“Mijn eerste ijsvogel”

Redactie KW

Televisiemaker, moestuinier en Bruggeling Wim Lybaert laat zich inspireren door mensen die zijn hart verwarmen, momenten die hij nooit wil vergeten en het goeie West-Vlaamse leven.

De laatste weken lijkt onze tuin bij het krieken van de dag een echte lusthof. Mannelijke zangvogels proberen de vrouwtjes te verleiden met hun allermooiste lied. Het is een wonder van Moeder Natuur hoe – naarmate de ochtend vordert – vogelsoort na vogelsoort begint te zingen, op het ritme van een natuurlijke zangklok.

Vogels hebben mij van jongs af aan al gefascineerd. In de lente van 1982 zat ik in het derde middelbaar en kreeg een taak voor biologie: trek de natuur in en observeer. Niet meteen de meest prikkelende taak voor een 14-jarige jongen, die observeert liever ander moois. Maar ik was op dat gebied een laatbloeier. Als lid van vzw Vogelreservaten deed ik niets liever dan om vier uur op te staan en in een donker bos naar het gezang van vogels te luisteren. Die biologietaak was dus een kolfje naar mijn hand. Een week lang stond ik iedere ochtend voor dag en dauw op, om gewapend met een bandrecorder, verrekijker en Petersons vogelgids de bossen rond Brugge in te trekken.

Tillegem was mijn laatste stop die week, mijn oogst was indrukwekkend: meer dan 15 verschillende zangvogels had ik al op tape. Ik begon stilletjes op te kramen toen opeens… Een blauw-oranje flits! Ongeveer een meter voor mijn neus. Geen idee wat ik net gezien had! Voorzichtig liep ik naar de plek waar het vogeltje tussen de bladeren was verdwenen, aan de gracht rond het kasteel van Tillegem. Ik verschool me in het struikgewas en na een uur kon ik hem eindelijk spotten: mijn eerste ijsvogel! Voor de niet-vogelaars; zo’n ijsvogel zie je maar af en toe, dat is echt een mijlpaal in het leven van een vogelliefhebber. Het is een klein, zeer schuw diertje dat bovendien ontzettend snel vliegt, tot zo’n 80 km/u. En niets lijkt te kloppen aan zijn lijfje: zijn korte staart en korte pootjes met die grote kop en die lange, dolkvormige snavel. Maar het zijn vooral de kleuren van zijn veren die de ijsvogel zo speciaal maken: kobaltblauw gecombineerd met warm oranje. Hij lijkt wel verloren gevlogen uit de tropen. Bovendien was hij in de jaren 80 vrij zeldzaam bij ons, slechts enkele tientallen broedkoppels in heel Vlaanderen.

Gelukkig broeden er nu weer meer dan 800 koppeltjes in onze contreien. Dat doet deugd aan mijn vogelaarshart. Vooral omdat die stijging van de populatie ook wil zeggen dat het weer beter gaat met de waterkwaliteit hier bij ons. Want onze blauw-oranje vriend heeft zuiver, onvervuild water nodig om zijn voedsel uit te vissen. Dus: twijfel niet, ga naar bos- en waterrijke plaatsen en hou je ogen open! Met een beetje geluk zie je ook de blauw-oranje flits.