Wie ik nu ben
Ze wonen allebei in Kortrijk en delen een liefde voor het goede leven en schrijven. Verder hebben onze twee columnisten weinig gemeen. Wekelijks geven ze hier een inkijkje in hun uiteenlopende levens. Deze week is dat Siel Verhanneman (33), auteur en dichter.
Afgelopen week bezocht ik met mijn rode koffer vol boeken en een bibber in mijn knieën twee middelbare scholen. Ik gaf er telkens aan honderd leerlingen een lezing. Dat de leerkracht van de eerste school als opdracht naar aanleiding van mijn komst de jongeren een abc over mij had gegeven met vragen waarop ikzelf niet alle antwoorden wist, gaf me niet veel zelfvertrouwen. Met mijn idiote volwassenmensenhoofd moet ik eerlijk toegeven dat ik er met veel te veel vooroordeel aan was begonnen. Ik ging ervan uit dat die gasten niet waanzinnig veel zin hadden in een voormiddag poëzie. Mijn presentatie startte dan ook met een stuk uit een nummer van Brihang ‘Ik doe nie mee an poëzie, da’s vo losers’. Om het ijs te breken, vroeg ik de jongeren wie het daarmee eens was. Kreeg ik natuurlijk de mooiste en meest open antwoorden in tijden. “Ik denk dat wij veel te vaak de moeilijk te begrijpen poëzie voorgeschoteld krijgen. Volgens mij is er nog zo veel meer waar wij niks over weten”, was een van mijn favoriete opmerkingen. Op school nummer twee was S. zelfs zo stoer om op het podium mij met een zelfgeschreven tekst aan te kondigen.
We hadden het niet enkel over poëzie maar ook over de snelheid van sociale media. “Eigenlijk wil ik daar gewoon zien wat mijn vrienden aan het doen zijn maar ik krijg altijd veel meer opgedrongen dan enkel dat” en “Ik vind het best eng dat ik niet altijd offline ben wie ik online wel probeer te zijn” passeerden de revue. De leerlingen kregen vooraf als opdracht van mij om een kunstwerk uit te kiezen waar ze achteraf wat over wilden schrijven.
De fitboy van de groep had een schilderij van de Hulk mee
Ik heb mijn hart opgehaald aan hun keuzes. Een jong meisje had een stilleven van watermeloenen mee waarin ze de boodschap zag dat iedereen zichzelf moest kunnen zijn, welk figuur je ook had. Een jonge kerel schreef over het kunstwerk van Raveel dat bij zijn grootmoeder in de gang hangt, met een spiegel erin verwerkt: “Ik heb mijzelf zien opgroeien in dat kunstwerk”, vertelde hij met gepaste trots. De fitboy van de groep had een schilderij van de Hulk mee, een ander meisje vond haar kunstwerk door ‘lelijke kunst’ als zoekterm in Google in te tikken. Banksy was veruit de meest gekozen kunstenaar onder de jongeren.
Een lief, stil meisje in een van de laatste klasgroepen koos ook voor een werk van Banksy. Ze had zijn bekende beeld mee: een meisje dat een ballon loslaat? Of vangt ze de ballon net? Wou ze hem kwijt, had ze dat nodig? Ik las het gedicht dat ze erbij had geschreven en ik zei haar dat ik me niet van het gevoel kon ontdoen dat wat erin stond, uit een gemis voortkwam. “Ik ben net zoals jij mijn papa verloren. In 2017”, ik merkte dat ze dat jaartal moeilijk vond en ik vertelde haar dat ik dat begreep. Dat zij in 2017 een heel ander meisje was en het lastig is te beseffen dat hij haar nu niet meer kent. Ik vertelde haar dat ik het ook lastig vond dat mijn papa niet kon zien hoe ik mijn kindje aan het grootbrengen ben. Toen ik thuiskwam had ik op Instagram plots een berichtje. Het was het Banksy-meisje, een foto van haar gedicht waar ze nog iets had bijgekrabbeld na ons gesprek: “Je ziet niet meer wie ik ben, dan zet ik het op papier met een pen.”
Stephanie en Siel
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier