Op de Mercator met filmmaker Dominique Deruddere: “Het lijkt niet zo, maar ik werk nog altijd hard”

Dominique Deruddere en zijn gezin beleefden in de jaren ‘80 en ‘90 al mooie tijden in Oostende. © EFO
Edwin Fontaine
Edwin Fontaine Medewerker KW

Filmmaker Dominique Deruddere (66) is na 15 jaar in de States terug in ons land. Hij koos voor Oostende, de stad die hij al van in de jaren ‘80 kent en zag evolueren. Zijn vriendschap met Arno lag mee aan de basis van het Filmfestival.

“Ik ben hier jaren terug aan boord geweest voor een cocktailparty van het filmfestival”, herinnert Dominique Deruddere zich als hij aan boord stapt van de driemaster. “De nieuwe ligplaats langs de kade lijkt me veel beter omdat het toegankelijker is. Het zal wel zorgen voor meer bezoekers.” Hij geeft meteen een tip om goed West-Vlaams te spreken: “Je tong uitsteken en geld zeggen. Dat leerde Arno me.” (lacht)

Wanneer heb je Oostende leren kennen?

“Ik weet nog goed hoe ik als twaalfjarige voor het eerst de zee zag op een reis met de mutualiteit. Als 18-jarige kwam ik met vrienden naar Blankenberge. Oostende leerde ik pas als 24-jarige kennen door Arno. Begin jaren ‘90 kochten we, toen de kinderen geboren werden, een appartement in de Vlaanderenstraat, vlakbij het Ensorhuis. We woonden toen in Brussel, maar zaten elk weekend in Oostende. Ik was hier erg graag en vond hier rust. Na lange wandelingen schreef ik ook beter. Geleidelijk aan kwam ik dan halve weken naar Oostende om geïsoleerd te kunnen schrijven. Mijn vrouw en kinderen kwamen er dan in het weekend bij. Het was een heel mooie tijd, waar wat abrupt een eind aan kwam. In 1997 maakte ik Hombres Complicados. Deze film schreef, regisseerde en financierde ik zelf. Maar de film sloeg niet aan zoals we verwacht hadden. Om de schulden te kunnen betalen, hebben we toen het appartement moeten verkopen. We bleven nadien wel naar Oostende komen, maar hadden niet meer onze eigen stek.”

Je woonde jarenlang in de Verenigde Staten, maar koos ervoor om naar Oostende te verhuizen. Bevalt het een beetje?

“We hadden het voorbije anderhalf jaar veel regen. Dat is wel even wennen als je vanuit het zonnige Los Angeles komt. In de loop der jaren verdwenen toch wel wat zaken in Oostende. Eén van mijn favoriete plekken was de brasserie Beaufort op de kop van het Westerstaketsel. Het was magnifiek om daar te zitten. En ook de restaurants Stad Kortrijk in de Langestraat bij Reneetje en ’t Landhuys in de Hertstraat zijn verdwenen. Maar ik ontdekte via het overzetbootje dan weer wel de Oosteroever. Het is een goede zaak dat daar ook een ontwikkeling is en er leven komt. De Grote Post en het Kursaal zijn fantastische plekken, maar de programmatie mag voor mij iets spannender of pittiger.”

Blijf je definitief in Oostende?

“Definitief? (lacht) Dat is een groot woord. In 2007, na de film Firmin, zijn we verhuisd naar de USA. De bedoeling was dat we er een jaar zouden blijven en ik er een film zou maken. Maar net toen we aankwamen, was er een grote staking in de filmindustrie, waardoor alles vertraagd werd. We bleven uiteindelijk wel 15 jaar in de USA. Ondertussen waren we wel regelmatig in België. Ik heb hier in 2014 ook Flying Home gedraaid. Toen we beslisten om terug te keren, vielen Antwerpen en Gent snel af als opties en bleven de zustersteden Brussel en Oostende over. Met ons budget hadden we een ruimere woning in Oostende. We zullen regelmatig de USA bezoeken om onze zoon te zien. We kiezen voor the best of both worlds. We wonen nu al anderhalf jaar in Oostende en ik volg het leven. Theater aan Zee en het Filmfestival zijn fantastisch voor de stad.”

Je lag mee aan de basis van het Filmfestival van Oostende. Hoe zat dat in elkaar?

“Toen eind jaren ‘90 Hombres Complicados niet geselecteerd was voor het filmfestival van Cannes was ik daar echt pissed off over. Op café zei ik kniezend tegen Arno dat we dan maar zelf een filmfestival moesten beginnen. Het lollige idee werd na verloop van tijd concreter. We zagen mogelijkheden in het Kursaal en de Rialto in de Langestraat en de stad had ook hotels en een luchthaven. Zo werd onze zattemansklap een plan. Toen dat later ter ore kwam van Toerismedirecteur Peter Craeymeersch, contacteerde hij ons. Uiteraard vonden we het een goed idee. Arno werd de eerste master in 2007.”

Hoe heb je het filmfestival zien evolueren? Waarom was je nog nooit master van het Festival?

“Het Filmfestival groeide gestaag en bloeit nu volop. Ik heb een ster op de Zeedijk en spijtig genoeg passeer ik daar elke dag (lacht). Ik volg het filmfestival uiteraard wel en ze doen het goed. Ik was inderdaad nog geen master, maar ben natuurlijk ook lang weg geweest. Uit het oog, uit het hart. Dat is gewoon zo en dat neem ik niemand kwalijk. De keuze voor de master heeft ook te maken met populariteit. Een master moet publiek en pers lokken. Ik ben geen vragende partij om master te zijn, maar als ze me vragen, zou ik het wel doen. Het was mooi dat mijn recentste film, The Chapel, vorig jaar de openingsfilm was van het festival.”

Je had een jarenlange vriendschap met Arno en maakte de driedelige documentaire Charlatan over hem. Hoe was dat?

“Van de producers Borgerhoff en Lamberigts kreeg ik de vraag om een docu te maken over Arno toen hij 70 werd. Maar ik hield de boot af omdat ik hem te goed ken. Hij belde me daarover, maar ik zei dat ik het niet zou doen. Ik hoorde in zijn stem een kleine teleurstelling. Toen hij me nadien belde met de diagnose van pancreaskanker, vond ik dat de docu moest gemaakt worden. Ik polste of hij dat graag zou hebben. En in zijn typische stijl zei hij ‘e bi joak’ (lacht). Tijdens de opnames was hij nog goed en we filmden ook in Oostende. De docu kwam er in 2021 en werd ook vertoond op het Filmfestival.”

Je schreef je memoires Met de helm geboren, waaruit blijkt dat je altijd al gebeten was door film. Waar ben je nu mee bezig?

“Ik ben officieel met pensioen. En het lijkt niet zo, maar ik werk nog altijd hard (lacht). Ik schrijf veel. Ik zou die dingen zelf kunnen verfilmen of bezorgen aan mensen die ik vertrouw om er iets mee te doen. Er zijn in België te veel goede filmmakers voor een te klein budget. Daarom is er ook zo’n lange wachttijd vooraleer projecten kunnen gerealiseerd worden. Maar er is heel veel talent in ons land.”

Bio

Privé: geboren op 15 juni 1957 in Turnhout. Getrouwd met Lorette Meus, twee zonen.

Opleiding en loopbaan: Atheneum van Leopolsdburg. Hogere studies aan het RITCS en Sint-Lucas. Regisseur van een tiental films, waaronder Crazy Love, het Oscar-genomineerde Iedereen Beroemd en The Chapel. Acteur, scenarioschrijver. Maker van documentaires over Will Tura en Arno.

Vrije tijd: golf, wandelen.

Lees meer over:

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier