Komende dinsdag staat Lindsay De Vylder, goed drie weken na zijn wereldtitel in het omnium, aan de start van de Zesdaagse van Gent. Een speciale afspraak voor de 29-jarige Anzegemnaar, die vlakbij de Arteveldestad is opgegroeid. “Die paar minuutjes per dag in ’t Kuipke, daar doe je het voor”, zegt De Vylder.
Hoewel Lindsay De Vylder een geboren en getogen Laarnenaar is, begon zijn West-Vlaams verhaal al vrij vroeg. “Ik koerste als tweedejaarsjunior vaak op de piste in de Blaarmeersen en ook Franco Heyse, een Anzegemnaar die als ploegleider de jeugd van Balen BC onder zijn hoede had, was daar om zijn renners te begeleiden. Ik ben vervolgens verliefd geworden op zijn dochter. Hoewel ik toen geen deel uitmaakte van zijn ploeg, denk ik dat Franco toch tevreden was met een coureur als schoonzoon.” (lacht)
Twee jaar later, in 2015, maakte je als tweedejaarsbelofte de overstap naar EFC-Etixx. Wim Feys vertelde me dat hij in jou een sprinter zag. In de Ronde van Oost-Vlaanderen versloeg je Enzo Wouters.
“Ik zag dat toen ook wel in mezelf. Als ik bij de jeugd won, gebeurde dat vaak in de sprint. Die zege in die rittenkoers was dus niet nieuw, maar dat ik de absolute topper van die periode versloeg, was dat wel. Trouwens, sprinten is een wapen waarover ik nog altijd beschik, maar bij de profs is het niet evident om dat uit te spelen.”
Sinds 2017 ben je prof bij Sport Vlaanderen-Baloise, nu Team Flanders-Baloise. Hoe belangrijk is die ploeg voor jouw ontwikkeling geweest?
“Het is een heel belangrijk team voor de pistiers in ons land. Zonder Sport Vlaanderen was ik, net als zoveel anderen, nooit prof kunnen worden en zou ik nu geen renner meer zijn. Die ploeg heeft mij onderdak gegeven en ervoor gezorgd dat ik kan doen wat ik nu doe. Dat is niet altijd van een leien dakje verlopen. In de beginjaren heb ik serieus afgezien, op de weg én op de piste. Ik heb tijd nodig gehad, maar ik mag me gelukkig prijzen dat mijn ploeg tijd aan jonge renners geeft.”
Ploegleider Hans De Clercq zegt dat je een fantastische lead-out van een topsprinter in een WorldTour-team zou kunnen zijn. “Wat Bert Van Lerberghe voor Merlier bij Soudal-Quick-Step doet, moet Lindsay ook kunnen”, meent De Clercq.
(knikt) “Daar zou ik meteen voor willen tekenen. Het zou heel goed bij mijn capaciteiten aanleunen, want als pistier sprint je zittend, een kwaliteit die je als lead-out ook nodig hebt. Je moet het tempo gestaag kunnen opdrijven, een inspanning die op mijn lijf geschreven is. Bij mijn huidige ploeg ligt dat echter moeilijk, omdat we momenteel geen topsprinter in huis hebben. Er was de voorbije jaren wel interesse, maar finaal zijn de onderhandelingen afgesprongen. De reden is mij nooit verteld. Omdat ik pistier ben? Men wist dat ik absoluut nog naar de Spelen in Parijs wilde. Dat was eerst geen probleem, maar goed. Persoonlijk denk ik dat het financiële aspect het struikelblok was. Het is niet dat ik veel geld vroeg, maar het team in kwestie had geen geld ter beschikking om er nog renners bij te nemen.”
“Die paar minuutjes per dag dat het publiek uit zijn dak gaat, daar doe je het voor”
Fabio Van den Bossche is nochtans het voorbeeld dat de combinatie resultaten kan opleveren. Hij reed in mei de Giro en behaalde in Parijs brons in het omnium.
“Ik ben er zelfs vrij zeker van dat dit de beste manier was om je op de Spelen voor te bereiden. Olympisch kampioen Benjamin Thomas won een etappe in de Giro en ook Simone Consonni, in Parijs goed voor zilver in de ploegkoers, reed drie weken rond in Italië. Er zijn veel voorbeelden dat het een goeie voorbereiding op Parijs was.”
De Clercq hoopt dat jouw wereldtitel de ogen van enkele sportieve managers heeft doen opengaan.
“Ik ben me ervan bewust dat ik een visitekaartje heb afgegeven, want ik versloeg goeie WorldTour-renners. Ik besef echter dat er nog iets bij moet komen, maar voorlopig lig daar niet van wakker. Ik heb mijn leeftijd tegen me in een periode waarin er vol op de jeugd wordt ingezet. Het is niet zo dat ik lig te hopen op de WorldTour. Als dat komt: heel graag. Als dat niet komt: ook goed. In het voorjaar van 2025 hoop ik me wel te kunnen tonen. In Nokere (waar hij in 2023 voorop reed, maar op vier km van de finish lek reed, red.) lukte dat al. De volgende stap is een koers als Dwars door Vlaanderen. In Waregem rijd ik voor eigen volk. Een mooie uitslag is de ambitie. In 2025 zal ik een beperkter pisteprogramma afwerken, dus is het de bedoeling om mijn grenzen als wegrenner af te tasten.”
Feys en De Clercq vertelden me dat je meer in jezelf moet geloven. En Franco Heyse, jouw schoonvader, zei me dat een tegenslag bij jou heel snel in jouw hoofd kruipt. Hoe ervaar jij dat zelf?
“Ik kan natuurlijk alleen voor mezelf spreken en weet dus niet of andere topsporters ook zoveel twijfels hebben. Het zit van nature in mij, maar daarnaast is er nog een ander probleem: mijn hooikoorts. In de zomer zorgen mijn allergieën ervoor dat ik maar een schim van mezelf ben. Die problemen veroorzaken nog het meest van al twijfels in mijn hoofd. Ik heb nog nooit een volledig jaar op mijn beste niveau kunnen presteren. Ook in de periode rond de Spelen van Parijs is dat probleem alweer naar boven gekomen. Frustrerend.”
Samen met Robbe Ghys kan je voor het derde jaar op rij de Zesdaagse van Gent winnen. Voel jij je West-Vlaming of toch nog eerder een Gentenaar?
“Sinds 2019 wonen Jenifer en ik in Anzegem. Een bewuste keuze, want zij werkte in Kortrijk en de vastgoedprijzen in Laarne waren onbetaalbaar. Bovendien is Anzegem voor mij de ideale uitvalsbasis om in de Vlaamse Ardennen te gaan trainen. De regio waar ik nu woon, ligt me dus nauw aan het hart, maar ook de streek waar ik ben opgegroeid, blijft speciaal. En zeker de Gentse Zesdaagse. Als kind ging ik al kijken in ‘t Kuipke en genoot ik van de concurrentie tussen Iljo (Keisse, red.) en Kenny (De Ketele, red.). Dat ik nu zelf elk jaar op die piste mag koersen, is voor mij jeugdnostalgie. ‘t Kuipke is helemaal anders dan welke andere wedstrijd dan ook. Het is een heel kleine piste en daarnaast zijn er altijd veel toeschouwers aanwezig. (lacht) In ‘t Kuipke voel ik mezelf plots een voetballer.”
Beschrijf eens voor een leek hoe een pistier zo’n Zesdaagse van Gent beleeft.
“Het is moeilijk te omschrijven. Aan de ene kant weet je dat je zes dagen keihard zal afzien. Maar de omstandigheden die in ‘t Kuipke soms gecreëerd worden, die paar minuutjes per dag, daar doe je het voor. Vooral tijdens de baanronde en de dernyrace gaat het publiek altijd uit zijn dak. Dat zijn twee momenten waar ik elk jaar opnieuw heel hard naar uitkijk.”
Hoe groot is de kans op een derde zege?
“Dat wordt lastig. Ik zou zeggen: 40 procent. Twee andere Belgen, Fabio Van den Bossche en Jules Hesters, zijn beiden aan een absolute wereldtopper (respectievelijk de Fransman Benjamin Thomas en de Nieuw-Zeelander Aaron Gate, red.) gekoppeld. Daardoor besef ik dat het dit jaar echt niet evident wordt.”
Hoe win je de Zesdaagse van Gent?
“Eerst en vooral probeer je vijf dagen lang zoveel mogelijk punten te sprokkelen. Vaak wordt het verschil in de nevennummers gemaakt. Als je daarin veel punten scoort, zijn de andere teams verplicht om dat ook te doen. Als je als team het vlotst punten binnenhaalt, kan je op een bepaald moment in de Zesdaagse enkele nummers laten lopen en de benen sparen, terwijl de andere koppels wel nog voluit moeten gaan. Over een wedstrijd van zes dagen maken die kleine beetjes een wezenlijk verschil. Zo’n Zesdaagse vergt sowieso veel van de concentratie. Als renners vermoeid worden, zie je soms rare bewegingen en kan het zelfs gevaarlijk worden.”
Ik heb twee slotvragen. Nog eens wereldkampioen op de piste worden of als lead-out van een topsprinter ritten in de Tour de France winnen?
(denkt even na) “Neem dan toch maar het tweede, omdat ik al wereldkampioen op de piste ben geworden en nieuwsgierig ben naar het andere.”
Olympisch pistegoud veroveren of als lead-out van een topsprinter ritten in de Tour de France winnen?
(schudt het hoofd) “Dan kies ik toch voor die gouden medaille. Olympisch kampioen, dat ben je voor het leven. Laat ons hopen dat het mij ooit lukt.”
Wereldkampioen, maar niet in regenboogtrui in ’t Kuipke
Lindsay De Vylder mag zichzelf tot oktober 2025 wereldkampioen in het omnium noemen, maar dat betekent niet dat hij komende week tijdens de Zesdaagse van Gent in zijn regenboogtrui te bewonderen zal zijn. “Dat heeft een eenvoudige reden”, legt De Vylder uit. “Men ziet de Zesdaagse immers als een ploegkoers, een wedstrijd die je zes dagen lang met zijn tweeën afwerkt. Als ik in Denemarken de wereldtitel in de ploegkoers had veroverd, zou ik mijn regenboogtrui wel hebben mogen dragen (maar dan had hij wel een duo moeten vormen met Alpecin-Deceuninck-renner Fabio Van den Bossche, wat dan weer niet zou stroken met de ploegbelangen, red.). Jammer, maar ik wist dit vooraf. Natuurlijk is het mijn ambitie om ooit wel met de trui van wereldkampioen in ‘t Kuipke te kunnen koersen. Uiteindelijk zijn het de benen die de doorslag geven, maar alleen al voor het mentale aspect en de steun van het publiek helpt zo’n trui zeker. Het is zeker iets wat nog op mijn wenslijstje staat.” (TVB)
Het beste van KW
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier