Rino Vandromme kan na al die jaren nog geen afscheid nemen van boezemvriend Jempi Monseré
Zelden heeft het verlies van een vriend er zo ingehakt als bij Rino Vandromme. Meer dan een halve eeuw na het overlijden van wereldkampioen Jean-Pierre ‘Jempi’ Monseré is het verdriet bij zijn trainingsmaat en boezemvriend Rino Vandromme nog niet over. De organisatie van de Grote Prijs JP Monseré dit weekend ziet Rino als zijn plicht ten aanzien van zijn overleden vriend.
Rino Vandromme is 70, maar dat is hem niet aan te zien. Scherp afgetraind, fris ogend, maar steeds met die zachte, melancholische blik die hem eigen is. “Ik rij nog iedere dag met de fiets, zowel koersfiets als mountainbike”, steekt Rino van wal. “Ik fiets nog tussen de 17.000 à 18.000 km per jaar en twee jaar geleden ben ik nog met de mountainbike naar Compostela gefietst. De fiets stond al centraal in mijn leven van kleinsbeen. Mijn broer Ludo, die zeven jaar ouder is, was al beroepsrenner toen ik nog een kind was. Toen Jean-Pierre Monseré begon te koersen bij de nieuwelingen kwam hij vaak bij ons over de vloer. We woonden slechts twee kilometers van elkaar en Jean-Pierre kwam dikwijls raad vragen aan Ludo. Zo heb ik Jean-Pierre leren kennen.”
Sneller dan Maertens
“Ik ben zelf beginnen koersen als nieuweling en in mijn eerste jaar haalde ik 15 overwinningen binnen en in mijn tweede jaar maar liefst 29 eerste plaatsen en finishte ik acht keer als tweede. In dat jaar had ik de meeste zeges behaald van heel België. In die tijd heb ik ook 19 keer na elkaar Freddy Maertens geklopt, 19 keer! Ja, ik mag zeggen dat ik sneller was dan Freddy.”
“Ik heb nooit gekoerst met Jean-Pierre Monseré, maar de week na zijn overwinning op het WK in Leicester veranderde mijn leven. Wij zaten in de tuin en Jean-Pierre kwam op zijn fiets de tuin binnengereden. Hij liet zich gewoon vallen met zijn schoenen nog in de riempjes. Heb je dat nu gezien, lachte hij, een wereldkampioen die zo’n entrée maakt? Wij lachten mee, maar toen werd Jean-Pierre opeens weer ernstig en vroeg hij of ik geen zin had om voortaan met hem te trainen. Mijn broer Ludo was 26 en had besloten om te stoppen met koersen. Natuurlijk wilde ik met Jean-Pierre trainen! De hele winter waren we iedere dag samen op pad: lopen, turnen… enfin, alles om ons fit en lenig te houden. Het was dan nog geen mode van stages in het zuiden. Pas vanaf januari begonnen we te trainen met de fiets, zo’n drie keer per week. Dat was genieten voor mij. Ik mocht mee met Jean-Pierre om alle grote wedstrijden te verkennen en we werden échte vrienden. Maar we plaagden elkaar ook vaak op training.”
Lek op training
“Jean-Pierre was ook mijn mentor, hij bekommerde zich om mijn carrière en leerde me doorbijten. Zelfs als het bitter koud was of regende dat het kletste, stond hij aan de deur en moest ik mee gaan trainen met hem. Hij had ook al gesproken met ploegleider Briek Schotte van Flandria om mij het volgende seizoen in te lijven in de profploeg. Ik luisterde naar Jean-Pierre, want hij maakte mij een betere renner. We hadden eens de hele week getraind en ik had een zware verkoudheid opgelopen. Op zaterdagavond zat ik in de keuken met mijn lief en Jean-Pierre kwam binnen. Ik vertelde hem dat ik op zondag niet zou koersen, maar hij zei simpelweg dat ik moest koersen, zelfs met die verkoudheid, dat ik zo conditie zou opbouwen. Toen ik hem zondagavond opnieuw zag en hem vertelde dat ik achtste had gereden, was zijn enige reactie: ‘zie je wel!’.”
“Net voor hij die avond vertrok, zei hij dat hij van zijn ploeg de volgende dag een kermiskoers in Retie moest rijden. Of ik geen zin had om mee te gaan. We spraken af dat ik de volgende morgen eerst 100 km moest trainen en dat hij mij om 11 uur zou oppikken bij mij thuis. Ik reed echter lek op training en kwam pas om 11.15 uur thuis. Jean-Pierre was al vertrokken, want hij moest Roger De Vlaeminck ophalen van zijn ploeg. Die twee hadden ruzie en ze moesten dat akkefietje bijleggen, terwijl ze naar Retie reden. Om 16 uur volgde een speciaal nieuwsbericht dat het overlijden van wereldkampioen Jean-Pierre Monseré aankondigde. Mijn wereld stond stil.”
Als in een roes
“Mijn wereld viel ineen, echt waar. Na de dood van Jean-Pierre ben ik nooit meer de renner geweest die ik was. Ik was mijn begeleider, mijn mentor, mijn beschermengel kwijt. Andere renners hebben nog geprobeerd om me onder hun hoede te nemen, maar het lukte niet. Ik was mijn drive, het dominante karakter als renner kwijt, samen met het verdwijnen van Jean-Pierre. Niemand kon hem vervangen. Dat bleek het einde van mijn rennerscarrière: met de dood van Jean-Pierre was het ook voor mij voorbij.”
“Op zijn begrafenis liep ik als in een roes op de Grote Markt rond. Ik had een plaatsje in de kerk, maar ik ben niet binnen gestapt. Ik kon het niet. Twintig jaar lang kon ik zelfs geen enkel artikel lezen over zijn dood. Men heeft alle artikels uitgeknipt voor mij en in een map gestopt. Ik kon ze gewoonweg niet lezen: het verdriet bleef te groot. Ook 40 jaar later had ik het nog steeds bijzonder moeilijk. Ik wandelde het wielermuseum binnen naar de hoek van Jean-Pierre Monseré. Ik kon er niet blijven en moest onmiddellijk naar buiten. Ik heb nooit afscheid kunnen nemen van Jean-Pierre en ik kan dat nu nog steeds niet.”
Jempi was een klasbak, veel sneller dan al de rest
“Wat Jean-Pierre zo uniek maakte als renner? Het was een klasbak. Hij kon gewoon veel sneller rijden dan alle andere renners, het was een atleet én een lepe coureur. Hij had gewoon alles, ja, ook doorzettingsvermogen. Ik weet dat hij de naam had een flierefluiter te zijn, maar dat is niet waar. Hij trainde zes dagen keihard en de zevende dag zat hij te kaarten op café en bestelde hij meteen een Rodenbach. Maar diezelfde Rodenbach bleef wel vier uur voor hem op tafel staan! Ook dat was Jean-Pierre.”
“Ik ben heel tevreden dat we met de GP Jean-Pierre Monseré een mooie koers hebben die de herinnering aan Jean-Pierre altijd levendig zal houden. En ik zal altijd meehelpen en aan de kar duwen. Zo zal ik altijd een beetje verbonden blijven met Jean-Pierre.”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier