Volksfiguur Paul Berlamont wordt 80: “Ik heb in mijn leven altijd gedaan wat ik geestig vond”
Paul Berlamont viert zaterdag 12 augustus zijn 80ste verjaardag. Tijd om even terug te blikken met dit horeca-icoon die zopas zijn bekende Kaffee Lagaar van de hand heeft gedaan, maar die er nog trouw zijn koffietjes gaan drinken.
Paul Berlamont geniet zichtbaar van al het volk in ‘zijn’ Kaffee Lagaar op een zaterdagse morgen. Er is markt in Izegem en de bruine kroeg loopt meer dan vol. Paul heeft zijn levenswerk dat hij in 1996 samen met zijn echtgenote Jeannine Deloof uit de grond stampte zopas verkocht aan zijn opvolger Tom Sintobin. “Maar ik zal hier nog mijn koffie komen drinken en de krant komen lezen”, bevestigt hij. Paul wordt ook voortdurend aangeklampt, op de vooravond van zijn 80ste verjaardag heeft hij zoveel mensen leren kennen dat hij de tel niet kan bijhouden.
Op internaat
Gewapend met een farde vol krantenknipsels schuift hij bij ons aan tafel. “In totaal heb ik vijf zulke mappen. Het was mijn schoonma die er destijds mee begonnen is, ik heb die verzameling dan maar verder gezet.” De moeder van Jeannine is recent overleden, net voor ze 101 jaar werd. Zelf was Paul thuis de jongste van vier zonen. “Mijn drie oudere broers zijn allemaal al overleden.” Dat hij op 12 augustus 1943, midden de Tweede Wereldoorlog, geboren werd was eigenlijk nog een ‘geluksschot’. “Het was niet de bedoeling dat ik nog op de proppen zou komen”, meent Paul. “Mijn broers Luc, Marc en Jan waren 13, 10 en 7 jaar ouder dan ik. Mijn broers waren ook vernoemd naar de evangelisten: Lucas, Marcus, Johannes… dus moest ik eigenlijk naar de vierde, Mattheus vernoemd zijn. Matthieu Berlamont”, lacht Paul. “Maar het was mijn peter langs moeders zijde, Edmond Sintobin die er anders over besliste.”
De naam Sintobin is ondertussen ook gevallen. Ook Paul heeft dus bloed van de Sintobins door zijn aderen stromen, wel van een andere lijn dan huidige Lagaar-uitbater Tom en die van de familie Sintobin die vanaf 1978 café De La Gare zou runnen. Op zijn jeugd blikt Paul met wat gemengde gevoelens terug. Geen slecht woord over zijn ouders. “Harde werkers, hun beenhouwerij in het Sint-Pietersstraatje was 364 dagen per jaar open. Enkel niet op Goede Vrijdag. Dan aten de mensen geen vlees en werd de grote kuis gehouden.”
Sint op De Klokke
Maar de kleine Paul werd al snel op internaat gestuurd naar Lombardsijde. Rond zijn tiende levensjaar ging hij naar het College in Izegem. “Maar daar werd ik vriendelijk verzocht andere oorden op te zoeken”, lacht Paul. “Zo trok ik naar Sint-Leo in Brugge. Daar kreeg ik ook al de liefde voor Club Brugge ingelepeld. Alle Bruggelingen waren voor Cercle, die van buiten Brugge gingen naar Club Brugge gaan kijken. Op de Klokke waren wij de eersten die ook begonnen zingen tijdens de match en de ambiance brachten. Ik haalde ooit nog de sportkrant als ‘Figuur van de Dag’, toen ik als sinterklaas op Club de aftrap kwam geven.”
Na zijn middelbare studies moest Paul eigenlijk vaststellen dat hij nauwelijks iemand kende in Izegem. “Maar net voor ik naar Leuven trok, leerde ik in een Izegems studentencafé een dokter in spe kennen. We bleken wel toevallig in dezelfde straat op kot te zitten. Ik had graag voor architect gestudeerd, maar vader wilde dat ik veearts werd. Ik heb twee jaar in Leuven gezeten, heb er alle geneugten van het leven leren kennen, maar was dan ook niet geslaagd. Mijn copain, die haalde het wel en werd een gerenommeerd dokter.”
Verder studeren zag hij niet meer zitten. “Ik kreeg nog de kans, maar zag er het nut niet van in. Ik ben dan maar aan de slag gegaan als conducteur”, zegt hij, terwijl hij nog enkele bewijsstukken uit zijn map opdist. “Een prachtige tijd. Ik heb toen ook veel geld verdiend, meer fooien op de nachttrein dan ik loon kreeg.” Maar hij stapte toch snel ietwat in de voetsporen van zijn ouders. Terwijl zijn broer Marc de ouderlijke zaak verder zette, richtte Paul een vleesgroothandel op. “Die staat er nog altijd in de Vaartstraat, Jan Vandenbossche heeft er nu zijn zaak.” Die zaak schurkt aan tegen het pand waar nu Penta Reizen de uitvalsbasis heeft gevonden, waar voorheen The Cottage was, maar vooral waar Paul en Jeannine furore maakten met Pataya. “We zijn er gestart in 1976, het jaar dat Coopman tegen Ali bokste. In die tijd deden we ook de markten. Met damesondergoed. Ik deed dat wel graag, maar noem me gerust een luxe marktkramer. Als ik zag dat het geen goed weer zou zijn, bleef ik thuis. Zo leerden we onder meer Marva kennen die toen in Blankenberge woonde. Ook zij is dit jaar 80 geworden”, haalt Paul er zijn spiekbriefje bij. “En Mick Jagger en Jacky Ickx ook. En Catherine Deneuve en Adamo, en…”
In Blankenberge bemanden Paul en Jeannine ook de bar van Tien om te Zien. “Door de jaren heen deed ik veel horecabeurzen, werkte ook voor Carlsberg en Rodenbach. In die topjaren van Tien om te Zien hebben we natuurlijk veel gezien. ’s Morgens begonnen de artiesten te repeteren, dronken al eens iets, maar na afloop werd er natuurlijk ook nog gefeest.”
Van Pataya tot Pietje Pek
Ondertussen werd het echtpaar ook eigenaar van Pietje Pek in Veurne, dat ze ook een tijdje zelf uitbaatten. Pataya in de kelder van het pand waar ze ook woonden was enkel in het weekend open, maar die keldermuren zijn nu nog de getuige van heel wat anekdotes. Johny Turbo, nu een helaas overleden legende (hij stierf in 2000 in zijn 45ste levensjaar, red.) werd er eigenhandig gelanceerd. “Ik ging in die tijd mijn plaatjes kopen in Kortrijk. Toen ik op de single Slekke stootte, waar ook wat getypte tekst op de buitenkant was gekleefd, dacht ik welk ne keirel is me dat hier. Ik contacteerde hem en vroeg Vante (Ivan Carlier was de man achter Johny Turbo, red.) of hij ook optrad. Nog niet, maar hij zag dat wel zitten. Wel, zijn eerste optreden was dus in Pataya. We hadden een bak bier onderste boven gezet en met begeleiding op een cassette nam Johny meteen het publiek in. Ook Paul Ambach (Boogie Boy, red.) kwam ieder jaar bij mij optreden. Toen ik Johny eens in zijn voorprogramma zette, riep iedereen nog ieder liedje van Boogie Boy nog om Johny.”
“We traden tot 200 keer per jaar op, maar eigenlijk kan ik geen noot muziek spelen”
Paul is er onder meer ook te horen op het nummer ‘Oude Zak’ waar hij in ‘duet’ gaat met Johny. Maar vooral aan de song ’S ak se zie’ hangt een heel verhaal. Je vindt het trouwens ook nog terug op YouTube. “Ja, je kunt die clip er nog bekijken. We waren die dag op weg naar naar Eeklo waar we het lied zouden opnemen in de studio’s van de regionale tv. Maar onderweg waren we blijven plakken op de kermis in Deinze. Ik moet je niet vertellen dat we al niet helemaal nuchter meer waren en zo waren we ook de man van 150 kg die dienst zou doen als de ‘lelijke dame’ in de clip kwijt gespeeld. We hebben dan maar een plaatselijke deerne mee genomen en haar tanden wat bewerkt met zwarte stift. We waren eigenlijk veel te laat op onze afspraak en ze konden er daar niet om lachen. Maar in één take wisten we die clip op te nemen, ik deed er dienst als backing vocal. Ja met de bekende tapkraan op mijn hoofd, die had ik ook vaak bij als ik in beeld zou komen.”
Snor ging er drie keer af
Het is maar een van de vele verhalen die Paul kan opdissen. Telkens hij in ons gesprek ergens op stoot, zegt hij: ‘Dat is eens voor een ander artikel’. Paul was onder meer ook goed thuis in boksmiddens, zo ging hij eens een nachtje stappen met de illustere Don King. Maar hij haalde ook vaak het tv-scherm. “Mijn kale knikker en mijn snor zorgden ervoor dat ik natuurlijk een ‘karakteristieke kop’ had. Ja, ik heb vroeger nog haar gehad”, kaatst hij onze vraag terug. “En mijn snor. Die liet ik staan tot afgrijzen van mijn vrouw, die die nog altijd niet graag ziet. Drie keer heb ik hem af geschoren, telkens voor een weddenschap. Voor 5.000 frank (nu ongeveer 125 euro, red.) ging hij er af. Maar één keer werd ik er wel bij gelapt. Met die 5.000 frank trakteerde ik, maar die gasten dronken allemaal whisky cola of iets anders duur en zo kwam ik nog niet toe met mijn centen voor mijn traktaat.”
Maar het gebeurde allemaal natuurlijk telkens om alles geestig te laten zijn. “Dat is ook wat de leidraad door mijn leven geweest. Als we iets niet meer zagen zitten, stopten we er mee en deden iets nieuws, maar ik heb altijd in mijn leven gedaan wat ik geestig vond.” Paul werd ook een mediafiguur. Hij schreef mee aan drie boeken en bracht ook drie platen uit. “Hoewel ik geen noot kan spelen. Met onze kleinste fanfare De Rustende Moeders hadden we wel tot 200 optredens op een jaar, maar het was een cassette die het werk deed. Wij verzorgden de show.”
Paul is altijd een entertainer pur sang gebleven. In zoverre zelfs dat sommige BV’s op de duur aan hem kwamen vragen om met hem op de foto te mogen. Het rijtje is immens lang. “Met Wim Opbrouck en Wim Willaert van De Dolfijntjes heb ik nog contact, het is altijd een blij weerzien. Maar ook Mama’s Jasje kwam in Lagaar spelen.”
Paul is ook de man die de Izegemse Kroegentocht uit de grond stampte. “Dat liep niet van een leien dakje. Ik had eerder al geprobeerd om een en ander op poten te zetten op de Izegemse markt. Er stond toen nog een kiosk en ik wilde daar in de zomer bands programmeren. Een bijdrage van 5.000 frank van elke cafébaas zou volstaan, maar sommigen wilden niet mee. Door mijn connecties zowel bij eventuele sponsors en bij bands kon ik heel wat voor elkaar krijgen. Zou zou Arno hier voor een prijsje komen spelen. Dat ging niet door, de Kroegentocht uiteindelijk wel. Toen nog met 18 cafés op de Grote Markt en de Korenmarkt.”
Vintage Paul
Paul drukte duidelijk mee zijn stempel op Izegem. Met de Batjes pakte hij met een WK Buiksleren en Savatteschieten. Leven in de brouwerij brengen was zijn specialiteit. Hij richtte mee een solexclub op, zijn solex is nog altijd zijn favoriete vervoermiddel. Zijn 80ste verjaardag, die zal hij niet met grote luister vieren. “We zitten die avond op een trouwfeest, we zullen dus niet alleen zijn”, knipoogt Paul. Ondertussen is Paul ook bezig met een nieuwe verzameling aan foto’s. “Zo ga ik nu graag op de foto met bekende mensen en daarbij kijk ik wat verveeld, terwijl de bekende man of vrouw lacht.” In al die jaren heeft Paul zijn bekendheid ook vaak gebruikt om het goede doel een steuntje in de rug te geven. “Voor Artsen zonder Grenzen rijden wel zo’n 30 jeeps rond die wij mee hielpen sponsoren .”
“De avond van mijn verjaardag zit ik tussen het volk… op een trouwfeest”
Natuurlijk trokken ook heel wat politieke partijen aan zijn mouw, maar één keer stond hij toch op de lijst. “Zonder dat ik het zelf echt door had. Een oude bekende van mij was in de Pataya geweest en hij wilde een nieuwe politieke partij oprichten, of dat dacht ik toch. Ik moest iets ondertekenen en later bleek dat ik op de lijst van WOW, ‘Waardig Ouder Worden’, stond. Ik heb dat zo goed mogelijk stil trachten te houden, ik heb ook nooit geweten hoeveel stemmen ik behaald heb.”
Het is een van de vele anekdotes uit het leven van Paul. En bij het sluiten van zijn knipselmap doet hij nog een bekentenis. “Zie hier in De Weekbode”, toont hij een oud fotootje van een jonge snaak. Voor de rubriek ‘Wie ben ik’ brachten we in onze krant vroeger op de voorpagina een jeugdfoto van een (semi-)bekend iemand, binnenin stond dan een interview met de man of vrouw. “Ik heb die reporter toen goed liggen gehad. Dat was niet mijn foto’s, maar eentje van een van mijn broers.” Vintage Paul Berlamont.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier