Paul Verhaeghe: “De West-Vlaamse identiteit is stilaan aan het verdwijnen”

Nancy Boerjan

Voor professor en psychoanalyticus Paul Verhaeghe betekent West-Vlaanderen op bezoek gaan bij zijn familie. Zelf woont hij er al veertig jaar niet meer, en het West-Vlaanderen zoals hij het heeft gekend is vandaag volledig verdwenen. “Het leven was niet beter of slechter toen, het was gewoon compleet anders.”

“Aha! Boerebeutere!” Paul Verhaeghe smeert een broodje bij het naar zijn smaak perfect zachtgekookte ei dat hem in de schaduw van een imposante boom op het erf van de Sterhoekhoeve in Anzegem wordt geserveerd. “Ik spreek eigenlijk alleen nog West-Vlaams als ik samen ben met mijn zussen. En dan lachen ze om mijn verouderde taalgebruik.” Paul Verhaeghe noemt zijn West-Vlaams ‘bevroren in de tijd’. Sinds hij op zijn achttiende in Gent psychologie ging studeren, komt hij hier dan ook nog zelden terug. Hij vond zijn eerste jobs in de geestelijke gezondheidszorg in Sint-Niklaas en Eeklo. “Mijn patiënten moesten me goed begrijpen, ik schakelde zonder daar veel over na te denken over op Algemeen Nederlands. Bovendien bouwde ik toen ook een nieuwe sociale kring uit, waar mijn West-Vlaams ook geen plaats meer vond. Het was een noodzaak, geen bewuste keuze.”

Paul Verhaeghe werd in de daaropvolgende jaren hoogleraar aan de Gentse universiteit. Op twee jaar verwijderd van zijn emeritaat werd hem nog gevraagd om er een volledig nieuw vak te doceren, cultuur- en maatschappijkritiek. Hij staat dan ook bekend om zijn maatschappelijk engagement dat vertrekt vanuit het idee dat psychische problemen veelal psychosociale en intussen ook ecologische problemen zijn. Lees: dat een maatschappij waar de meeste mensen het beter dan ooit hebben nooit eerder zo veel ziekten als depressie en burn-out kende, wijt hij aan het onrealistische ideaalbeeld dat we onszelf opleggen. Een ideaalbeeld dat draait rond hyperindividualisme, zoveel mogelijk hebben én zijn, in stand gehouden door ons economisch model en nog aangewakkerd door de sociale media. Hij pleit daarom voor matigheid en duurzaamheid, in lezingen wereldwijd. En dat doet een mens niet in het West-Vlaams.

“Het is net het naar voor schuiven van de West-Vlaamse identiteit die erop wijst dat ze stilaan aan het verdwijnen is. Tot voor enkele jaren werd er niet over ‘West-Vlaming zijn’ of het West-Vlaams als taal gesproken.”

Dat we die zomerdag picknicken op een hoeve in Anzegem is evenwel geen toeval. Want het Gits waar Paul Verhaeghe vanaf 1955 opgroeide, bestaat simpelweg niet meer. Het enige authentieke dorpscafé De Engel waar hij zich even terug in de tijd had kunnen wanen, sloot eind vorig jaar de deuren. Het college waar hij later op internaat zat, Sint-Gabriël in Kortrijk, is ondertussen een jeugdherberg. Met Gits verdween het hele Vlaanderen van toen. “Als kind heb ik de wasmachine in huis zien komen, de auto, de telefoon, de televisie… Alles wat we vandaag zo vanzelfsprekend vinden, werd in de jaren 60 geïntroduceerd. Een proces dat snel verliep, door de digitalisering in de jaren 90 nog versneld, zodat mijn studenten vandaag het zich niet eens meer kunnen voorstellen hoe wij leefden, zonder smartphone…”

Hoe kijkt u er nu zelf op terug?

“Ik heb een gelukkige jeugd gehad, in een tijd waarin alles alleen maar beter ging. Mijn ouders hadden amper tien jaar eerder de oorlog meegemaakt, mijn grootouders zelfs twee. Ik groeide op tussen hardwerkende middenstanders die er belang bij hadden goed overeen te komen. Gits vormde – voor zover ik dat als kind kon beoordelen – een hechte gemeenschap, iedereen ging erop vooruit in die tijd.”

Maar u keerde er na uw studies niet terug zoals veel studiegenoten dat wel deden. Was Gits te klein geworden?

“Ik heb nooit neergekeken op de gemeenschap die Gits was. Waarom zou ik ook? Ik genoot er veel vrijheid. Ik was misdienaar maar toen ik op mijn vijftiende niet langer naar de kerk wilde gaan, maakten mijn ouders daar geen woord aan vuil. Tegelijk was er na de oorlog in West-Europa een grote sociale mobiliteit ontstaan. Op school werden we voor het eerst gescreend door wat toen nog het PMS heette, internaten kwamen letterlijk kinderen ronselen in de Vlaamse dorpen.”

“Ik eet zeer graag! Ik heb het nooit begrepen dat er mensen zijn die dat niét graag doen.”

“Mijn vader verdiende goed zijn boterham als schoenmaker, in zijn denkwereld zou ik die stiel ook leren. Maar daar stak het PMS een stokje voor: ik bleek een slimme jongen te zijn, die naar de middelbare school moest, en dan meteen naar de Latijn-Griekse afdeling en bovendien in Kortrijk. Voor mij ging er toen een deur open naar een intellectuele wereld. Op mijn twaalfde had ik de drie kasten die de parochiebibliotheek vormden al helemaal uitgelezen. Ik kan me nog levendig herinneren wat het bij me teweegbracht om toegang te krijgen tot zo veel goeie boeken. Thuis viel er gewoon niets te lezen, behalve De Weekbode en het parochieblad. Studeren was dus zeker geen manier om me af te zetten tegen mijn afkomst, maar bood me wel een opening op een veel grotere wereld. Ik heb die kans gegrepen maar ben ook nog altijd dankbaar dat ik ze kreeg.”

Als kind zag ik de wasmachine en telefoon in huis komen

“Dat is voor veel jongeren vandaag moeilijk te begrijpen. Maar ons referentiekader was dan ook compleet anders. Ik mocht voortstuderen van mijn ouders, maar ze hadden er eigenlijk geen idee van wat psychologie was. Als iemand vroeg wat hun zoon deed, antwoordden ze: “Hij zit nog op school“. En als ik dan in Gits kwam, zeiden vrienden me wel eens dat ik toch wel een serieuze dommekloot moest zijn, als ik op mijn twintigste nog altíjd op school zat. Zij werkten al jaren! Die mentaliteit is daarna wel snel veranderd, maar op dat moment zat ik echt op een breuklijn.”

Welke band had u met uw ouders en familie?

“Een stevige band, op basis van een groot vertrouwen. In een mate zelfs die we vandaag minder kennen. Je moet je een landbouwdorp voorstellen zoals dat nu niet meer bestaat: iedereen kende iedereen, we speelden de hele dag op straat, moesten alleen zorgen dat we op tijd thuis waren om te eten en dat tijdstip lazen we af van de kerktoren… Naar Kortrijk op internaat vertrekken heeft me dan ook pijn gedaan: ik voelde me de eerste twee jaar erg eenzaam, en bovendien verloor ik alsmaar meer het contact met mijn oorspronkelijke omgeving.”

Waren er ook mindere kanten aan opgroeien in het West-Vlaanderen van toen?

“Ik had moeite met de religieus geïnspireerde opvoeding die alomtegenwoordig was. Seksualiteit en lichamelijkheid waren uit den boze, ziek zijn kon niet… Zwiegen en voortdoen! De West-Vlaamse mentaliteit die ik destijds ervaren heb lijkt goed op de protestantse die ik tijdens mijn lesjaren in Nederland heb leren kennen: streng en prestatiegericht. En alles wat met plezier te maken had, was verdacht.”

Mijn kinderen leerden míj knuffelen

“Dat is vandaag anders, maar bij mij is die mentaliteit lang blijven doorwerken. De vanzelfsprekendheid om om te gaan met je lichaam, met het andere geslacht, met je kinderen: die had ik niet geleerd. Op die vlakken was ik erg geremd. Ik weet dat mijn ouders hun kinderen graag zagen en zien, maar dat tonen was toen not done. En op het internaat, in een exclusief mannelijke wereld, waren emoties en seksualiteit al helemaal niet bespreekbaar. Mijn kinderen hebben míj leren knuffelen, niet omgekeerd. En als ik zie hoe zij nu met hún kinderen omgaan, dan vind ik dat toch veel en veel beter.”

U schreef onder meer een boek over ‘identiteit’. Wie we als volwassenen worden, wordt volgens u grotendeels geconstrueerd door verschillende factoren die ons van buitenaf worden opgelegd en aangereikt. Wie we zijn ligt dus niet van bij onze geboorte vast. Bestaat er ook zoiets als een West-Vlaamse identiteit in die visie?

“Heel zeker. Maar men gaat er daarbij algauw van uit dat die identiteit genetisch vastligt, een soort West-Vlaams ‘ras’. Wat niet alleen een misvatting is, maar bovendien een gevaarlijke misvatting. We krijgen onze normen en waarden en onze omgangsvormen met anderen mee vanuit onze omgeving en opvoeding.”

We moeten voor ogen houden dat we nog altijd in het paradijs leven

“Ik illustreer dat graag als volgt: een adoptiekind uit Indië dat in West-Vlaanderen opgroeit, krijgt West-Vlaamse normen en waarden mee, en niet die van het land waaruit het afkomstig is.”

Duidt het West-Vlaams als hype op onder meer tv en in de muziekwereld dan op een groeiend ‘West-Vlaams bewustzijn’?

“Juist niet. Het is net het naar voren schuiven van de West-Vlaamse identiteit die erop wijst dat ze stilaan aan het verdwijnen is. Jaren geleden werd er niet over ‘West-Vlaming zijn’ of het West-Vlaams als taal gesproken. Door de digitalisering en mondialisering verdampen lokale identiteiten, daar valt niets tegen te doen en bovendien komt er een nieuwe voor in de plaats. De ‘echte Vlaming’ waar ultrarechtse groeperingen naar verwijzen, is al lang verdwenen. De ironie is dat die ‘echte Vlaming’ van vroeger, naar wie rechts-nationalisten willen terugkeren, toch wel heel goed lijkt op de moslim van nu, zeker wat betreft de verhouding tussen man en vrouw en de omgang met lichamelijkheid en seksualiteit. Het toont hoe vloeibaar een begrip als identiteit geworden is, net omdat de input van buitenaf veel diverser geworden is én veel sneller verandert. Het identiteitsverschil tussen mijn ouders en grootouders was niet zo groot, dat tussen ons en onze kleinkinderen is veel groter. En die evolutie speelt zich niet alleen in Vlaanderen af, maar in heel Europa. We zitten volop in een overgangsperiode.”

Paul Verhaeghe:

Is de maatschappij dan complexer dan vroeger of ervaren we dat alleen zo?

“Ze is complexer geworden. Tienduizend jaar lang leefden mensen in een patriarchaat met een sterke religieuze inslag. Een mannelijke toplaag nam de beslissingen, de basis volgde. Dat creëerde een groot gevoel van veiligheid maar tegelijk onvrijheid. Dat systeem wordt sinds enkele decennia omgegooid, er ontwikkelen zich horizontale structuren – onder meer op het vlak van economie en samenlevingsvormen – waarvoor een nieuwe overkoepelende structuur gevonden moet worden. Die zal niet meer dezelfde homogeniteit kennen als voorheen, omdat er veel verschillende groepen aan deelnemen, die elk hun eigenheden naar voren schuiven.”

Als jongen naar Kortrijk op internaat vertrekken heeft me pijn gedaan

“De vraag is dus hoe we die eigenheden in de toekomst kunnen bundelen en organiseren. Helaas volgt de federale politiek die evolutie nog niet, die blijft top-down redeneren, en verliest van langsom meer haar geloofwaardigheid. Op stedelijk en gemeentelijk vlak ligt dat anders, daar krijg je meer horizontale politieke structuren. Ja, we leven echt wel in boeiende tijden.”

Sommigen noemen het bange tijden. Niet voor u?

“Er is veel over te doen, en terecht. Maar we moeten voor ogen houden dat we nog altijd in het paradijs leven. De positie van de vrouw, het onderwijs, de gezondheidszorg… we zijn er op elk vlak beter aan toe dan in de jaren 70, zelfs 80. Het minder goeie nieuws is dat we er op een aantal vlakken de voorbije tien jaar op achteruitgaan. Daar is degelijk onderzoek naar verricht en telkens komt dezelfde oorzaak uit de bus: de achteruitgang is te wijten aan de toename van de inkomensongelijkheid. De oplossing is vrij eenvoudig: we moeten ervoor zorgen dat de sociale ongelijkheid binnen de perken blijft. Het allerbelangrijkste probleem is de klimaatsverandering. Wetenschappers schuiven mogelijke oplossingen naar voren, we hebben echt niet zo veel tijd meer, maar de politici doen er niets mee. Dat vind ik niet alleen pijnlijk maar op het randje af zelfs misdadig.”

“Net het feit dat we hebben over ‘West-Vlaming zijn’ en het West-Vlaams als taal wijst erop dat de West-Vlaamse identiteit stilaan aan het verdwijnen is.”

Moeten we onze kinderen kritischer – voor zichzelf en voor de complexer wordende maatschappij – opvoeden?

“De relatie tussen opvoeding en identiteit is groot. Maar jongeren vandaag ondergaan zo veel invloeden van buitenaf, dat het aandeel van de ouders sterk vermindert. Ik onderging als kind de invloeden van een beperkt aantal mensen, uit mijn onmiddellijke omgeving dan nog. Vergelijk dat eens met kinderen vandaag: hun wereld is veel groter, nog los van de digitale wereld. Op zich hoeft dat niet slecht te zijn. Maar als ouder heb je in die context wel veel minder impact op wat je kind opneemt.”

Hoe gaat u reageren als uw kleinkinderen straks naar ‘Temptation Island’ willen kijken?

“Verbieden is in elk geval nooit een goed idee. Maar ik geloof niet dat iets als Temptation Island de grote uitdaging is, maar wel de sociale media en de veelheid aan informatie waarmee onze jongeren overspoeld worden. We moeten onze jongeren helpen om met die complexiteit te leren omgaan. En neen, dat zal niet gemakkelijk zijn.”

Wie is Paul Verhaeghe?

– Paul Verhaeghe (63) groeide op in Gits waar zijn ouders de bekende zaak Schoenen Verhaeghe hadden. Hij heeft drie jongere zussen.

– In 1978 studeerde hij af als licentiaat in de psychologie. Daarna werkte hij eerst in de geestelijke gezondheidszorg en bijzondere jeugdzorg, later werd hij hoogleraar klinische psychologie en psychoanalyse aan UGent.

– Sinds 2000 verdiept hij zich in de invloed van maatschappelijke tendenzen, vooral de neoliberale ideologie, op onze psyche.

– Hij publiceerde verschillende boeken, onder meer over Identiteit, Autoriteit en Intimiteit.

– Paul Verhaeghe woont met zijn vrouw Rita Rommelaere, afkomstig uit Jonkershove, in Laarne. Ze hebben vier kinderen en zes kleinkinderen.

Nostalgie?

“Ik ben rond mijn vijftigste op zoek gegaan naar de plekken van vroeger, maar ze bleken allemaal verdwenen te zijn. Maar op zich hou ik daar weinig nostalgische gevoelens aan over. Hoe de generaties voor mij hun leven leefden, intrigeert me meer. Zo vind ik het jammer dat ik mijn grootvader Jules Verhaeghe niet heb gekend. Hij overleed een paar jaar voor mijn geboorte. Als jongeman werkte hij als gastarbeider in Frankrijk en trok in 1911 door naar Amerika waar hij in de Fordfabrieken in Detroit ging werken. In 1923 keerde hij terug naar België, met de bedoeling samen met zijn lief opnieuw naar Amerika te vertrekken. Maar zijn schoonmoeder stelde haar veto en ze zijn hier gebleven. Mijn zoon heeft gegevens over zijn aankomst in New York teruggevonden, die kan je nu digitaal raadplegen, maar voorts is er weinig over die geschiedenis geweten. Ik had graag van hem gehoord hoe hij dat allemaal beleefd heeft.”

Picknickvraagjes

1) Gaat u wel eens picknicken?

“Mijn vrouw en ik hebben jarenlang in Beervelde gewoond, nu is dat in Laarne. Maar telkens in een woning met een grote tuin. Daar eten we dikwijls buiten, zelfs als het minder goed weer is. Waarom zouden we dan gaan picknicken?”

2) Maar wel lekker eten?

“Zeker, ik eet zeer graag. Ik heb het nooit begrepen dat er mensen zijn die dat níét graag doen. Ik schep wel geen bijzonder plezier in zelf koken. Al heb ik het jarenlang gedaan. We kozen er voor om dicht te gaan wonen bij de werkplek van een van ons, en dat werd de mijne. Omdat ik daardoor elke dag veel eerder thuis was dan mijn vrouw was ik dan ook de kok van dienst. Ik kan dus best wel een goeie maaltijd op tafel zetten. Maar sinds Rita gestopt is met werken kookt zij. En beter dan ik.”

3) Natuurmens ook?

“In die zin dat ik me graag ontspan in de natuur, ja. Vakanties zijn bijna altijd stapvakanties. Vraag mij niet om aan een zwembad te gaan liggen, ik moet kunnen bewegen.”

4) Iets met beestjes?

“Ik was als jongen altijd buiten en had toen al oog voor alles wat groeide en bewoog, dieren, planten… Een latere vriend en collega hoogleraar biologie noemde mij ooit een ‘veldbioloog’, hij stond versteld over mijn kennis op dat vlak.”

“Ook toen ik met mijn vrouw en de twee kinderen die zij al had op een hoevetje in Beervelde ging wonen, met nogal wat grond eromheen, hield ik daar binnen de kortste keren verschillende dieren. Het begon met een biggetje dat ik kreeg van de boer die naast ons woonde. Het ging me goed af om het op te kweken, ik genoot er ook van. Ik nam het beestje zelfs mee in de auto naar een familiefeest omdat het op tijd een papfles moest krijgen. We hielden kippen en konijnen, allemaal nutsdieren. Het enige dier dat we niet opaten, was de hond. Ik betrok onze kinderen ook bij het slachten, om te tonen dat dat op een humane manier kan gebeuren.”

“Op een dag kwamen mijn ouders er op bezoek en ze gaven onze jongste, Sander, een cavia cadeau. Ik weet nog altijd niet waarom ze dat deden, want mijn ouders hadden echt niks met dieren. Al na een week vroeg Sander wanneer we nu eindelijk cavia zouden eten. Hij was het gewend dat een dier bij ons vroeg of laat op tafel belandde.”

Ook genieten van een lekkere hoevepicknick? Meer info vind je op www.hoevepicknick.be.