Carl Hoefkens (Club Brugge): “Ze noemden me als T2 ook geen Kareltje. Denk ik toch”

Carl Hoefkens: “Ik vind het heel belangrijk te luisteren naar de mening van anderen.” © Kris Van Exel
Christian Vandenabeele
Christian Vandenabeele Sportjournalist

Met welke visie beginnen de hoofdcoaches van de West-Vlaamse eersteklassers aan het nieuwe seizoen? Noblesse oblige sluiten we de reeks af met de debuterende T1 van landskampioen Club Brugge. Carl Hoefkens toetst zijn werkterrein aan elf quotes van gerenommeerde coaches, van Pep Guardiola over José Mourinho tot Jurgen Klopp. “Iedereen wil ervaring, maar tot wat dient ervaring als je er niet van leert?”


In deze exclusieve reeks ‘Toptrainers’ leggen we als aanloop naar het nieuwe voetbalseizoen de trainers van de vijf West-Vlaamse eersteklassers precies 11 bijzondere uitspraken voor van absolute toppers in hun vak.

1. “Elke keer er buitenlandse trainers aankomen, belt de pers mij en elke keer zeg ik hetzelfde: bel mij op het einde van het seizoen eens terug. Met tevredenheid stel ik dan vaak vast dat de Belgische trainers het het best deden.” (Kris Van Der Haegen, directeur trainersschool KBVB)

Carl Hoefkens: “Het lijkt mij niet meer dan normaal dat Kris dat zegt. Natuurlijk ben ik voorstander van Belgische trainers maar het gaat in eerste instantie om de kwaliteiten waar wordt voor gekozen. Maar het succes van Philippe Clement in Monaco geeft wel aan dat Belgische trainers stappen aan het zetten zijn. En een Belgische coach die onze cultuur en onze competitie kent, kan een voordeel zijn, maar eigenlijk moet elke coach zich daar kunnen aan aanpassen. Zoals ik van buitenlandse spelers ook verwacht dat ze zich aanpassen.”

“Ja, er waren analisten die zich afvroegen of mijn aanstelling tot hoofdcoach niet te vroeg was. En nu vraagt iedereen mij: sinds wanneer had je de ambitie om hoofdcoach te worden? En dan heb ik daar geen antwoord op. Dat is natuurlijk gegaan. Alles stapje voor stapje. Na mijn spelerscarrière was ik het voetbal een beetje beu en zijn we verhuisd naar Spanje (waar Hoefkens een tijd crossfit, fitness die gewichtheffen, atletiek en gymnastiek combineert in een trainingsvorm, coachte en zelfs even aangesloten was bij een clubje uit Gibraltar, maar hij speelde er geen enkele match, red.). Maar na enige tijd miste ik toch het voetbal en zijn we teruggekeerd. En de rest ken je: eerst bij Club jeugdtrainer en jeugdcoördinator, waar ik veel voldoening uit haalde. En dan T2, waarbij ik de band met de jeugd hield. En altijd die Brugse mentaliteit: no sweat, no glory. En dan was de kans om hoofdcoach te worden een natuurlijke stap. Gert Verheyen zei: gaan de spelers hem bekijken als Kareltje of als Hoefkens? Voor mij is dat geen item. Nooit over gehad met de spelers. Omdat ook niet zo over mij als assistent werd gesproken. Denk ik… (lacht). Het enige grote verschil is dat ik nu de beslissingen moet nemen, maar verder ben ik nog steeds dezelfde en werk ik op dezelfde manier. Ik pak spelers die ernaast vallen op dezelfde manier aan als ik deed als T2. En dan wil ik hen laten inzien dat het mijn job is, dat het nooit persoonlijk is. Ze moeten wel weten dat ik rechtdoor maar oprecht ben. Al besef ik dat het wel eens persoonlijk kan worden. Ik heb als speler ook een coach gekend die zei: je staat naast de ploeg omdat je ouder wordt. Ook hier zal het ervan afhangen: soms geef je beter een uitgebreide uitleg, soms beter niet. Daar bestaat geen handleiding voor. En ik ga heel zeker ook wel eens de dingen verkeerd aanpakken. En verder vind ik het heel belangrijk te luisteren naar de mening van anderen. Maar niet naar de mening van een mening van een mening. Er zijn mensen van wie ik heel veel kan bijleren. Ik wil geen namen noemen, ik filter vooral op de inhoud: gaat het over ons spel of wordt een mening gegeven over iets wat iemand zegt? Als Radja Nainggolan bijvoorbeeld zijn mening geeft over de voetbalkennis van journalisten dan is dat zíjn mening, waar ik niets over zal zeggen. Mij interesseert de speler: wat kan Radja doen tegen Club Brugge?”

“Guardiola zal dat wel gezegd hebben op een moment dat de druk op hem groot was. Er zijn natuurlijk behalve de coach wel meer belangrijke actors in een club. En dan heb ik het vooral over de fans en de spelers. Zíj bepalen in grote mate waar de club naar toe wil. En daarom is mijn enige echte ambitie: mijn spelers beter maken. Heel eerlijk: het zal nooit lukken om uit elke speler 100 procent te halen, maar het is wel een heel mooi doel. Want als dat lukt, zetten we als ploeg grote stappen. En volgen de resultaten, waar een coach uiteindelijk altijd wordt op afgerekend, dat weet ik. En ik weet ook wel dat de absolute ambitie van Club Brugge is: kampioen worden. Maar het is niet mijn enige ambitie.”

“Ik kan mij helemaal vinden in die uitspraak. Emoties en hoe je spelers aanpakt, zijn in het voetbal belangrijk. Dat kan gebeuren door heel hard te roepen, op training of vanop de bank. Ik kan en zal me dan ook kwaad maken, ja. Maar dat kan ook gebeuren door een zachte, empathische aanpak, sommige spelers hebben er meer nood aan er rustig over te babbelen. En er zijn spelers die niets nodig hebben. Dat is ook een aanvoelen. En ja, er is druk. En die druk zal misschien nog stijgen als we een keer verliezen. Dan kan ik al zeggen: als er één zaak 100 procent zeker is, is dat we een keer een match gaan verliezen. Maar ik denk nooit: wat als dit of dat gaat gebeuren? Ik heb er nog nooit aan gedacht hoe ik dan ga reageren. Of hoe ik mij langs de lijn ga kleden. De perceptie-Hoefkens kan op een gegeven moment belangrijk zijn, maar het maakt mij niet uit wat mensen denken of zeggen.”

“Dat zal Mourinho gezegd hebben in een mindere periode bij Chelsea en Abramovitch. Geld ís ook geen garantie op succes. De kampioenploeg van Lierse in 1997 is daar misschien het beste voorbeeld van. En er zijn nog andere verhalen. Union, ja, die hebben het vorig jaar ook goed gedaan. Het gaat er om met dat geld de juiste, goede spelers te halen en je hebt daar nooit een garantie voor. Voor mij gaat het er evenwel niet om dat Club Brugge de club is met het grootste budget, het gaat mij vooral om de historie. Clubs die kunnen terugvallen op een traditie, met een goede achterban, zijn altijd in het voordeel. Daarom is de achterban een heel grote factor in het succes van Club Brugge. Dat dateert al van het Jan Breydelstadion en is door Bart en Vincent goed gemanaged waardoor er een ijzersterke cohesie is tussen fans, spelers, staf, bestuur… iedereen die er bij is betrokken. Iedereen dezelfde drang om te winnen, die traditie is voor mij even belangrijk als geld.”

“Ook voor mij is, net zoals voor veel coaches, balbezit belangrijk. (glimlacht) If you have the ball, you have the power. Zolang je tenminste geen gevaar gaat creëren voor jouw eigen ploeg. Maar het zal voor mij nooit een waardemeter zijn: zoveel meer procent balbezit zal voor mij nooit staan voor ‘goed gespeeld’. Geen balbezit om het balbezit dus.”

“Daar ben ik het voor een heel groot deel mee eens. Als ik 100 procent uit mijn spelers wil halen, is een goed sociaal contact belangrijk. Het is niet altijd vanzelfsprekend spelers te laten meedenken hoe jij het ziet. En dan moet je investeren in sociale contacten, aanvoelen hoe je spelers denken over bijvoorbeeld jouw manier van druk zetten. Een mooi voorbeeld daarvan is hoe Klopp Liverpool laat voetballen. En hoe Simeone Atlético Madrid laat voetballen, hoe hij als coach er voor kan zorgen dat Griezmann loopt en voetbalt zoals hij wil, vanuit zijn idee dat balbezit voor zijn ploeg geen wapen is, maar omschakeling wel. Als je je spelers daarin kan meekrijgen, het tactische kan worden gekoppeld aan het sociale, ben je in mijn ogen een goede coach. (denkt na) Ik leer ook op dat domein graag bij van iedereen, sta heel open voor mijn mental coach en mijn hele staf, zelfs van een vriend hier of daar die zijn mening geeft. Zelfs de mening van een jeugdspelertje van 14 jaar over coaching en emoties kan interessant zijn. Maar een specifieke handleiding ‘people management’ heb ik niet. Alles neerschrijven in een boekje zou al te veel en te complex zijn. Dat ik boetes haat, is bekend, ik hou niet van al teveel regels. Ik wil als coach eigenlijk dezelfde contacten als diegene die ik had als speler, die ik had op het strand in Spanje, die ik had als jeugdcoach en als T2… Dat wil zeggen: aanvoelen hoe mensen in elkaar steken, zonder daar al teveel bij over na te denken.”

“Dat is absoluut ook de manier waarop ik naar voetbal kijk. Maar tegelijk wil iederéén altijd winnen – ik win ook liever met een droge 1-0 dan dat we na een uiterst vermakelijke match 4-4 spelen. Sowieso. Dat is ook mijn werk: Club laten winnen. Ik kom terug op Atlético Madrid: de fans in het Wanda Metropolitano stadion weten al voor de match dat hun ploeg niet veel balbezit zal hebben maar dat maakt hen niet uit, zij komen om te winnen. Maar, nu kom ik terug naar de traditie van het voetbal: het is niet alleen mijn werk om te winnen, het is ook de essentie van voetbal: ik wil dat iedereen, ook kinderen van vijf of tien jaar die naar Club Brugge komen kijken zich zo vermaken en meegaan met de emoties van hun vader dat ze snel een abonnement willen. En vooraf, zoals toen ik klein was, frietjes eten. Supporters voor het leven worden. Dat is voetbal: of het dan 1-0 of 4-3 wordt. Maar weet je, ik ben zelf wel liever trainer dan speler. Ik weet wel, heel veel trainers zeggen ‘zolang mogelijk voetballen’ maar bij mij is dat niet het geval. Dat is zelfs een verrassing voor mezelf: de titel met Club, al was het als assistent, vond ik minstens even plezant als die van speler van Lierse. Ik mis die bal niet, als ik al eens op training meespeel, is het vooral om eens te lachen met de gasten.”

“Nu alludeer je naar crossfit waar ik een tijd mee bezig was? Wat ik daar als coach heb van meegenomen, is vooral hoe ik soms mensen die er fysiek of mentaal door zaten, niet meer het nodige karakter of de drive hadden, daar toch kon overheen helpen. En dat is vergelijkbaar met het coachen van een voetbalploeg die je ook die dynamiek, die drive moet kunnen aanreiken.”

“Hij doelt op het verschil in generaties, denk ik. Ik weet niet in welke generatie wij zitten, maar voor mij is de essentie van coaching: hoe gaan wij, de hele staf, om met verschillende generaties? Hoe gaan de gasten van 17, 18 jaar om met hun emoties, hoe leren we ze ondanks de sociale media eerlijk hun match te beoordelen? Dat is essentieel voor elke coach, in elke sport: zich kunnen verplaatsen in het hoofd van een 16-jarige, van een 25-jarige én van een 34-jarige. Hoe kan ik ervoor zorgen dat de ouderen zich laten stimuleren door de jongeren en vice versa? Als je die wisselwerking kan krijgen, sta je al héél ver.”

“Soms moet je eerlijk en keihard zijn in de media, maar soms zeg je beter een paar zaken niet. Niet àlles vernoemen is niet oneerlijk, dat is voor mij een heel groot verschil. Ernst Happel zei ooit doodeerlijk: ik heb de match verloren, ik was fout. Dat zou ik desgevallend ook doen, ja. Voorop staat altijd dat je je groep moet beschermen, ik vind dat heel normaal, voor mij zijn we één familie. Ik heb dat de spelers ook gezegd: ik wil dat ze ook zo omgaan met elkaar. Ze moeten in de kleedkamer rondlopen zoals ze in hun living rondlopen. Natuurlijk wik en weeg ik soms wel eens mijn woorden, ‘is dit het juiste moment om dat te zeggen?’ Maar ik wil op dezelfde manier omgaan met hen als ik omga met slechte schoolresultaten van mijn zoon, bij manier van spreken.”