Wanneer vrouwen hun partner doden, hebben ze daar in de meeste gevallen goed en lang over nagedacht. Niet zelden ligt er een weloverwogen plan klaar, dat vervolgens met dodelijke precisie wordt uitgevoerd. Achteraf is er daardoor ook weinig ruimte voor discussie. Over het dossier over de doodslag op Firmin Vandevyver (52) uit Zedelgem in 1992 blijft er echter een waas van mysterie hangen. Was het echt zijn minnares en collega-leraar Cecilia Corneillie die hem ’s nachts met negen messteken om het leven bracht of is de ‘inbreker met getaande huid en donkergroene anorak’ die herfstige zaterdag in Oostende met de perfecte moord weggekomen?
Het was liefde op het eerste gezicht, toen praktijkleraar Mechanica Firmin Vandevyver in de jaren zeventig van de vorige eeuw op zijn één jaar jongere collega Cecilia Corneillie botste in de gangen van het R.T.O. in Zedelgem. De knappe, kokette lerares Nederlands-Geschiedenis fascineerde Vandevyver mateloos en toen hij haar rijles mocht geven, sloeg de vonk helemaal over. Eén probleem: zowel hij als Corneillie, die eveneens als een blok voor de bonkige, sportieve Vandevyver was gevallen, waren getrouwd.
Cecilia Corneillie, die in 1965 was getrouwd met haar Eddy en samen met hem een dochter had, vatte meteen de koe bij de hoorns en vroeg de echtscheiding aan. Samen met haar dochter ging ze op een appartement aan de Frère-Orbanlaan in Oostende wonen. In afwachting van de komst van Firmin, want ook die was nog getrouwd en ook hij had nog een dochter. Zo resoluut Cecilia een einde had gemaakt aan haar huwelijk, zo hard sloeg de twijfel bij Firmin toe. Moest hij dit wel doen?
Ladykiller Firmin
Voor zijn vrouw Magda was het alvast geen verrassing dat Firmin er een affaire met een collega op nahield. Al meerdere keren waren haar verhalen over de escapades van Firmin ter ore gekomen. Op school, maar evenzeer in de tennisclub waar Vandevyver voorzitter en penningmeester was, werd er met de regelmaat van de klok gefluisterd over ladykiller Firmin. Voor Magda, een eenvoudige vrouw uit een arbeidersmilieu, was het al lang goed als Firmin goed voor haar en zijn dochter zorgde. En dat deed hij. Firmin biechtte haar de affaire met Cecilia Corneillie op maar beloofde dat hij thuis zou blijven wonen, tot zolang dochter S. het nest nog niet verlaten had.
“Ze is als een spin die vele draden geweven heeft om de waarheid te verdoezelen maar uiteindelijk verstrikt raakt in een web van leugens”
En ook wanneer dat in het najaar van 1991 wél gebeurde, bleef Firmin zijn gezin op zijn eigen manier trouw. Hij was dan wel uiteindelijk verhuisd naar het appartementje van Cecilia Corneillie in Oostende, nog altijd kwam hij minstens drie keer per week eten in Zedelgem, bij Magda. Zij kreeg ook nog altijd zijn loon op hun gemeenschappelijke rekening gestort, waarvan ze ‘haar’ Firmin maandelijks 5.000 Belgische frank (125 euro, LK) liet houden. De facto van tafel en bed gescheiden, bleven Firmin en Magda evenwel wettelijk gehuwd.
125 euro zakgeld
Dezer dagen staat de gespecialiseerde pers vol met artikels over ‘open relaties’ en ‘seriële monogamie’, maar in de vroege jaren negentig was dit allerminst evident. Toch slaagde Firmin Vandevyver erin om op een vrij open manier met zijn twee vrouwen te communiceren. Zozeer zelfs dat, toen de eerste barsten in de relatie tussen Firmin en Cecilia zich in het voorjaar van 1992 begonnen af te tekenen, Cecilia Corneillie daarover haar beklag begon te doen tegen Magda. Het zat Cecilia alsmaar minder lekker dat het niet boterde tussen Firmin en haar dochter, op dat moment een kotstudente in Brussel, en dat Firmin met zijn zakgeld van 5.000 Belgische frank ook niet echt bijdroeg in de kosten van het dagelijkse leven.
Wat Cecilia in die klaagtelefoontjes niet vermeldde, was dat ze in het voorjaar van 1992 aangepapt had met Gaby, een oude jeugdliefde van haar. De man bleek een succesvolle ondernemer geworden te zijn, met een compleet andere sociale status – en bankrekening – dan de ‘simpele’ onderwijzers die zij en Firmin waren. Toen Firmin die zomer voor de twintigste keer naar Oostenrijk op reis zou vertrekken – en daarvoor gehuldigd zou worden in zijn vaste vakantieplaats – besloot Cecilia niét mee te gaan. Geregeld ontving ze Gaby in haar appartementje, terwijl haar dochter in Brussel studeerde voor haar tweede zit.
Lees verder onder de foto.
Toen Firmin teruggekeerd was uit Oostenrijk, diende zich een nieuw schooljaar aan. Het R.T.O. in Zedelgem was ondertussen gesloten, zowel Firmin als Cecilia vonden onderdak in het KTA in Sint-Michiels Brugge. Het ging echter snel bergaf in de relatie. Zozeer zelfs dat Firmin enkel nog de woensdagnamiddag naar het appartement in Oostende kwam, de rest van de tijd was hij weer bij Magda in Zedelgem. Cecilia raakte daardoor depressief, wat nog erger werd toen ze haar vrijwel ondoenbare uurrooster voor het schooljaar 1992-1993 te horen kreeg. Toen ook haar moeder medische klachten kreeg en haar dochter niet geslaagd bleek voor haar tweede zit, belandde de ooit zo trotse lerares in een negatieve spiraal.
Op zaterdag 4 oktober 1992 was ze nog samen met Firmin naar Brussel gereden, om het kot van dochterlief op te knappen en bij thuiskomst had ze nog pannenkoeken gebakken. Diezelfde avond was het koppel naar Zedelgem gereden, om er bij vrienden van Firmin te genieten van een Oostenrijks geïnspireerde avond met kaasfondue met een fris glaasje Grüner Veltliner. Cecilia was echter moe en viel die avond eventjes in slaap. Het kwam haar in de terugrit op een reprimande te staan van Firmin, die dat niet kunnen vond.
Geen inbraaksporen
Aangekomen in Oostende rond 1.45 uur, kroop het koppel meteen in bed. Wat er zich daarna precies afgespeeld heeft, is tot vandaag een raadsel. Wél zeker: om 3.11 uur belt Cecilia voor de eerste keer de dienst 100. “Er zit een inbreker in huis die mijn man een klap op zijn hoofd gegeven heeft”, meldt ze. Zes minuten later belt ze terug. “Mijn vent is aan het doodbloeden, haast jullie!”. De ambulance snelt ter plaatse en vindt Firmin Vandevyver in de hal van residentie Chantal, badend in een plas bloed. Voor de man kan geen hulp meer baten. De politie wordt erbij gehaald, maar die vindt nergens een spoor van een inbraak.
De handtas van Cecilia staat onaangeroerd op de keukentafel, niemand van de buren heeft ook maar iets verdachts gezien of gehoord. “Het enige dat ik me kan herinneren, is dat ik wakker schoot en zag hoe mijn man aan het vechten was met een inbreker. Iemand met een getaande huid en een groene anorak. Hij is via het balkon naar beneden gesprongen en gevlucht”, verklaart Corneillie, die zelf ook een twaalftal oppervlakkige snijwonden heeft. Politieploegen krijgen de opdracht uit te kijken naar de verdachte, die zich zou verplaatsen met een donkerkleurige Honda Prélude.
Lees verder onder de foto.
De man met de groene anorak wordt echter nooit gevonden. Vraag is of hij ooit bestaan heeft. Want op 10 oktober, zes dagen na de dood van Firmin, legt Cecilia Corneillie na lange verhoren bekentenissen af. Die ze al even snel weer intrekt en meteen in het wilde weg beschuldigingen begint te uiten. Naar de vriend van haar dochter bijvoorbeeld, die evenwel van toeten noch blazen weet. Naar de speurders, die haar onder druk zouden gezet hebben om te bekennen. Naar Firmin zelf, die als ‘een parasiet’ van haar geprofiteerd zou hebben. Het zorgt er allemaal voor dat de ooit zo sympathieke lerares twee jaar later, op het assisenproces in Brugge, met een weinig flatterend imago van ‘onwrikbare leugenares’ voor de jury komt te zitten.
Haar advocaten, Kurt Vanthuyne en de betreurde Leo Martens, doen er alles aan om dat beeld recht te trekken. Ze eisen dat Corneillie een test met de leugendetector mag ondergaan, zelfs dat ze onder hypnose zou verhoord worden. Assisenvoorzitter Henri Heimans wijst het allemaal af. Maar ook hij moet na een urenlang verhoor vaststellen dat Corneillie staalhard blijft ontkennen. “Ik heb Firmin altijd graag gezien en dat is vandaag nog altijd zo. Ik kan alleen maar zeggen wat ik weet en dat is dat, toen ik wakker werd, een man in een groene jas op Firmin in aan het steken was. Waarom ik dan bekend heb? Ik was moe en geestelijk uitgeput”, klonk het.
Helderziende non
De collega’s van Firmin en Cecilia van het KTA in Brugge trokken partij voor de beschuldigde. Terwijl Firmin werd afgeschilderd als ‘een vrouwenzot’, verklaarden ze unisono dat ze zich niet konden voorstellen dat iemand zo hulpvaardig, voornaam en eerlijk als Cecilia Corneillie dergelijke beestachtige feiten zou kunnen plegen. “Ik was op een dag een brief naar Cecilia in de gevangenis aan het schrijven”, verklaarde haar neef Walter, een priester-missionaris, in de getuigenstoel. “Toen kwam er een helderziende non mijn kamer binnen. Ze zei meteen dat ik een brief aan het schrijven was naar een nicht in de gevangenis en dat ze onschuldig was. Toch een vreemde ervaring”, klonk het.
Lees verder onder de foto.
Procureur Freddy Vandamme vond de halve heiligverklaring van Cecilia Corneillie een brug te ver. “Dit strafdossier leest als een thriller van Agatha Christie. Cecilia Corneillie is als een spin die vele draden geweven heeft om de waarheid te verdoezelen maar uiteindelijk verstrikt raakt in een web van leugens”, klonk het. Ook Hugo Dekeyzer, advocaat van de vrouw en dochter van Firmin, deed zijn duit in het zakje. “Cecilia zat financieel aan de grond, terwijl de ontmoeting met haar oude jeugdliefde Gaby nieuwe perspectieven opende. Laat u niet misleiden!”, waarschuwde hij de jury.
De twaalf leden van de jury twijfelden niet. Cecilia Corneillie werd schuldig verklaard aan doodslag en naar de gevangenis gestuurd met een straf van twintig jaar dwangarbeid. In 2006 kwam ze voorwaardelijk vrij.
Onze gerechtsjournalist reconstrueert deze zomer vijf moorddossiers met één of meerdere femme(s) fatale(s) in de hoofdrol. Lees ze hier.
Femmes Fatales
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier