Ik leerde Zoe kennen op café. Zoals dat vroeger wel vaker gebeurde. Voor de mondmaskerplicht of het verplicht met vier aan een tafeltje blijven zitten. Toen we, terwijl de avond viel, praatjes maakten in de rij aan het toilet, zwaaiden naar een halve kennis en intussen loerden naar diegene ernaast aan tafel. Toen we vreemden aanspraken en na enkele pintjes bestevrienden werden.
Hoe het ging, weet ik niet meer precies, maar ik weet wel nog wat een indruk ze op me liet. Met haar vuurrode haren, klaterende hese lach en ellenlange benen. Zoe is het type dat heupwiegend en op hoge hakken voorbijkomt, enthousiast zwaait en dan over haar eigen voeten struikelt. Het type dat de fotograaf blozende wangenbezorgt wanneer ze sierlijk met haar veren zwaait, haar benen in de lucht gooit, drie grapjes maakt en onder tussen haar nippie met flosjkes verliest.
Zoe is het type dat heupwiegend en op hoge hakken voorbijkomt, enthousiast zwaait en dan over haar eigen voeten struikelt.
Zoe is niet weinig.Ze is veel. En daar hou je van of niet. Voor sommigen werkt haar energie misschien intimiderend, voor anderenis het net dat wat haar ontwapenend maakt. Ik herken wel wat zaken. Sommigen vinden mij ook te luid, te veel, te weinig in een hokje te duwen. Ik ga mezelf allesbehalve vergelijken met de internationaal bekroonde burleske-danseres die ze is, maar Zoe kiest ervoor om haar energie in de verf te zetten in plaats van ze te verbergen. Als ik dat zie, kan ik alleen maar denken aan de gevleugelde woorden van Murielle Scherre van La Fille d’O: ‘ Als je het niet kan verstoppen,doe het dan opvallen ’. Ik weet wat mijn nieuwe motto wordt.