Jan Victoor stond aan de wieg van straattheaterfestival De Gevleugelde Stad: “Ik werk gratis, net als alle artiesten”

Jan Victoor: “De mentaliteit van circusartiesten is helemaal anders dan van muzikanten: ze helpen elkaar.” © TOGH
Tom Gheeraert
Tom Gheeraert Medewerker KW

De verdiensten van Jan Victoor (72) voor het culturele leven in Ieper zijn niet te onderschatten. Hij stond aan de wieg van het JOC, Leet 86, cultuurcentrum Het Perron en De Gevleugelde Stad. Ook twaalf jaar na zijn pensioen blijft hij de spilfiguur van het straattheaterfestival, dat dit weekend voor de 21ste keer de stad kleurt.

Je studeerde psychologie. Hoe kwam je in de cultuursector terecht?

“Snel na mijn studies wist ik al dat ik niet als psycholoog wilde werken. Iedereen ging weg uit Ieper. Met een aantal mensen zeiden we: als iedereen vertrekt, dan gaat er hier niets veranderen. Samen met onder andere Jan Durnez, Piet Lesage en Patrick Allegaert richtten we het JOC op en zo kreeg ik de kans om er ook te werken. Toen begon ik veel optredens te organiseren, 150 à 250 per jaar. Er bestond nog geen cultuurcentrum.”

Je organiseerde ook Leet 86?

“Dat was als privé-initiatief, met een aparte vzw. Tien jaar hebben we dat gedaan. Dat was het eerste festival in Ieper, in een tijd dat er nog geen internet bestond. Het eerste jaar kregen we dat moeilijk verkocht. Veertig artiesten op de affiche, de mensen dachten dat het een soort karaoke-avond was. Na tien jaar stopten we om twee grote redenen: enerzijds ging de vraagprijs van de groepen fors omhoog, terwijl de capaciteit van de zalen fors omlaag ging omwille van de brandveiligheid. In de lakenhallen staken we in het begin meer dan 2.000 mensen, uiteindelijk mochten er nog 600 binnen. De tweede grote reden was dat onze contactpersoon bij Marlboro vertrok. Hij had het wel voor ons festival, waardoor we bijna onbeperkte sponsoring kregen.”

Wanneer begon je voor het cultuurcentrum te werken?

“Dat was ook in 1986. Eerst moederziel alleen in de stadsschouwburg. Er was daar niks. De telefoon stond op het podium, dus als die rinkelde moest je helemaal naar beneden, door de zaal, de ladder omhoog en het podium op om op te nemen (lacht). Gelukkig had ik een schoonbroer die bij de telefoon werkte. Ze hebben toen stiekem een lijntje getrokken naar mijn bureau. Het was vechten voor je brok. Met een steekkar moesten we het materiaal van de stadsschouwburg naar bijvoorbeeld de Meerssen brengen. Het was pionierswerk, maar dat had ook zijn charmes.”

Samen met Kurt Demey en Frank Poelvoorde kwam je op het idee voor De Gevleugelde Stad. Hoe is dat gegaan?

“We waren op reis met de familie in de Provence en Stijn Yperman, een maat van twee van onze zonen, kwam toevallig langs. Hij vertelde dat hij twee gasten was tegengekomen die op zoek waren naar een stad om een promotiefestival voor straattheater te organiseren. Met het cultuurcentrum hebben we daar toen onze schouders onder gezet. De eerste twee jaar hadden we wel het gevoel dat die gasten vooral kwamen om te drinken en te smoren en ‘s anderendaags met moeite nog wisten in welke stad ze zaten. Dat was niet wat we voor ogen hadden. We namen het heft zelf in handen en gingen voor een professionelere uitstraling en internationale artiesten.”

In 2012 ging je met pensioen, maar bleef je wel De Gevleugelde Stad coördineren. Waarom?

“Toenmalig schepen Katrien Desomer had dat gevraagd en ik had eerst nee gezegd, maar toen ik thuiskwam, vroeg mijn vrouw, Kaat: wat ga je anders doen? Ze was toen al heel erg ziek en we wisten dat het niet meer lang ging duren. Ze wilden me toen het bedrag betalen dat de regisseur van de Kattenstoet kreeg, maar ik wilde in geen geval miserie met mijn pensioen.”

Je doet het dus als vrijwilliger?

“Voor mij was dat ook belangrijk. Ik durf zeggen dat het me jaarlijks ongeveer 2.000 euro kost. De groepen en artiesten komen voor niks. Als ik kan zeggen dat ik ook voor niks werk, geeft dat een heel andere band met elkaar. Dan word ik ook niet bekeken als de persoon die veel geld verdient terwijl zij hun verplaatsingen zelf moeten betalen en gratis spelen.”

Je doet het ook met plezier?

“De Gevleugelde Stad deed ik altijd het liefst, omwille van de sfeer die er hangt. De mentaliteit van circusartiesten is helemaal anders dan van muzikanten. Ze zijn geïnteresseerd in elkaar, helpen elkaar. Muzikanten gaan zelfs niet kijken naar elkaars optreden. Van sommige muziekgroepen spreekt de frontman met moeite tegen zijn muzikanten, laat staan met de technici. Dat heb je hier absoluut niet. Als ze elkaar kunnen helpen, zullen ze het niet laten.”

Hoe lang ben je met die organisatie bezig?

“Een heel jaar. Twee dagen na het festival beginnen we al met de opvolging: groepen bedanken, organisatoren en artiesten met elkaar in contact brengen, een overzicht van de groepen doorspelen aan organisatoren,… In de zomer ga ik vooral veel acts bekijken. In september komen de eerste inschrijvingen binnen, in november vertrekt de eerste mailing naar organisatoren, in december maken we een eerste selectie. Artiesten herbevestigen in januari en dan is de plaatsingen nog een puzzelwerk van drie weken…”

Hoe ziet het weekend zelf eruit voor jou?

“Ik bekijk alle voorstellingen vooraf, om te kijken of alles in orde is. Vorig jaar had ik zo al snel 100 kilometer afgelegd. Op vrijdag moeten er nog verschillende telefoontjes gepleegd worden, vooral met groepen die voor de eerste keer komen. Op zaterdagvoormiddag is dat hetzelfde, maar vanaf 16 uur heb ik congé. Op zondag kan ik met de kleinkinderen zelf van het evenement genieten, al blijf ik in spanning tot het helemaal voorbij is. Je blijft zaken zien die beter kunnen… Ik ben wel gestopt met te zeggen dat ik zal voortdoen tot ik het perfecte festival georganiseerd heb, anders ben ik over honderd jaar nog bezig.”

Werd er al aan je mouw getrokken door andere steden om De Gevleugelde Stad te organiseren?

“De dag dat Ieper het niet meer doet, wordt het sowieso overgenomen. Ze zien natuurlijk dat je geen gages moet betalen, geen verplaatsingskosten,… Ieper is wel een heel geschikte stad. We hebben historische gebouwen in de binnenstad en de groene vestingen. Omdat Ieper relatief klein is, hoeven de mensen niet te veel te wandelen van de ene plek naar de andere. Ieper is een stad die net groot genoeg is, maar ook klein genoeg om het gezellig te houden.”

Hoe lang wil jij het nog doen?

“Dat zullen geen jaren meer zijn. Niet dat ik het beu ben, maar we moeten ook realistisch zijn. Ik ben 72. De dag dat ik de toer niet meer op een deftige manier kan doen, zal ik stoppen. Ik denk ook dat ik mijn deel als vrijwilliger gedaan heb in mijn leven: KSA, CM, speelpleinwerking, JOC, Leet 86 en nu al 13 jaar De Gevleugelde Stad… Misschien krijg ik toch nog goesting om andere dingen te doen.”

Bio Jan Victoor

Privé: Jan Victoor werd geboren in Ieper op 20 september 1951. Hij heeft vier broers en vier zussen, waarvan één zus overleden is. Hij is weduwnaar van Kaat Duthoo. Jan is vader van Olle, Aram en Siebe. Ondertussen zijn er ook al vijf kleinkinderen. Hij woont in de Dikkebusseweg.

Studies en loopbaan: Lager in de Sint-Michielsschool, daarna naar het College. Vervolgens studeerde hij psychologie in Leuven. Na zijn studies ging hij aan de slag voor JOC Ieper, daarna voor Cultuurcentrum Ieper. In 2012 ging hij met pensioen.

Vrije tijd: Wandelen en fietsen, nu en dan eens een concert in het Perron.

Lees meer over: