Bij ’t Kapiteintje valt niemand uit de boot: “Werktenue of plastron, iedereen is welkom”

© WK
Wim Kerkhof
Wim Kerkhof Medewerker KW

Je vindt er portretten van Blankenbergse zeebonken aan de muur, snuisterijen uit de visserij, en van tijd tot tijd een straf zeemansverhaal aan de toog: welkom in de volkskajuit van Jill Broos (41). “De mensen praten hier tenminste nog met elkaar.”

’t Kapiteintje is een gezellig bruin volkscafé aan de haven, rechtover de Paravang. Voor de oorlog was er het hotel Albion. “Eigenlijk bestaat het café al van in 1938”, weet uitbaatster Jill Broos (41). Zij runt de zaak sinds 2018. “Min één jaar corona”, aldus Jill. Daarvoor was het café van haar ouders. “Zij namen het in 1995 over van Dirk en Martine, die het twaalf jaar uitgezongen hebben.” De ouders van Jill baten nu ernaast de Boulevard 25 uit. “Ik heb getwijfeld om het over te nemen”, geeft ze toe.

“Al op mijn 15 jaar werkte ik hier in de weekends, en ik vond dat altijd leuk. Maar om er mijn beroep van te maken? Ik zag mijn ouders lange uren kloppen, en ik kan je garanderen: het ís ook af en toe best pittig. Vannacht was het slechts half twee, maar vorige vrijdag heb ik om vier uur ’s ochtends de deur dichtgedaan. Gelukkig springt mijn man Nick in de weekends bij – je moet weten dat we de zaterdag al om tien uur opendoen”, klinkt het.

Op de dag van de Heer gunt Jill zichzelf een uitslapertje. “’s Zondags staan we pas vanaf twee uur ‘s middags paraat, want de zaterdag, tja, dan durft het hier ook weleens plezant te worden”, glimlacht ze. “Maar ja… We wíllen er natuurlijk ook wel zijn voor onze klanten. Zeker nu we eindelijk van dat vervelende sluitingsuur verlost zijn.” Sinds de coronastorm gaan liggen is, zet Jill met andere woorden alle zeilen bij. “En weet je, ik zou het nu zelfs niet meer kunnen missen. Die babbels met de klanten zijn onbetaalbaar. Elke dag is een belevenis, geen twee dagen zien er hetzelfde uit. Dus nee, ik heb er geen spijt van. Het was de beste keuze ooit.”

Leven is al duur genoeg

Jill waakt erover dat de ziel van ‘t Kapiteintje niet verloren gaat. “Waarom ik hier graag kom? Voor de sfeer, natuurlijk. Dit is nog een van de weinige authentieke visserscafeetjes die we hebben”, zegt Rudy Hillewaert (59). Elke morgen komt hij er zijn pintje drinken. “Behalve op de dagen dat ik werk”, knipoogt hij. Rudy werkt al heel zijn leven in de visserij. “Ik ben oorspronkelijk van Zeebrugge”, legt hij uit.

“In dit café zie je trouwens niet alleen Blankenbergenaars, hoor. Ik heb hier ook al leuke gesprekken gehad met mensen uit het binnenland. Daarom ook dat ik alle dagen mijn toertje doe. Op het werk zitten ze allemaal op hun smartphone te tokkelen in de pauzes. De moderne tijd…” Het leven is ook duur in de moderne tijd. “Maar ik drink daardoor geen pint minder, hoor”, verzekert Rudy ons. “Ik moet gewoon onder het volk komen, en hier praten de mensen tenminste nog met elkaar.”

Dit is nog een van de weinige authentieke visserscafeetjes die we hebben

Yves De Milt (68) is het daarmee eens. “Hier mag je nog alleen aan de toog zitten, je voelt je thuis”, zegt hij. Er wordt ook opgeworpen dat de pintjes er nog betaalbaar zijn. “Ik ben niet van plan om op te slaan, hoor”, zegt Jill geruststellend. “Het leven is al duur genoeg voor de mensen.” Ze voelt het ook, dat er minder op café gegaan wordt. “De mensen letten ook meer op wat ze uitgeven.”

Tooghangers

Of haar visserskroeg aan de normen van een volkscafé beantwoordt, weet Jill niet goed. Volks is het er alleszins. Er is al meer dan dertig jaar een hengelclub actief, er zit een spaarkas, en de vzw V. O. N. A. (Vissersfolklore Ontspanning Na Arbeid) is er vertegenwoordigd. “Zij zorgen altijd voor gebakken pladijs met de Havenfeesten”, weet Jill. Ook opvallend zijn de Blankenbergse visserskoppen aan de muur. “Pé Majutte hangt ertussen. En Den Akster – de lapnaam van Frans Gadeyne”, zegt Jill. Iedereen, zonder onderscheid, is welkom in haar café.

“Hier komen soms mensen binnen in col en plastron, maar ik heb ook klanten in werktenue. Door de week hangen er van die echte volksfiguren aan de toog – al is dat tooghangen sinds corona wel wat geminderd. Mensen zijn dat precies een beetje verleerd.”

Ook de jongere generatie sijpelt stilaan weer binnen, merkt Jill. Bij verdwaalde toeristen speelt ze graag voor ambassadeur. “Ik maak dan een beetje reclame voor Blankenberge, geef de mensen een stadsplannetje mee. Altijd blij als ik iemand kan helpen”, zegt ze. Straks zijn het weer Havenfeesten voor haar deur, altijd een topweekend. “Dat, en carnaval, natuurlijk. We zijn ook nog een van de weinige carnavalscafés in Blankenberge”, besluit Jill.

(WK)