Schilder Stan Braem (23) in zes jaar van vierde provinciale naar Jupiler Pro League? Spits mag testen bij Cercle

Stan Braem juicht na een van zijn doelpunten bij KSKV Zwevezele. © VDB
Christian Vandenabeele
Christian Vandenabeele Sportjournalist

Vanuit de laagste provinciale afdeling klom Stan Braem reeks per reeks op tot in de op een na hoogste nationale amateurklasse. Voor KSKV Zwevezele scoorde hij daar intussen al 26 keer, wat zijn totaal in zes jaar eerste-elftalvoetbal op 156 doelpunten brengt. Binnenkort test hij bij Cercle Brugge. “Ik doe mijn job van schilder bij de marine graag,” zegt hij, “maar ik zou het zeker niet erg vinden, mocht ik die moeten opgeven om profvoetballer te worden.”

Stan Braem begon te voetballen bij Eendracht Brugge, de vierdeprovincialer in de schaduw van het Jan Breydelstadion. “Dat was maar op twee minuten fietsen van mijn deur en ik amuseerde er mij”, zegt hij. “Maar toen ik elf was, merkte een trainer mij op tijdens een minivoetbaltoernooitje en ben ik met hem meegegaan naar KVC Wingene. Drie jaar later ben ik daar met een ploegmaat naar KSK Steenbrugge vertrokken.”

Daar maakte hij met Jong KSK, het tweede elftal van Steenbrugge, op zijn zestiende zijn debuut in vierde provinciale. “Ik herinner mij dat nog heel goed: bij winst konden we 30 euro verdienen, maar we gingen met 4-0 de boot in”, vertelt hij. “Bovendien raakten er toen zes jongens van onze ploeg geblesseerd. Bij de jeugd waren wij die hardheid niet gewoon he.”

Het jaar erna verhuisde hij naar Dosko Sint-Kruis. “Ik werd er meteen topscorer en tot beste speler verkozen. Dan denk je: wat gebeurt er? En het seizoen erna, in derde provinciale, maakte ik weer zoveel doelpunten. Dan begin je je af te vragen: waar ligt mijn limiet dan wel? Toen ik vorige zomer voor KSKV Zwevezele in de tweede amateurreeks tekende, dacht ik: nu moet ik mij toch efkes extra focussen, want ’t gaat zwaar worden. Maar kijk: ik maakte er toch alweer 26. Elke keer zijn er mensen die twijfelen: kan hij dat niveau wel aan? Maar dat maakt mij sterker, want dan wil ik absoluut het tegendeel bewijzen.”

SCOREN TEGEN KVO

Na KSK Steenbrugge, Dosko Sint-Kruis, KFC Varsenare, KSV Oostkamp en KSKV Zwevezele zit hij na vijf promoties in zes seizoenen aan 155 competitiedoelpunten. De kans bestaat dat hij straks voor het eerst een reeks zal overslaan. Want er is niet alleen in de hoogste amateurreeks interesse voor hem, van onder meer Royal Knokke FC en FCV Dender, maar ook van profclubs.

“Ik ben op een leeftijd gekomen dat ik mijn limiet echt wil opzoeken. Toen mijn makelaar Thomas Troch mij liet weten dat er profclubs belangstelling in mij toonden, moest ik wel even schakelen. Ik twijfelde eerst, ik vroeg mij af: met mijn parcours… gaan de mensen mij niet uitlachen? Maar uiteindelijk: wat heb ik te verliezen met het eens te proberen? Mocht het niet lukken, dan kan ik nog altijd naar een ploeg uit de eerste amateurreeks en daar bewijzen dat ik wel in 1B thuishoor.”

Alexander Blessin zwaaide met lof: ‘Ik hou van de manier waarop jij speelt, jij bent echt een leuke spits.’

Bij KSKV Zwevezele liep hij al snel in de kijker. “Het is begonnen toen we in de voorbereiding tegen KV Oostende speelden. We verloren met 9-3, ik maakte er twee en achteraf zei Alexander Blessin mij: ‘Ik hou van de manier waarop jij speelt, jij bent echt een leuke spits.’ Ik dacht: wauw, als zo’n trainer dat tegen je zegt… Voor iemand die uit vierde provinciale komt, is dat zalig. Dat gaf mij een kick om aan mijn eerste seizoen in de tweede amateurreeks te beginnen.”

Hij sprak onder meer al met Carlos Avina, technisch directeur van Cercle. Binnenkort gaat hij er testen. “Het is niet de enige profclub die interesse toont en er is nog niets zeker, maar de kans bestaat dat ik een profcontract ga tekenen.” Hijzelf is nu alvast helemaal overtuigd dat hij moet durven springen. “Het belangrijkste is dat je kunt voetballen. Conditie kun je trainen. Als je niet goed genoeg kunt voetballen, mag je conditioneel nog zo goed zijn als je wilt, het zal niet lukken. Ik heb nooit als een prof geleefd, maar heb wel zowat elke dag gevoetbald. Nu heb ik het vertrouwen en de goesting om volledig voor het voetbal te gaan. Ik blijf rustig onder wat er gebeurt, mede dankzij mijn vriendin. Maar mocht ik een profcontract tekenen, dan zal ik wel efkes op wolkjes lopen waarschijnlijk.”

Van opleiding is hij schilder. Hij werkt bij de marine van Zeebrugge in het onderhoud van de schepen. “Dat houdt in: schepen schuren en schilderen. Ik doe deze job wel graag, ook dankzij mijn goeie collega’s. Maar ik zou het zeker niet erg vinden, mocht ik dit moeten opgeven om profvoetballer te worden.” (lacht)

ZAALVOETBAL

Het is een straf verhaal, de voetbalwereld op zijn kop, zeg maar, want: je moet toch op eliteniveau opgeleid zijn om kans te maken om prof te worden? Rekruteren profclubs hun jeugdspelers daarom niet op almaar jongere leeftijd, bij voorkeur al voor hun plechtige communie? “Mijn sterkte is geweest dat ik lang zaalvoetbal heb gespeeld”, meent Braem. “Ik was nog geen zestien toen David Van Hamme van ZVC Assebroeke bij mijn moeder maar bleef aandringen om mij bij hen te laten spelen.”

Ook dat werd een onwaarschijnlijk succesverhaal: Braem schopte het er tot in eerste nationale, won de trofee van beste zaalvoetballer van het land en werd opgeroepen voor de nationale zaalvoetbalploeg. “Dat is onmiskenbaar belangrijk geweest voor mijn ontwikkeling. Dankzij het zaalvoetbal ben ik tweevoetig en technisch heel sterk. In zaal is de uitvoering van één-tegen-één-duels veel sneller en dat is nu een van mijn kwaliteiten in het veldvoetbal. Ik ben een intuïtieve spits die in de zestien meter ook bal aan de voet in de korte ruimte beslissend kan zijn.

“En natuurlijk: ik heb de drang om altijd weer iets beter te willen zijn. Zag ik een trucje op tv, dan wou ik dat ook kunnen en probeerde ik het tot het lukte. Mijn liefde voor het voetbal is enorm. Ik kan na een wedstrijd thuiskomen en daar nog een uur voetballen met mijn broertje.”

PROVINCIALE LEERSCHOOL

Het provinciale voetbal was anders best ook wel een goeie leerschool, concludeert hij. “Ik heb er veel schoppen gekregen en leerde zo te incasseren. In het begin wil je je omdraaien om een trap terug te geven, maar je komt er snel achter dat dit niet de beste reactie is. (lacht). Door zo vroeg al tegen volwassenen te spelen en al die ervaring op te doen, ben ik slimmer geworden: ik leerde het spel te lezen en efficiënt te zijn. In het begin liep ik als een gek. Ervaren spelers wezen mij erop dat dit geen zin had, zoals ze mij ook de raad gaven om niet te zweven wanneer ik iets goeds deed.

“Wat ook belangrijk is geweest: ik ben telkens in voetballende ploegen terechtgekomen, wat het voor mijn veel gemakkelijker maakt om mij aan te passen, én in ambitieuze ploegen, waar er druk was om bovenaan mee te draaien. Ik koos ook altijd voor ploegen waar er een familiegevoel heerste. Ik moest dat vooraf voelen, anders ging ik niet.

“Overal ben ik mezelf gebleven. Ik ben iemand die mij na de wedstrijd graag met ploegmaats een pintje gaat drinken. Toegegeven: in provinciale is het ook wel eens gebeurd dat ik de maandag congé moest aanvragen om in mijn bed te kunnen blijven liggen. (lacht) Nu nog amuseer ik mij graag met maten, maar daarom moet ik geen alcohol drinken. Zowat in elke ploeg maakte ik vrienden voor het leven. Ik ben een spits, maar ook een teamspeler.”

Bedankt, mama

Stan Braem kan trots zijn op zijn parcours, ook omdat hij als kind een moeilijke thuissituatie kende. “Ik heb thuis veel geweld meegemaakt: van mijn vader tegenover mijn moeder”, zegt hij. “Toen mijn ouders uiteindelijk uit elkaar zijn gegaan, stond mijn moeder er met vijf kinderen alleen voor. Maar ze heeft dat heel goed opgevangen. Ze ging werken en zorgde ervoor dat er boterhammetjes op tafel kwamen, terwijl wij van jongs af aan zelfstandig leerden te zijn. Dankzij haar is het voor ons toch allemaal goed uitgedraaid.”