Bruggeling Jacques Roose, de voormalige directeur van het Vlaams Weekblad, was van 1992 tot 2018 freelance sportjournalist voor het Brugsch Handelsblad. “Mijn eerste opdracht was een in memoriam schrijven over Clubtrainer Ernst Happel. Ik zie zijn pover bureau nog levendig voor mij: een tafel, een stoel en een fles whisky”, vertelt Jacques Roose.
Op 23 juni 1906 lag het allereerste nummer van het Brugsch Handelsblad in de krantenwinkels. 115 jaar later blikken we uitgebreid terug op dit heuglijk feit. We doen dat door een reeks oud-medewerkers van ons regionaal weekblad te portretteren.
’t Kan verkeren. Wellicht zou ik mijn hele carrière als secretaris bij het Rijksstation voor de Zeevisserij in Oostende gewerkt hebben en was journalistiek louter een hobby gebleven. Alles veranderde toen Frank Van Acker mij in 1970 vroeg om het Vlaams Weekblad uit te bouwen”, vertelt Jacques Roose (84).
Een uitdaging
“Ik heb toen geen seconde getwijfeld. Het was een uitdaging. Ik schreef voordien al uit sympathie voor de socialistische beweging, naast freelance werk voor de Vooruit, Volksgazet en later De Morgen. Ik had de microbe te pakken. In het begin was ik de enige die fulltime aan slag ging, met de hulp van enkele medewerkers en sympathisanten van het eerste uur.”
Jacques Roose zou tot 1992 directeur blijven van dit veel gelezen socialistisch weekblad, dat ook het ledenblad van de Bond Moyson was.
Het Vlaams Weekblad werd gedrukt op de persen van het Brugsch Handelsblad, nadien bij Roularta, maar werd opgedoekt toen de mutualiteit nationaal een maandblad startte.
In het Vlaams Weekblad en later in KW/Brugsch Handelsblad zorgde Jacques Roose dikwijls voor scherp voetbalcommentaar: “In bepaalde Clubkroegen en al zeker bij Vonne van de Spionkop werd ik als een groenen begroet, in Cerclemiddens was het net omgekeerd. Zo wist ik dat ik goed bezig was.”
“In de jaren 70 en 80 lukte het nog om als weekblad met primeurs over transfers uit te pakken. Zo achtervolgde ik ooit Antoine Vanhove tot in de toiletten van De Klokke om nieuws los te peuteren. En ik stelde mij op de parking van het Boudewijnpark verdekt op om Van Maele met Gilbert Gress als nieuwe trainer in beeld te krijgen.”
Hartinfarct
“Clubspelers als Paul Courant, Walter Meeuws en Nico Rijnders hadden in het Vlaams Weekblad een vaste rubriek. Gewezen scheidsrechter Gerard Versyp schreef over Cercle. Toen Clubspeler Nico Rijnders op de Klokke een hartinfarct kreeg, belde hij mij daags nadien vanuit het ziekenhuis op, met de vraag om een schrijfmachine te bezorgen zodat hij zijn tekst kon maken. Ik vroeg wel eerst nog het advies van dokter Michel D’Hooghe!”
“Auteur Louis Paul Boon schreef de laatste jaren van zijn leven wekelijks zijn memoires in het VW. Ik heb die handgeschreven teksten nog altijd liggen. Boontje kon niet eens typen!”
“Ik leerde hem kennen in Het Licht in Gent waar wij het Vlaams Weekblad drukten. Toen die drukkerij ophield, waren er kandidaten genoeg. Ik was blij dat we met goedkeuring van Frank Van Acker tot een vergelijk kwamen met het Brugsch Handelsblad om het drukken over te nemen.”
“Later stonden BH en VW overigens beiden ook in voor de organisatie, met ontvangst in het stadhuis, van de jaarlijkse statutaire vergadering van de Nationale Federatie van Informatie Weekbladen waar wij lid van waren.”
Ernst Happel
“Mijn eerste artikel als freelance sportjournalist voor het Brugsch Handelsblad was in 1992: een in memoriam schrijven voor Ernst Happel, de succestrainer van Club Brugge in de jaren 70. Hij was een koppig man waarmee ik evenwel een goede band had. Hij schuwde geen conflict, zelfs niet met het bestuur en ontzegde op een dag de journalisten gewoon de toegang tot de kleedkamers. Ik moest als voorzitter bemiddelen voor mijn collega’s en trok naar Happels kaal bureau in de catacomben van Olympia, waar er enkel een bureau, een stoel en de onvermijdelijke fles whisky stonden. De bemiddeling slaagde, wat bewees dat Ernst te ‘bespelen’ en voor rede vatbaar was.”
Bokssport
“Bij KW/BH schreef ik niet enkel over voetbal en wielrennen, maar was ook de bokssport mijn ding. Waarom? Gewoon omdat weinig persmensen daarvoor te vinden waren, maar zich ook niet, en nu nog steeds, echt bewust waren van hetgeen een bokser zich moet getroosten om op zijn minst een degelijk figuur te slaan.”
“Ik had altijd veel respect voor die sport. Boksen is niet zomaar, zoals dikwijls wordt gedacht, op iemand anders zijn gezicht timmeren. Als jonge gast woonde ik regelmatig trainingen van Wimmes Boksclub bij, toen nog in de Eldorado bij Madeleine op de Vismarkt. Zo ontdekte ik het talent van de technisch meest onderlegde boksers. Ook van Delphine Persoon, toen ze nog alles te bewijzen had en ik als enige journalist de persvoorstelling bijwoonde. Geen bluf maar ik voorspelde toen in KW/BH dat ze niet enkel nationaal bokskampioen zou worden, maar dat haar ook een internationale carrière wachtte.”
“Ik trok destijds ook voor een reportage met een supportersbus mee naar Brussel. Niet enkel om van de sfeer te proeven maar ook om mee te maken dat Bruggeling Carlos Vanneste Belgisch bokskampioen werd door zijn opponent in de elfde ronde met een counter voor de volle tien tellen uit te slaan. Tijdens de terugrit nam de volkse Carlos spontaan de micro om, gesteund door een stevig ‘koor’ het nummer van Dorus Ik heb twee motjes in mijn leren jas… met veel bravoure te zingen.”
115 jaar Brugsch Handelsblad
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier