Mannen met een BBQ

© Pixabay
Stephanie Rogeau
Stephanie Rogeau Medewerker KW

Ze wonen allebei in Kortrijk en delen een liefde voor het goede leven en schrijven. Verder hebben onze twee columnisten weinig gemeen. Wekelijks geven ze hier een inkijkje in hun uiteenlopende levens. Deze week is dat Stephanie Coorevits (37), auteur, psychologe en televisiemaakster.

Mag ik een gokje wagen over wat er komend weekend op het menu staat? Zou het misschien BBQ kunnen zijn? Ik dacht al zoiets. Niet om te vervallen in al te clichématige stereotypes maar het is een feit: eens het kwik boven de 25 graden uitstijgt, halen we massaal onze Webers of Green Eggs boven en het feest kan beginnen.

En met ‘we’ bedoel ik uiteraard ‘de mannen’. Het is geen geheim dat mannen houden van BBQ’en. Naar eigen zeggen omdat het de oermens in hen naar boven haalt maar dat slaat natuurlijk nergens op, want in de oertijd waren het de vrouwen die het vuur moesten doen branden.

Neen, volgens mij heeft het meer te maken met de gadgets en het gevaar. Vuur, scherpe messen, rauw vlees en dat alles op een gigantisch werktuig dat zij moeten bedwingen. Toen ik nog op Tinder zat, heeft het me altijd verwonderd dat ik niet meer profielfoto’s zag van mannen aan hun BBQ. Die konden namelijk perfect in het rijtje van ‘mannen met een vis’, ‘mannen op een rots’ of ‘mannen met een dolfijn’.

“En dan gaat het T-shirt uit, want koken op vuur doe je halfnaakt”

Ze maken er ook zo’n ritueel van. Eerst gaan ze zelf naar de slager – het hedendaagse equivalent van jagen – om hun stuk vlees uit te kiezen. Of liever: stukken. Hele ribbenkasten en halve koeien worden op schouders gehesen en naar huis gesleept. Vervolgens gaat het T-shirt uit. Want koken op vuur doe je halfnaakt. Kolen in de bak, fik erin, handjevol ‘burenkruiden’ op mikken en wachten op de vrienden, want dan begint de échte show. Terwijl de vrouwen in een kring rosé gaan hijsen, verzamelen de mannen zich met een ijskoude pils rond de BBQ. Zonder ook maar iets af te spreken, gaan ze, elk om de beurt, even met het handje boven het vuur hangen. (Heel schattig vind ik dat!) En daarna komt het commentaar: ‘Jaja, dat begint erop te lijken’. Of ‘Ik schat nog een minuutje of tien en dan mogen de eerste worsten erop’. Er worden tips uitgewisseld over het soort kolen dat je het best gebruikt, welk vlees je waar moet halen en welk toestel hun voorkeur wegdraagt. Over één ding zijn ze het allemaal eens: een BBQ op gas is voor valsspelers. Wanneer het vlees bijna gaar is, zijn daar dan weer die handjes – en wordt er om de beurt in het vlees gepookt. ‘Nog vijf minuten voor saignant’ of ‘En nu nog even aan de kant om ze uit de hitte te houden’ zijn in deze fase veelgehoorde commentaren (een geïrriteerde blik in de ogen van de gastheer een vaak voorkomend neveneffect). Eens er een consensus is bereikt en het vlees geserveerd kan worden, mag iedereen dat stukje vlees kiezen dat het best bij zijn persoonlijke voorkeur aansluit en volgt er elke vijf minuten wel een compliment over de spectaculaire baktijd of malsheid van het vlees.

En dat is het moment waarop ik naar de gastvrouw kijk. Die met een rood aangelopen gezicht tien verschillende slaatjes op tafel zet, al drie uur iedereen van drank heeft voorzien en straks vier uur mag opruimen terwijl haar man in principe twee uur naar kolen heeft gekeken. Sorry, maar dat vind ik dus geweldig.