplaats of gewoon naar de plek waar je wil zijn, winkelen, wandelen, gaan werken of wat dan ook. Mooi en belangrijk als onderdeel om minder auto’s op de wegen te hebben en een belangrijk onderdeel in een klimaatplan of milieubeleid in het algemeen.
Alleen, eenmaal terug op het platteland in de Westhoek, werden we keihard geconfronteerd met de afbouw van het openbaar vervoer op het platteland. Met de dramatische besparingen van De Lijn, met goedkeuring van de Vlaamse Regering in landelijke gebieden. In schril contrast met het openbaar vervoer in steden is de uitbouw/afbouw van het openbaar vervoer op het platteland een ramp geworden en niks lijkt erop dat daar snel verandering in komt. De Lijn kondigde een “stevige” hervorming aan in de loop van mei 2019. Vraag is of ze dit gaan mogen lanceren voor de komende parlementsverkiezingen. Uit weinig blijkt dat Vlaams minister van mobiliteit Ben Weyts voor een versterking, of noem het beter herstel, van het openbaar vervoer op het West-Vlaamse platteland gaat. Was het wel zo dan had hij dat de voorbije 5 jaar echt getoond. Even opsommen.
Toen openbaar vervoer op het platteland wel sexy werd
Toen toenmalig Vlaams minister van openbare werken Steve Stevaert (1954-2015) rond de eeuwwisseling het principe van de basismobiliteit lanceerde, ontketende dit een radicale ommekeer. Na lange jaren van neergang en zelfs complete verwaarlozing van het openbaar vervoer in landelijk Vlaanderen, werden bussen weer op de kaart gezet. Om het uur een bus, op maximum 750 m loopafstand van de woning, werk of school, je moest er maar opkomen. Het bussenplan van Stevaert was succesvol: De Lijn werd een sterk merk en jaar na jaar kon men sterke groeicijfers voorleggen. In die tijd werd het vooroordeel genekt dat enkel wat marginalen de bus nemen. De groei en de bloei van het openbaar vervoer werd plots (politiek) sexy.
West-Vlaanderen was hier een trekker
Tal van bewegingen in de kustprovincie voerden jarenlang actie voor een beter openbaar vervoer in het landelijke gebied. Stevaert wist dit en “beloonde” onze provincie met een reeks pilootprojecten met Belbussen. Senioren die eerder nauwelijks of niet uit hun dorp of zelfs straat raakten, jongeren die nog geen rijbewijs hadden, mensen die kozen of moesten kiezen voor maar 1 auto… waren plots weer mobiel. Het busbeleid van die jaren kreeg duizenden Vlamingen de bus op. Weg van de file of eindelijk mobiel. Een mens moest niet meer beschaamd zijn om op een bus te zitten en een bus werd een waardig alternatief voor de auto. Extra gevolg: minder auto’s op de wegen en mensen op de bus die daar anders nooit zouden opzitten. Goed tegen de files, goed voor klimaat en milieu en een comfort voor de reizigers, senioren of scholieren, … Wie op een bus zit, zit niet in een auto, alleen of met twee.
De nekslag van een succes
Het openbaar vervoersbeleid van Steve Stevaert was een succes en dat stoorde sommige politieke tegenstanders. Soms ziet men liever de neergang van een project van iemand anders, dan te erkennen dat iets werkt. De gebruikers, de gebruikers zijn er niks mee, maar het is een jammerlijk feit.
Onder het mom van de o zo noodzakelijke veranderingen binnen De Lijn werd het symbool van een meer dienstbaar openbaar vervoer op het platteland afgebouwd. Het was al opvallend dat gebruikers moesten blijven bellen om een bus te bestellen terwijl een mens zowat ongeveer alles via een app of internet kan bestellen wat men maar kan bedenken.
Het was halfweg vorig jaar nog opvallender dat iemand die al jaren de belbus kon bestellen om naar het werk, naar de wekelijkse markt of naar pakweg de middelbare school te gaan dit jarenlang zonder probleem dit dagelijks/wekelijks kon, het nu plots niet meer kon. Er is altijd iets. Ofwel is er geen plaats op de bus terwijl die bus dan rondrijdt met twee mensen erop ofwel was er op dat moment geen bus beschikbaar. Altijd iets.
Een merkwaardig systeem om de mensen van de bus terug in de auto te duwen, om het openbaar vervoer op het platteland te kelderen. Men, de zittende regering, gaat het wellicht tot na de parlementsverkiezingen van 26 mei a.s. uitstellen, maar men gaat zeggen dat er geen volk meer op de plattelandsbussen zit. Men organiseerde de nekslag voor het openbaar vervoer op het platteland en gaat zeggen dat de gebruikers afhaakten. Laf en opgezet, maar de burger gaat weer de schuldige zijn. Jammer en zelfs schuldig verzuim want het verleden toonde het tegendeel. Het verleden dat door openbaar ook op het platteland goed uit te bouwen en sexy te maken mensen op de bus kruipen in plaats van in auto’s.
De keuze voor of tegen een model
Vaak hoor ik al eens dat openbaar vervoer op het platteland niet kan opbrengen wat het kost. Dat is natuurlijk waar. Rijk kan een overheid niet worden van belbussen of een verbeterde versie ervan. Dat kan niet zoals een overheid rijk noch bedruipend kan worden door de aanleg en uitbating van openbare zwembaden, bibliotheken, tennisvelden of een nog beter voorbeeld autostrades.
Het is een keuze van een maatschappij, van een model om diensten aan te bieden waar zoveel mogelijk mensen kunnen van genieten. Als openbaar vervoer iets is dat moet opbrengen of de burgers/de gebruikers het vervoer voor zichzelf of hun kinderen anders maar zelf moeten organiseren dan stoppen we best ook met de rest. Wie een boek wil lezen moet het dan maar kopen, wie wil zwemmen of tennissen moet dan zelf maar een zwembad of tennisbaan aanleggen… De keuze om deze zaken mogelijk te maken voor zoveel mogelijk mensen is een keuze voor een maatschappijmodel. In het geval van openbaar vervoer op het platteland ook een keuze voor of tegen verkeersarmoede, voor minder of meer auto’s op de weg. Het is een keuze van een model waar zoveel mogelijk mensen meekunnen of de toekomst enkel is voor de gelukkigen met voldoende van alles.
Men organiseerde de nekslag voor het openbaar vervoer op het platteland en gaat zeggen dat de gebruikers afhaakten
Tot slot. Een goed uitgebouwd openbaar vervoer, op het platteland én in de stad, is ook een vorm van herverdeling. Wie met pakweg een Bentley of Jaguar kan rijden, kruipt normaal gezien niet in de bus om naar het werk te gaan of bijvoorbeeld naar het ziekenhuis of de fabriek te gaan werken. Wie wel voor het openbare kiest, spaart in een gezin met twee werkende ouders -laat staan in een gezin met een ouder- een pak geld uit en kan dat voor andere zaken gebruiken.
Een duurzame klimaat- en milieubeleid = ook een beleid dat zorgt dat zoveel mogelijk mensen meekunnen met de koers van het leven.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier