Ex-Club- en ex-Cerclecoach Georges Leekens, man van vele straffe Brugse derby’s: “Derby van zondag is de interessantste in jaren”

Georges Leekens wordt in mei 75 jaar. “Je mag niet stilvallen, ook omdat lichamelijke beweging je geestelijke ontspanning geeft.” © Davy Coghe
Christian Vandenabeele
Christian Vandenabeele Sportjournalist

Georges Leekens, 75 jaar op 18 mei, speelde negen seizoenen voor Club en begon veertig jaar geleden zijn onnavolgbare trainerscarrière bij Cercle. “Ik verwacht zondag een heel moeilijke wedstrijd voor Club”, zegt hij naar aanleiding van de derby tussen Cercle (vijfde) en Club (derde). “Cercle speelt nu weer het voetbal waar ik voor stond. Met die aanpak kun je elke wedstrijd winnen.”

Het is intussen meer dan een halve eeuw geleden dat de Limburger Georges Leekens in Brugge neerstreek. Van Crossing Schaarbeek bracht de toen 23-jarige voorstopper de bijnaam Mac The Knife mee. “Omdat ik technisch niet de beste voetballer van het land was, met een geweldige fysieke inzet speelde en absoluut wou winnen”, vertelt hij. “Maar uiteindelijk heb ik ook beheerst leren voetballen, met de brains die ik toch wel in mijn hoofd had zitten. Na mijn eerste licentie kinesitherapie in Leuven kon ik naar Anderlecht, maar dat aanbod heb ik geweigerd. Na mijn laatste examen in het laatste jaar ben ik naar Club Brugge gegaan. Daar kende ik het geluk dat ik er meteen aanvaard werd door de supporters, die van mijn stijl hielden. En: dat Happel er een ploeg van topniveau bouwde, waarin ik een beetje de garantie op defensieve zekerheid was. Laat ons zeggen dat ik een nuttige voetballer was.”

Hoe moeten jonge lezers zich jou voorstellen: als een type Christian Burgess van Union?

“Ja. Hij is een winnaar, een slimme, lepe jongen die tegenstanders uit hun lood laat gaan en het maximum uit zijn carrière haalt. Groot, sterk en dominant, wat ik graag zie. Hij weet dat hij de 100 meter in zes dagen loopt, maar hij pakt zijn positie zo goed dat het niet opvalt.”

Recordscore

Als speler werd Leekens met Club vijf keer kampioen en won hij één keer de beker. Waarna hij in 1984, op zijn 35ste, aan een onnavolgbare trainerscarrière begon – die hij nota bene tot in 1991 combineerde met zijn kinépraktijk. Hij trainde onder meer twee keer Cercle en evenveel keer Club, was bondscoach van België, Hongarije, Tunesië en Algerije en werkte ook in Turkije, Iran, Saoedi-Arabië en Nederland. Op zijn 70ste, in 2019, zette hij er een punt achter. Met 26 ploegen in 35 jaar heette hij een jobhopper te zijn.

“Cercle speelt nu weer het voetbal waar ik zelf indertijd voor stond”

“Maar welke trainer blijft nu nog lang bij een club? Ik was mijn tijd vooruit”, zegt hij fijntjes. “En vergeet niet dat ik bij Cercle, Gent en de nationale ploeg wel drie jaar ben gebleven. Maar, toegeven, ik hield van verandering en zocht dat ook op, in binnen- en buitenland, in verschillende culturen. Het vereist heel wat intelligentie en flexibiliteit om je dan telkens te kunnen aanpassen. De meesten zeggen dat zelf spelen het mooiste is, maar ik vind trainer zijn veruit het mooiste, het impressionantste, het interessantste én het moeilijkste. Het vraagt veel meer capaciteiten om mensen te vormen, mee te pakken in je verhaal en een groep naar succes te leiden – wat dus ook het behoud verzekeren kan zijn. Ik zie dat sommigen helemaal onderuit gaan in deze job, maar ik heb hem tot mijn zeventigste gedaan omdat ik daarvoor altijd de kracht in mezelf heb gevonden, de passie, het plezier, het geloof en het vertrouwen in mensen.”

Hoe kwam het dat je als ex-Clubspeler uitgerekend bij Cercle aan je trainerscarrière bent begonnen?

“Walter Lootens en Johan Cools contacteerden mij omdat ik als primus uit de trainersschool was gekomen en bij Sint-Niklaas einde contract en dus vrij was.”

Je won meteen de beker van België, in 1985, de laatste keer dat Cercle die won trouwens.

“Ik heb bij Cercle mijn ding kunnen doen, er grote kuis gehouden en hen naar een ander niveau gebracht. Chapeau voor de niet-amateurs die met zo’n fanatiekeling als ik toen het beste uit zichzelf wisten te halen. Ik was iets meer dan trainer, ik deed op alle vlakken mee, om de omkadering te professionaliseren. Zo zorgde ik ervoor dat de schoenen werden weggezet, de was werd gedaan en de zetels in onze dug-out verwarmd werden – niet die van de bezoekers hé (lacht). Dat is een kwestie van veel willen bereiken en daar hard voor werken. Ik was een ambetanterik, omdat ik constant met de zaak bezig was en nooit tevreden was. Bij Cercle heb ik de job kunnen leren.”

“In de voorbereiding trok het nergens op. Ik weet nog dat ik tijdens de rust van een oefenwedstrijd tegen Oostende op tafel sloeg en de klaptafel dichtklapte en er van alles in het rond vloog. Het was muisstil en toen we voor de tweede helft naar buiten gingen, vroeg toenmalig voorzitter Paul Ducheyne: Is dat altijd zo trainer? Ik antwoordde: Als het zo slecht is, ja, maar ik denk niet dat het nog een keer nodig zal zijn.”

“Door het Heizeldrama werd die bekerfinale in 1985 tegen Beveren in Anderlecht gespeeld. Bij 0-1 kregen we in de 90ste minuut een strafschop, die Paul Courant binnenschoot. Enkele maanden geleden ben ik Alex Ponnet nog eens tegen gekomen en heb ik hem bedankt voor die strafschop. ‘Ja, maar”, zei hij, ‘het was strafschop hé!’ De daaropvolgende strafschoppenreeks vergeet ik nooit meer. Ik was bijna zeker dat de eerste vier zouden binnengaan – Kooiman, Courant, Ukkonen en Krncevic. De vijfde was Broeckaert, maar die deed het in zijn broek en had zich opgesloten in de wc. Toen heb ik tegen Frank Neve, die net was ingevallen, gezegd: Doe jij maar, zoals bij Gullegem, gewoon die bal binnentrappen.

Waarom uitgerekend de onervaren Neve?

“Omdat het belang van die vijfde strafschop, de verantwoordelijkheid die hij droeg niet tot die jongen doordrong. Onbevangen nam hij de keeper tegenvoets. De bal rolde binnen. Pas daarna is Broeckaert uit de wc gekomen, om mee te vieren.”

Het jaar erna stonden jullie weer in de bekerfinale, tegen Club, op Olympia, maar werd er met 3-0 verloren.

“Ik was kwaad dat Cercle ingegaan was op een aanbod van Club om die wedstrijd op Olympia te spelen, want dat was vooral een thuiswedstrijd voor Club! Ze waren bij Cercle al tevreden dat ze zover geraakt waren en vonden het financieel interessanter om in Brugge te spelen. Ik wou zelfs eerst niet meer in de dug-out gaan zitten. Maar uiteindelijk heb ik dat toch bijgelegd, ook omdat ik vond dat ik mijn groep niet in de steek kon laten. Club was gewoon sterker die wedstrijd en kreeg ook nog een strafschop die er geen was – Ceulemans viel in zes tijden.”

Als coach van Club won je in 1991 met 10-0 van Cercle. Het is nog altijd een record.

“Ja, dat vergeet ik ook nooit meer. Bij 5-0 zei ik tegen mijn spelers: Nu gaan we een beetje rustig balbezit houden… Maar kort daarna werd het 6-0 en zwaaide Farina eens naar de bank. Terwijl Verlinden de bal tegen zijn eigen doellat gooide alvorens hem in te trappen… Het was zeker niet de bedoeling Cercle te ridiculiseren, maar mijn spelers maakten er een joke van. Als ex-coach van Cercle vond ik 10-0 er iets over.”

Als speler had je met Club in 1980 al eens met 8-1 gewonnen van Cercle. Jij, Jensen en Vandereycken zouden toen in de ‘kleine carré’ de bal naar elkaar gekopt hebben terwijl Cerclespits Beheydt bleef jagen.

“Dat herinner ik mij niet meer. Maar Birger en René kennende zou dat wel gekund hebben.” (lacht)

Competitief Cercle

Vind je het een mooie derby?

“Ja, ook omdat het altijd werd opgeklopt. Vroeger waren dat dé wedstrijden. Wij schakelden in die tijd met Club wel AC Milan en Real Madrid uit, speelden Europese finales, halve finales en kwartfinales, maar regionaal was die derby ook belangrijk. Vooral voor Cercle was dat speciaal, en wij speelden dat spel in de media mee om die wedstrijd te verkopen. Dat was een beetje verdwenen. Maar de derby van zondag mag best weer opgeklopt worden, want ik vind het de interessantste in jaren, omdat Cercle weer competitief is en zelfs nog kans maakt op de Champions’ Play-offs. Terwijl Club in de achtervolging is op leider Union.”

“De derby van zondag mag gerust weer wat opgeklopt worden”

“Cercle speelt een systeem dat ambetant is voor de tegenstander, het is een spelstijl waartegen het moeilijk voetballen is, maar ik vind: winnen, daar gaat het over! Het is een van de verwijten die ik destijds ook kreeg: fysiek voetbal, veel lopen et cetera. Club was een fysiek elftal. Anderlecht was meer technisch voetbal, terwijl ik vond dat het voetbal aan het evolueren was naar snelheid en intensiteit. Ik vond dat verouderd voetbal. Champagnevoetbal is mooi als je de beste bent, zo niet is het cava hé. Kijk nu naar Anderlecht: als je fysiek niet meer mee kunt, doe je niet meer mee. Cercle speelt nu weer het voetbal waar ik toen voor stond: loopvermogen, pressing, elk duel winnen, diep spelen, de tweede bal willen hebben, tactisch goed, de tegenstander in de fout doen gaan. Daarmee geef je ook weinig weg. Dat heeft Cercle goed begrepen: als je niet de beste bent, kun je de slimste zijn en op een bepaalde manier toch resultaat halen. Spelen met de kwaliteiten die je hebt, is ook een kunst. Met de aanpak van Cercle kun je elke wedstrijd winnen.”

“Ik vind dat die trainer ook goed overkomt. Hij is rustig, niet iemand die daar de show zit te stelen, hij blijft zichzelf trouw en probeert het maximum uit zijn spelers te halen.”

Wat vind je van het Club van dit seizoen?

“Ik vind dat het nog een beetje ervaring mist in de colonne vertébrale, dat er in de ruggengraat een leidersfiguur als Timmy Simons of een Vormer-type ontbreekt – mannen die Club kampioen hebben gemaakt. Offensief vind ik het niet slecht, maar defensief heb je wat meer body nodig.”

Wie gaat er winnen?

“Kwalitatief bekeken, moet Club winnen, maar dat wil niet zeggen dat Cercle geen kans maakt – al is het maar 3 of 4 op 10. Het wordt een hele moeilijke wedstrijd voor Club, denk ik. In de vorige twee derby’s heeft het zich goed aangepast door zelf de lange bal op Vanaken te spelen, zodat de pressing van Cercle iets minder rendabel was. Ik verwacht een nipte overwinning.”

Gelukkig en gezond

Meer dan een halve eeuw na zijn transfer naar Club woont Leekens nog altijd in de buurt: in Hertsberge. Op 18 mei wordt hij 75. Maar hij blijft in beweging. “Ik doe minstens twee à drie keer per week fitness met mijn vrouwtje Kathleen, die natuurlijk nog fitter is dan ik (ze is 17 jaar jonger, red.)”, zegt hij. “Je mag niet stilvallen, ook omdat lichamelijke beweging je geestelijke ontspanning geeft.”

Hoe voelt het klimmen der jaren?

“Daar heb ik eigenlijk heel weinig problemen mee, omdat ik gelukkig en gezond ben. Die twee ‘g’s, dat is het belangrijkste; en dat is wat ik iedereen toewens.”