Staf Cattoor: “Stok van tamboer-majoor gaat mee in mijn kist”
Staf Cattoor (73) is al meer dan 60 jaar verbonden met Willen is Kunnen, een van de grootste turnverenigingen van het land. Hij startte op elfjarige leeftijd als trommelaar, maakte furore als tamboer-majoor en werd uiteindelijk voorzitter. Aanvankelijk voor een jaar, maar uiteindelijk bleef hij 35 jaar aan het hoofd van de club. “Je zit daar helemaal in verweven”, zegt de man met de Dali-look, die ook gemeenteraadslid en schepen was in zijn geboortestad.
Tuurtje Cattoor, de vader van Staf, had een nauwere band met de Mercator dan zijn zoon. “Hij was schipper bij het zeewezen. Als het schip de haven in- en uitvoer, moest mijn vader de positie aangeven.” Staf zelf is veel meer verbonden met Willen is Kunnen, één van de grootste turnclubs van het land, die sinds jaar en dag ook over een eigen muziekkorps beschikt. “Die band gaat nooit meer weg. Het begon al toen ik op mijn elfde trommelaartje werd, samen met mijn latere schoonbroer. We speelden toen nog op een trommel met een ezelsvel.”
Je klom op tot tamboer-majoor, de man die voorop loopt met een grote stok met bol aan het eind. Jij schijnt daarin geen gewone te zijn geweest?
“Ze hadden er nooit meer een als ik! (lacht) Eigenlijk hoeft een tamboer-majoor niets te doen met die stok. Maar ik kon hem in de lucht gooien en weer opvangen. Dat gaf een extra dimensie. Ik oefende op het strand. Eén keer ging het bijna fout en kwam de stok tussen mijn grote en tweede teen terecht. Vandaag zou het me niet meer lukken om die stok op te gooien en te vangen. Maar die stok heb ik wel altijd bewaard. Die gaat mee in de kist. Als ik in de hemel aankom, kunnen we vlug een muziekkapel vormen.”
Van turnen kende je niets. Hoe ben je dan voorzitter geworden?
“In 1985 legde Raoul Dergeloo onverwacht het voorzitterschap neer. Er werd niet meteen iemand gevonden om zijn plaats in te nemen. Ik zetelde namens het showkorps in het bestuur en wist inderdaad weinig af van turnen, maar ik zegde toch toe om voorzitter te worden voor een jaar. ‘Zorg dat er volgend jaar iemand stààt hé!’, had ik de rest van het bestuur op het hart gedrukt. Maar ik ben uiteindelijk 35 jaar voorzitter gebleven. ”
Voorzitter zijn van een vereniging van ruim 1.200 leden, daar gaat toch heel veel tijd in?
“Heel zeker. Het vergaderen alleen al! Zoveel leden, zoveel disciplines. Gelukkig loopt het er vol met mensen die het graag doen. We hebben een sterk bestuur. En ik ben nog niet gestopt, want als erevoorzitter ga ik nog altijd naar de vergaderingen. Je zit daar helemaal in verweven. Je zou bijna bang zijn om te zeggen dat je het niet meer gaat doen. Begin 2020 gaf ik de fakkel door aan Erwin Delie. De leeftijd was er, hé. Het stopt ergens. Maar helemaal gestopt ben ik niet, want ik ben nu erevoorzitter en woon nog altijd de vergaderingen bij. Ik zou graag bij de club actief blijven zolang ik te pote ben. En zolang het nuttig is, natuurlijk. Maar ik moei me niet meer.”
Wat voor een type voorzitter was je?
“Ik luisterde goed naar wat iedereen zei… en deed daarna toch mijn gedacht hé. (lacht) Nu even serieus: ik deed mijn best om tot een consensus te komen, maar zorgde er dan voor dat die zonder ruzie en achterklap werd uitgevoerd. Wij zijn een goed gestructureerde vereniging, waar elk zijn bevoegdheden heeft. Bij ons geen lamzakken, iedereen doet zijn of haar werk. Zware discussies hebben we nooit. En in het laatste half uur van de vergadering komt steevast de wijn boven.”
Je hebt ook een politieke carrière achter de rug.
“Met hindernissen, ja. Ik zetelde drie keer in de gemeenteraad en was drieënhalf jaar schepen, van 1997 tot 2000, voor de toenmalige CVP. Veel te weinig hé. Wat kan je doen in drieënhalf jaar? Ik deed het wel heel graag. Ik was onder meer bevoegd voor de kermissen. Geestig hoor. Al moest je de foorkramers wel goed in de hand houden. Later zetelde ik nog enkele jaren voor de N-VA in de gemeenteraad. Ideologisch vond ik dat niet zo’n grote stap. Ik zetelde toen in de oppositie, maar ook dat heb ik graag gedaan.”
“Ik zou voor één jaartje voorzitter zijn… Het werden er uiteindelijk 35”
Zou je je kinderen aanraden om in de politiek te stappen?
“Ze zagen het hun vader doen en hebben er maar weinig zin in. Ik zou het hen ook niet durven aanraden, neen. Er komt veel zèèver (op zijn Oostends) bij hoor.”
WIK gaf je meer voldoening?
“Ik denk graag terug aan mijn gloriedagen bij het showkorps. Wij waren een van de weinigen die ons met de grote Nederlandse showkorpsen konden meten. We hebben er dikwijls opgetreden. We speelden ook twee keer in Nice. De eerste keer hadden we een nieuw uniform en regende het dat het zèèkte. De tweede keer hielden we het gelukkig droog. Op een optreden in Nederland zei ik aan onze gastheer dat ik de hele zaal zou doen rechtstaan. ‘Dat lukt je nooit!’, reageerde die. Er zat daar zeker 2.000 man. Maar wij zetten Land of Hope and Glory in, ik deed teken en de hele zaal stond recht! Ja, we hebben mooie tijden gekend.”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier