Op 1 maart is het precies een jaar geleden dat Els Veraverbeke de fakkel overnam van Jan Dewilde als conservator van de Ieperse musea en daarmee terugkeerde naar haar roots. Nu pendelt ze iedere dag van haar woonplaats Gent naar de Westhoek, maar zonder erg: “De liefde voor de streek is helemaal terug, maar eigenlijk ook nooit weggeweest.”
)
Geboren in Poperinge, opgegroeid in Sint-Juliaan, middelbare school in Ieper…: Els Veraverbeke (45) is een kind van de Westhoek. Toch bleef ze na haar studies plakken in Gent, waar ze 23 jaar voor het Huis van Alijn werkte.
“Ik heb altijd al voor een museum willen werken. Die liefde heb ik meegekregen van mijn ouders. Mijn papa had een hele bibliotheek over de Eerste Wereldoorlog, en met mijn mama ging ik veel naar kunsttentoonstellingen, zoals in het Merghelynck Museum en het vroegere Stedelijk Museum. De werkijver, verantwoordelijkheidszin en het trots zijn op mijn job heb ik van mijn vader, die zelfstandige was.”
Waarom heb je de overstap naar de Ieperse musea gemaakt?
“Toen ik de vacature las, najaar 2021, wist ik meteen dat ik ervoor zou gaan. Ik heb tot de laatste dag ongelofelijk graag voor het Huis van Alijn gewerkt, maar ik voelde de routine komen. Ik heb wel altijd de Ieperse musea gevolgd.”
“Hier werk ik voor drie musea, in plaats van één. Dat is het zware aan de job, omdat je verschillende inhouden en bedrijfsculturen hebt. Maar het is ook het mooie aan de job, omdat die zeer veelzijdig is. Door de overstap ben ik ook pendelaar geworden, maar dat valt goed mee. Met de rechtstreekse trein rijd je echt de Westhoek in, en dat blijft toch een gevoel van thuiskomen geven. De liefde voor de streek is helemaal terug – van nooit weggeweest.”
Wat doet een conservator?
“In veel musea wordt die job verschillend ingevuld, van de persoon die de dingen conserveert en restaureert, tot eerder de rol van algemeen directeur. Hier ben ik directeur van de collecties. Wat en hoe verzamelen we? Wat doen we ermee? De job is ook gaandeweg veranderd. Vandaag is het niet alleen zelf verzamelen, maar ook de vinger aan de pols houden: waar worden collecties extern bewaard, afstemmen met andere musea, samenwerken met privéverzamelaars. En het gaat ook niet meer alleen over de materiële cultuur, maar veel meer over verhalen en tradities. Dat is ook een beetje mijn specialisatie geworden. Verzamelen is iets dat je zelf in handen moet nemen, anders laat je interessante dingen door de vingers glippen. Maar het is een balans waarmee je heel voorzichtig moet omgaan.”
Met welke uitdagingen word je geconfronteerd?
“In het In Flanders Fields Museum is een centrale vraag: hoe verzamel en deel je oorlogserfgoed? Dat vergt omzichtigheid, omdat het een heel complex en beladen thema is. Oorlog is niet vrijblijvend, net als elk collectiestuk erover. Bij het Yper Museum rijst de vraag: hoe verzamel je een stad? Het is een voorrecht om dagelijks met die vragen bezig te zijn. Het Merghelynck Museum is misschien de onbekende parel van de drie. Arthur Merghelynck was een verzamelaar over het 18de-eeuwse leven van de bourgeoisie. Voor mij is dat heel bijzonder: het gaat om een tijdscapsule waarbij niets meer wordt toegevoegd aan die collectie.”
Welke stempel wil jij drukken?
“De collectie verrijken met verhalen, tradities en rituelen, en het delen van de collecties: daarop wil ik echt inzetten. Maar vooral ook dat je die liefde voor die collecties kunt overbrengen op kinderen en mensen die niet gemakkelijk naar een museum komen.”
“Het Huis van Alijn en het In Flanders Fields Museum waren pioniers in het verzamelen van verhalen. Dan komen emoties in het vizier. Musea moeten voor mij plekken zijn die rond emotie draaien. Een pakkend oorlogsverhaal doet iets met een bezoeker, een kunstenaar drukt emoties uit met zijn werk, de schenker van een collectiestuk doet dat met emoties. Ook als museummedewerker blijf je niet onberoerd bij de vele collectiestukken. Maar hoe ga je daarmee om? En hoe kan je niet alleen de collectiestukken doorgeven aan de volgende generaties, maar ook de emoties die erbij horen? Daarrond ben ik nu aan het doctoreren aan de universiteit van Antwerpen. Hoe kun je als museum omgaan met emoties in je collectiebeleid?”
Hoe bang ben je als conservator voor ‘klimaatklevers’?
“Je moet barricadestrijders hebben, maar daarvoor belangrijke erfgoedstukken beschadigen, dat is voor mij de stap te ver. Als samenleving investeren we heel veel geld in de goede bewaring van die stukken, en dan ga je ze uit engagement vernielen. Het is met een bloedend hart dat ik daarnaar kijk.”
Je gaat zelf graag naar musea. Is dat dan ook met de blik van een conservator?
“Ik ben me daarvan niet echt bewust, maar als ik met vriendinnen op stap ben, betrappen ze me er wel op: hoe zijn de panelen gepresenteerd, hoe zijn de teksten geschreven? Ik ben gefascineerd door geschiedenis en kunst, en waar ontdek je dat? In musea. De job van conservator kan nooit een 9-to-5-job zijn. Het laat je nooit helemaal los. Dat is misschien ook het moeilijke eraan. Vorig jaar ben ik met mijn gezin een week lang oorlogsmusea gaan bezoeken in de Somme-streek. Ik ben hen eeuwig dankbaar dat ze me daarin ondersteunen, al was het op het einde van de week wel genoeg geweest voor hen.” (lacht) (Tom Gheeraert)
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier